Vlucht (deel 6)

Ik maakte me zorgen. Om mezelf. Om Ward. Hij keek me met een angstige blik aan toen de agent mij meenam naar een andere kamer.
‘Mathijs? Wat gaat er gebeuren?’
‘Niets,’ zei ik zo gewoon mogelijk. ‘Gewoon doen wat ze vragen, gewoon vertellen wat er gebeurd is.’
‘Mond houden,’ zei de agent en trok me aan mijn mouw de kamer uit.
Het laatste wat ik zag voor de deur dichtging was het verwarde gezicht van Ward.

‘Goed,’ zei de agent, ‘we gaan het verhaal nog eens doornemen.’
‘Dat heb ik net toch allemaal al verteld?’
‘Dan vertel je het nog maar een keer,’ zei hij spottend terwijl hij over de tafel hangend mij recht in de ogen keek.
Ik deed mijn hele verhaal weer. Ik zag aan zijn gezicht dat hij me niet geloofde.
‘En jij had er natuurlijk helemaal niets mee te maken. Jij liep daar maar toevallig?’
‘Ja,’ zei ik.
‘Die man dacht eerst ook dat je er iets mee te maken had. Ben je niet met die tas terug gelopen omdat hij jou ingehaald had?’
‘Nee.’
‘Verstopt onder een auto om het later terug te halen?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Als ik zo jouw geschiedenis doorkijk heb ik toch moeite om je te geloven.’
‘Door die geschiedenis zag ik juist wat er ging gebeuren. Ik had hem al meteen in de gaten en had ook gezien dat die tas daar in die auto lag.’
Hij glimlachte een keer. ‘En wat heeft die vriend van jou voor een aandeel in het verhaal?’
Ik schrok en dacht aan Ward. Als ze die ook nog gingen verdenken dan liep het echt uit de hand. Zijn ouders zouden in alle staten zijn.
‘Niets, we zouden samen naar de film gaan. Die had eerst helemaal niets in de gaten. Ik hield hem tegen, we gingen langzamer lopen omdat ik die jongen niet vertrouwde.’
Weer die glimlach. Ik vroeg me af wat ze allemaal aan Ward zouden vragen. Wat ze hem over mij zouden vertellen. Of ze hem snel zouden laten gaan. Zouden ze zijn ouders bellen? Hadden ze mijn pleegouders al gebeld?
‘Waar had je die laptop willen laten als het gelukt was?’
Ik schrok op uit mijn gedachten toen die vraag gesteld werd.
‘Nergens. Ik wilde hem niet jatten. Ik zag het gebeuren, ik wilde die jongen juist tegenhouden,’ zei ik geërgerd.
‘Tuurlijk. Ineens ga je je collega’s verlinken.’
Ik zuchtte een keer. Dit ging nergens meer over.
‘Waar ken je die jongen eigenlijk van? Je kunt ons maar beter vertellen wie het was.’
‘Ik ken hem niet,’ zei ik kwaad, ‘nog nooit eerder gezien.’
‘Als je niet meewerkt, kun je gaan nadenken in de cel,’ zei hij dreigend. ‘We laten je pas gaan als je de waarheid hebt verteld.’
‘Dan kun je me nu laten gaan. Dit was de waarheid.’
Hij stond op. ‘Jij blijft hier nog even zitten.’

Ik had mijn hoofd op tafel gelegd, mijn armen gekruist er onder. Ik baalde, vloekte van binnen. Ik had gewoon door moeten lopen, het gewoon moeten laten gebeuren, me er niet mee moeten bemoeien. Ik kijk voortaan wel uit om iets goeds te doen. Ik keek op toen een andere agent binnen kwam.
‘Vertel mij nou eens precies hoe het gegaan is.’
Ik zuchtte. Daar gaan we weer. Na het verhaal keek hij me veelbetekenend aan.
‘Dat hebben jullie goed met elkaar afgesproken.’
‘Wat?’
‘Dit verhaal. Jullie vertellen precies hetzelfde.’
‘Omdat het ook zo is, misschien?’ vroeg ik kwaad.
‘Die man zegt anders dat hij jou en die andere jongen weg heeft zien lopen. Jou had ie nog net kunnen pakken.’
‘Ik rende die jongen achterna,’ zuchtte ik, ‘omdat ik zag wat er gebeurde. Maar het maakt niet uit, hè? Wat ik ook vertel. Jullie hebben mijn strafblad gezien, dus het is allemaal wel duidelijk. Ook gelezen dat ik er voor vastgezeten heb? Dat ik mijn boete gedaan heb? Dat ik nu ergens anders woon en dat ik opnieuw wil beginnen? Een normaal leven wil leiden? Ik krijg op deze manier de kans nog niet eens!’
‘Het is allemaal natuurlijk wel erg toevallig.’
‘Ja, dat is het zeker. Geloof me, als ik weer zoiets zie gebeuren loop ik gewoon door. Dan doen jullie het zelf maar!’
Ik werd kwaad. Wilde weg uit deze kamer.
‘Na al die jaren wil je ineens jouw leven beteren?’ Hij ging me nog uitdagen ook. ‘Jij zit te lang in dat wereldje. Met jouw ouders klopte het al niet.’
‘Die laat je er buiten. Dat zijn mijn ouders niet meer!’ schreeuwde ik.
‘Rustig, rustig,’ zei hij met een strak gezicht.
‘Rustig? Jij weet niet wat het is als je moeder voor het station aan je mouw staat te trekken voor een Euro, terwijl ze je niet eens herkent. Ze is mijn moeder niet meer!’
Hij keek een beetje bedeesd toen ik begon te janken.
‘Vertel nou eens precies wat er gebeurd is vandaag.’
‘Nee. Dat heb ik al drie keer gedaan. Als jullie me niet geloven, sluiten jullie me dan op vandaag?’
‘Als we denken dat je het gedaan hebt, dan is die kans groot ja.’
‘Dan doe dat nu maar. Ik heb hier geen zin meer in. Sluit me maar op. Ik heb mijn verhaal verteld. Ik wil even niets meer.’
‘Maar wie was die jongen dan?’
‘Nogmaals, dat weet ik niet. En als het nou allemaal zou kloppen wat jullie denken, wat zou Ward daar dan nog doen? Als wij er nou echt wat mee te maken zouden hebben, zou die dan braaf blijven staan? Denk na.’
De agent keek me alleen maar aan.
‘Sluit me nu maar op,’ zei ik.
‘Jij vraagt zelf of we je op sluiten?’
‘Ja, hier komen we toch niet verder. Ik wil even alleen zijn. Sinds je over mijn moeder begon.’

Een half uur later zat ik nog steeds in de kamer. Alleen, dat wel. Ik had mijn hoofd weer op de tafel gelegd. Ward spookte door mijn hoofd. Zouden ze die nu ook zo doorzagen? Ik hoopte maar dat hij niet in paniek zou raken. Een klop op de deur en de agent stond weer binnen.
‘Loop maar mee, je gaat een nacht achter de deur.’
Ik keek hem vragend aan.
‘Jouw vriend wordt opgehaald door zijn ouders.’ Alsof hij mijn gedachten kon lezen. ‘We geloven dat hij er niets mee te maken heeft. Hij was erg geschrokken dat jij je met dit soort zaken bezig houdt.’
‘Godverdomme,’ mompelde ik.
‘Schoenveters en broekriem inleveren.’
‘Ik weet het,’ zuchtte ik.
Dat zorgde ervoor dat de agent glimlachte.

Ik had een onrustige nacht. Ik had bedankt voor het avondeten, ik had geen honger. Die kwam midden in de nacht dus toch. Alles was al duizend keer door mijn hoofd gegaan. Daar kwam een rammelende maag ook nog bij. Ik vroeg me af wat voor problemen Ward had gehad met zijn ouders. Dat zal niet te flauw zijn geweest, zijn ouders kennende. Hadden ze mijn pleegouders eigenlijk wel gebeld? Vast wel. Zonder ook maar 5 minuten slaap begon ik aan het ontbijt. Boterham, plastic beker thee. Te weinig voor mijn maag. De honger bleef. Na een uur staren naar het plafond knarste het slot van de deur.
‘Opstaan, jongen, je kunt gaan.’
‘Gaan?’
‘Ja, gaan. Naar huis. We hebben al gebeld, ze komen je zo halen.’
In dezelfde kamer als de dag ervoor reeg ik de veters weer in mijn schoenen. Met mijn jas aan bleef ik wachten. Mijn pleegouders kwamen met een agent binnen. Mijn pleegmoeder gaf me een kus, mijn pleegvader kneep in mijn schouder.
‘Als je even wilt tekenen dat je al jouw persoonlijke bezittingen weer terug hebt, dan kun je gaan,’ zei de agent.
‘Hoe gaat het nu verder?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Niet. We hebben de jongen van gisteren te pakken.’
Ik keek hem verbaasd aan.
‘We hebben het signalement dat jij en jouw vriend gaven eens door ons archief gehaald. Na een bezoekje thuis hadden we hem snel. Hij had wat schaafwonden, toen we daar over begonnen gaf hij snel toe.’
‘Hadden jullie dat niet beter meteen gedaan gisteren?’ vroeg ik.
‘Zoiets kost tijd,’ ontweek hij me.
‘Komt die jongen ooit van dat stempel af?’ vroeg mijn pleegmoeder dringend.
Daar had de agent geen antwoord op. Hij ontweek haar blik.
‘Nou, tekenen, Mathijs, we zijn klaar hier,’ zei ze terwijl ze al opstond.

Met een zucht ging ik in de auto zitten. Ik wilde naar huis. Ik wilde Ward zien.
‘Dat zou ik maar even niet doen,’ zei mijn pleegmoeder toen we thuis waren.
Ik snapte de hint. ‘Problemen?’
‘Zijn moeder belde me gisteravond op. Ze hadden Ward net van het bureau gehaald. Het leek haar beter dat Ward geen contact meer met jou had. Je zou alleen maar een slechte invloed op hem hebben.’
Ik keek alleen maar strak voor me uit. Ik was kwaad. Ook zij hadden meteen hun oordeel klaar.
‘Dat kunnen ze niet maken,’ zei ik toen fel.
‘Dat verander je niet, Mathijs.’
‘Het is niet eerlijk!’
‘Alsof ze hem bij jou weg kunnen houden op school,’ knipoogde ze.
Daar glimlachte ik weer van. Ik kon bijna niet wachten tot de volgende dag. Dan zou ik hem vanzelf weer zien op school.

Ward ontweek me de volgende dag. Ik trok hem aan zijn mouw toen hij naar binnen liep.
‘Ward, wacht even.’
‘Ik mag niet meer met je omgaan,’ zei hij zacht.
‘Nou en? Dat kunnen ze hier toch niet controleren.’
Ward haalde een keer zijn schouders op.
‘Wat hebben ze allemaal gezegd op het bureau?’
‘Ik moest wel duizend keer hetzelfde verhaal vertellen. Ze geloofde me niet.’
‘En verder?’
‘Of ik wel wist wie jij was. Of ik wist dat je vastgezeten had.’
‘Kut.’ Ik zuchtte.
‘Is dat waar?’
Ik knikte.
‘Wat had je gedaan?’
‘Wat niet, Ward. Winkeldiefstal, autokraken, drugs gesmokkeld naar het buitenland.’
Ward zijn mond viel open.
‘Daarom had ik die jongen ook meteen in de gaten zaterdag. Ik heb er voor gezeten en wil hier gewoon helemaal opnieuw beginnen. Maar veel kansen krijg ik niet, het blijft me achtervolgen, lijkt het wel.’
‘Mijn ouders waren laaiend.’
‘Kan ik me voorstellen. Sorry.’
Ward haalde zijn schouders op en draaide zich al om. ‘Ik moet weer verder.’
‘Dat wil ik ook,’ mompelde ik toen ik hem weg zag lopen.
Ik zat nog geen half uur in de eerste les toen ik eruit gehaald werd door de conciërge. Ik voelde al waar het heen ging. Ik moest bij de directeur komen. Die keek niet vrolijk toen ik zijn kamer binnen liep.
‘Mathijs, ga zitten.’
Onzeker pakte ik een stoel.
‘Ik ben net gebeld. Ik hoorde dat je op het politiebureau hebt gezeten afgelopen weekend?’
Ik knikte.
‘Dat kunnen we hier niet tolereren, ik had je gewaarschuwd.’
‘Het was een misverstand,’ zei ik.
‘Dat kunnen ze allemaal wel zeggen.’
‘Ik zag hoe een jongen een autoruit insloeg en ben hem achterna gerend. Toen de politie zag wie ik was geloofden ze me niet meer.’
‘Waar rook is, is vuur.’
‘Ik had er echt niets mee te maken.’
‘Door jou is er een andere jongen bij betrokken geraakt. Ik had zijn moeder aan de telefoon vanmorgen en die was niet erg te spreken over de gang van zaken.’
‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘O, dat toch nog wel? Dat valt dan weer mee. Ze wilde niet dat jullie nog met elkaar omgingen. Ik heb haar beloofd dat het ook hier op school niet zou gebeuren.’
Ik zuchtte.
‘Bovendien lijkt het me beter dat je helemaal geen contact meer hebt met onze leerlingen. Ik stuur je nu dan ook naar huis. Ik zal met de decaan overleggen wat er met je moet gebeuren en of we jou hier nog toe kunnen laten op onze school.’
‘Dat is niet eerlijk.’
‘Niet zo’n toon tegen mij.’
‘Waarom belt u dan niet met de politie, die kunnen uitleggen dat het een misverstand was. Ik heb niets misdaan. Ik probeerde juist die jongen tegen te houden.’
‘Je hoort nog van ons,’ zei hij en maakte een gebaar naar de deur.
Ik was kwaad. Woest trapte ik op mijn pedalen. Alsof alles om mij heen ingestort was. Ik fietste meteen naar huis. In het dorp zag ik mensen kijken. Dit keer was het geen verbeelding, die hadden al genoeg gehoord. Mijn pleegmoeder wachtte me al op.
‘De directeur had me al gebeld,’ zei ze toen ze me aan de keukentafel zette met een grote kop thee.
‘Eikel dat het is.’
‘Mathijs….’
‘Hij gelooft me gewoon niet. Gaat af op de wilde verhalen die de moeder van Ward rondstrooit. Ik heb gezegd dat hij maar naar de politie moest bellen. Het enige wat hij deed was naar de deur wijzen.’
‘Ik heb het hem ook proberen uit te leggen. Hij wou er nog niet aan.’
‘Een lul is het.’
‘Mathijs!’
Kwaad nam ik een grote slok en verslikte me.
‘Heet, vers gezet.’ Ze grijnsde. ‘Maar hier is de school nog niet mee klaar, geloof me. Ik heb Mieke al gebeld. Die komt vanmiddag. Ik ga straks even naar het bureau om een kopie van het proces verbaal op te halen waar in staat dat het een misverstand is. Die zouden ze voor me klaar leggen.’
‘Heb je daar al naar gebeld dan?’
‘Wat dacht je,’ zei ze strijdbaar, ‘je denkt toch niet dat ik jou van die school laat trappen omdat je iets gedaan hebt waar iedereen juist trots op moet zijn? Dat gaan Mieke en ik die directeur eens fijn onder zijn neus wrijven.’
Ik glimlachte weer. Een beetje.

Ik was op van de zenuwen. Mieke en mijn pleegmoeder waren al twee uur weg. Het zal een flink gesprek zijn daar op school. Ik had geen idee of de missie zou slagen. Toen ik de auto de straat in hoorde rijden vloog ik naar de voordeur en wachtte ze op. Ze lachten allebei.
‘Jij kunt morgen weer naar school,’ zei Mieke glimlachend.

Ik kon gewoon de lessen in. Ik heb de directeur de hele dag niet gezien. Ward wel, en die bleef op een afstandje. Instructies van moeder, dat kon niet missen. Ik baalde. Ik wilde hem nog zoveel uitleggen. Na school zorgde ik dat ik achter hem naar huis reed. Een eindje van school haalde ik hem in.
‘Ward, wacht even.’
Hij hield in tot ik naast hem fietste.
‘Sorry dat ik het je nooit verteld heb.’
‘Geeft niet.’
‘Ik ben er ook niet echt trots op.’
Hij glimlachte.
‘Kunnen we zaterdag niet ergens afspreken? Je bent de enige vriend hier die ik heb.’
‘Ik mag niet meer met je omgaan.’
Hij was kortaf, merkte ik, afstandelijk. Hij voelde zich duidelijk niet op zijn gemak.
‘Hoeven ze toch niet te merken,’ probeerde ik te glimlachen.
‘Kunnen we beter niet doen,’ zei hij. ‘Als ze er achterkomen heb ik echt een probleem.’
‘Ward, ik wil het je uitleggen. Ik wil het achter me laten.’
Hij keek stuurs voor zich uit en trapte gewoon door.
‘Ward, kom op.’
‘Beter van niet,’ zei hij. ‘Komende tijd niet in ieder geval.’
Voor ik iets kon zeggen versnelde hij. Ik snapte de hint en bleef achter. Hij vertrouwde me niet, ik zag het aan hem. Als hij alles vooraf had geweten waren we nooit vrienden geworden. Dat deed zeer. De dag erna op school heb ik het nog één keer geprobeerd. Gevraagd of hij kwaad was. Dat was hij niet, vertelde hij me, hij mocht gewoon niet met me omgaan. Punt.

Het wende snel. Na een dag wist ik niet beter. Ik was weer alleen, ging mijn eigen gang op school. Het verhaal was rond gegaan, dat voelde ik. Af en toe viel er een opmerking van een andere leerling. Opvallend genoeg niet van de groep populaire jongens, het leek wel of ze respect hadden ineens voor me. Ward zag ik alleen maar kijken. Wist ik maar wat hij dacht. Ik heb hem nog aan proberen te spreken, maar dat kapte hij af. Geen contact, orders van boven. Ik baalde er van. Hij betekende wat voor me. Meer dan dat.

Het hele verhaal had ik ook aan Justin verteld, op MSN. Hij stelde meteen voor om op zaterdag een film te pakken in Utrecht. Daar had ik wel zin in. Ik moest mijn verhaal kwijt. Bovendien laaide meteen het hele verliefdheidsgevoel weer op. Hij begreep me tenminste. Met vlinders in mijn buik zat ik in de trein, liep ik de grote hal van het centraal station door, naar de loketten. Hij stond er al. Ik kon het niet tegenhouden, ik pakte hem meteen vast en gaf hem een kus. Hij grijnsde alleen maar. Het werd een kopie van alle dagen die we daar samen gehad hadden.
‘Maar hoe gaat het nou met je?’ vroeg hij toen we in een café zaten.
‘Gaat wel,’ zei ik. ‘Ik was vooral kwaad. Maar ze laten me met rust, dat is het belangrijkste.’
Hij pakte over de tafel mijn hand.
‘Hoe gaat het met jou?’
‘Goed,’ glimlachte hij. ‘Die nieuwe school is een verademing. Veel nieuwe vrienden gemaakt.’
Ik kneep in zijn hand en glimlachte. ‘Filmpje pikken straks?’
Een paar uur later plofte ik naast hem in een stoel op de achterste rij. Mijn schouder leunde tegen die van hem. Hij leunde meteen terug. Nog voor de film begon had ik hem naar me toe getrokken en hem een kus gegeven. Hij antwoordde meteen. Bij het begin van de film draaide onze tongen om elkaar heen. Ik zuchtte door mijn neus. Ik had hem gemist. Zo te voelen hij mij ook. Mijn hand gleed onder zijn shirt en streelde zijn huid. Hij was warm. En nerveus, merkte ik. Dicht tegen elkaar keken we naar de film. Af en te een kus. Verder niets. Na de bioscoop dronken we nog wat in een café. Snel, want hij moest op tijd een trein terug naar huis hebben.
Achter een pilaar zoenden we weer. Nog een paar minuten voor zijn trein zou komen.
‘Ik heb je gemist,’ kuste ik.
Mijn hand gleed over zijn kruis en kneep hem zachtjes hard. Hij kreunde. Zijn hand wreef over mijn opgewonden broek. Ik zuchtte en zoende hem wild.
‘Eigenlijk moeten we dit niet doen,’ fluisterde hij.
‘Waarom niet, het is nog net zo lekker als eerst.’
‘Omdat mijn vriend hier niet om kan lachen,’ zei hij zacht in mijn oor.
Ik verstijfde. ‘Je wàt?’
Hij liet me schuldbewust los. ‘Sorry.’
‘En dat vertel je me nu pas?’
Hij haalde zijn schouders op en probeerde te lachen.
‘Sinds wanneer?’
‘Al een tijdje.’
‘Ik zie je wel weer een keer,’ kuste ik hem en draaide me om.
‘Mathijs!’
Ik reageerde niet meer en liep door. Trap op, zoeken naar mijn perron. Ik voelde me verlaten. Voor de gek gehouden. Die wilde ik de komende tijd even niet meer zien of spreken. Hij had een vriend. Leuk voor hem, dat wel. Als hij het me meteen verteld zou hebben was ik nog blij voor hem geweest ook. Maar nu? Hij had me gezoend, gestreeld, hij had mijn hand toegelaten. Zonder iets te zeggen. Lul. In de trein legde ik mijn hoofd tegen het raam en staarde naar de rechte lijn van de rails die voorbij raasde. Af en toe knipperden mijn ogen bij een wissel. Waarom had hij het me niet meteen verteld? Dan was er niets aan de hand geweest. Goed, ik zou een beetje teleurgesteld zijn, maar nu voelde ik me gewoon gebruikt. Ik zuchtte een keer en sloot mijn ogen. Iedereen leek van mij weg te lopen. Ward, Justin, Rico… Waarom dacht ik nou ineens aan Rico?

Mijn humeur zakte met het uur. Ik had me alles heel anders voorgesteld. Alles leek steeds meer op mijn oude leven. Half verstoten, niemand die om mij gaf. Ik was een rare, vonden ze. Schuine blikken, geen woorden. Ward ontweek me, maar als hij keek zag ik hem denken. Af en toe zeiden we nog hallo tegen elkaar, als het echt niet anders kon. Maar hij zei tenminste nog wat. Soms. Nadat ik thuiskwam ben ik meteen naar boven gegaan. Ik sloot me op op mijn kamer, de wereld mocht van mij wel ontploffen. Binnen een week was ik Ward kwijt, en Justin opnieuw. Het was even teveel. Op mijn kamer draaide ik wat muziek, probeerde mijn gedachten te verzetten. Justin hoefde ik niet meer te zien. Hij belde me nog op toen ik net thuis was maar ik had hem niet veel te vertellen. Een week geleden zat ik in de cel. Mijn kamer voelde niet veel anders. Ik sloot mijn ogen.
‘Mathijs, kom je even naar beneden?’ maakte mijn pleegmoeder me wakker na een uur.
‘Nee, laat mij maar,’ zei ik.
‘Er is bezoek voor je.’
‘Wie?’ vroeg ik kort.
‘Een man. Kom nou maar.’
Met tegenzin stond ik op van mijn bed en volgde mijn pleegmoeder naar beneden. In de bank zat een man. Ergens vaag kwam zijn gezicht me bekend voor.
‘Mathijs,’ zei hij terwijl hij opstond en mij een hand gaf.
‘Hallo,’ zei ik schuchter.
Hij pakte een bos bloemen die hij naast de bank had gelegd en gaf die aan mij. Ik keek er verbaasd naar.
‘Ik wil je bedanken,’ zei hij, ‘al is het een beetje laat.’
Ik snapte het nog niet helemaal.
‘Ik was zo stom om mijn laptop in mijn auto te laten liggen. Ik heb van de politie begrepen dat ik die dankzij jou nog heb.’
Daar werd ik verlegen van. Ik haalde mijn schouders op.
‘Niet zo bescheiden, jongen. Ik ben er heel blij mee dat je dat gedaan hebt.’
‘Daar denken veel mensen hier in het dorp anders over,’ mompelde ik.
Hij glimlachte. ‘Die verhalen heb ik ook gehoord. Zo lang wij maar weten hoe het zit, toch?’
Ik keek hem weer verbaasd aan.
‘Ik woon hier ook,’ lachte hij, ‘in de waterleliestraat.’
‘U bent de buurman van Ward,’ herkende ik hem ineens.
‘Klopt. Ik had je al eens zien fietsen.’
Ik glimlachte alleen maar en keek naar de bos bloemen.
‘Ik heb nog wat,’ zei hij, ‘kleinigheidje.’
Hij stak zijn hand in zijn binnenzak en gaf me een envelop. Ik keek er in en zag een CD-bon.
‘Dank u wel,’ antwoordde ik verlegen, ‘had u niet hoeven doen hoor.’
‘Ik vond van wel,’ zei hij lachend. ‘Doe er iets leuks mee.’
‘Wilt u koffie?’ vroeg mijn pleegmoeder.
‘Lekker,’ zei hij.
We gingen weer zitten en praatten nog even over het hele voorval. Hij vond het erg vervelend voor me dat ik er ook nog een dag voor had moeten zitten. Ook hij ergerde zich aan de verhalen die rondgingen. Toen hij weg ging gaf hij me een hand.
‘Ik zal mijn buren eens toevallig vertellen dat ik hier geweest ben met een bloemetje,’ knipoogde hij.
Ik grijnsde. Ik wilde die gezichten van Ward’s ouders wel eens zien. Met dat idee ging ik toch nog vrolijk naar bed.

Niet dat het meteen iets veranderde. Ward bleef me ontwijken. Stiekem had ik gehoopt dat zijn ouders tot inkeer zouden komen maar zo te zien was dat niet echt het geval. Kijken deed hij wel. Steeds vaker. Ik glimlachte dan, en af en toe glimlachte hij schuchter terug. Op donderdag zocht ik mijn sleutels toen ik thuis kwam, mijn pleegouders waren niet thuis. In mijn jaszak voelde ik een briefje, het viel op de grond toen ik mijn sleutels pakte. Verbaasd raapte ik het op en hield het in mijn hand tot ik binnen was. Ik hing mijn jas op, pakte wat te drinken uit de koelkast en vouwde het open.

Ik ga zaterdag naar de stad. Ik pak de trein van 11 uur. Kom je ook?

Onmiskenbaar Ward’s handschrift. Een warme gloed schoot door mijn buik, mijn hart klopte in mijn keel. Yes! Eindelijk!

De volgende dag had ik naar hem geknipoogd, het was lang geleden dat ik hem zo zag glimlachen. Nu stond ik op het station, ruim op tijd. Thuis had ik verteld dat ik alleen weg ging. Het regende. Ik stond te schuilen in een hokje op het perron. Achter me op de parkeerplaats stopte een auto. Ik hoorde een deur dichtslaan. Ward rende me voorbij naar een ander wachthokje. De auto bleef staan. Wachten tot hij ingestapt was. Ik durfde me niet om te draaien of naar Ward te kijken. Zouden ze gezien hebben dat ik het was? Grote kans van niet, het regende echt hard. De wind maakte mijn natte broek koud. Nog een paar minuten. Ik wachtte tot de trein stil stond en rende naar een deur. Veel te langzaam ging die open en ik sprong naar binnen. Geen Ward achter me. Even raakte ik in paniek. Het zou toch niet? Ik liep de coupe in en zag aan de andere kant de schuifdeur open gaan. Daar stond hij, hij lachte naar me. Halverwege de coupe ploften we op de bank, de trein reed alweer. We zeiden niets, we lachten alleen maar.
‘Blij je te zien,’ zei ik om de stilte te verbreken.
‘Ik ook.’ Hij glimlachte nog steeds.
Hij keek ondeugend. Hij deed iets wat niet mocht van zijn ouders. En zo te zien beviel het hem wel.
‘Sorry,’ zei hij toen.
‘Ik ook. Ik heb je flink in de problemen gebracht.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Af en toe schaam ik me voor mijn ouders.’
‘Niet doen.’
‘Ik schrok wel toen ik die verhalen hoorde over jou.’
‘Echt? Volgens mij had je al een vermoeden na dat bezoek aan het internaat.’
‘Een beetje. Maar niet dat het zo erg was.’
‘Ward, ik ben er niet trots op. Ik wil ook echt veranderen.’
‘Dat heb je toch al gedaan?’
Ik glimlachte. Hij besefte zich volgens mij maar half wat die opmerking voor mij betekende. Ik wist het nu zeker. Deze vriend wilde ik nooit meer kwijt. Hem had ik nodig.
‘Filmpje pikken?’ vroeg ik snel voor ik te sentimenteel kon worden.
‘Tuurlijk. Ik moet eerst nog even wat dingen kopen, maar dat is zo gebeurd.’
Het maakte me blij. Ik had er zin in.
‘Waarom durf je nu ineens wel met mij af te spreken?’
‘Weet ik niet. Wilde ik gewoon. Meteen na dat weekend al.’
Ik grijnsde.
‘Onze buurman is nog even langs geweest,’ zei hij. ‘Wist jij dat die laptop van hem was?’
‘Nee. Hij stond vorig weekeind ineens voor onze deur met een bos bloemen.’
Ward lachte. ‘Dat vertelde hij, ja. Je had het gezicht van mijn moeder moeten zien.’
‘Zei ze nog iets?’
‘Nee, helemaal niets. Ik zag haar denken.’
‘Ze doen maar,’ zei ik.
Ward sloeg een keer tegen mijn arm. ‘Wij gaan gewoon lekker onze eigen gang.’
‘Zo is het,’ lachte ik verbaasd.
‘Wat kijk je?’
‘Ben ik niet van je gewend dit. Kom, we moeten er uit.’
Lachend liepen we het station uit, op weg naar de winkelstraat. Hij bleef opvallend dicht in mijn buurt, wat ik absoluut niet erg vond. Het was opgehouden te regenen. Naast elkaar slenterden we door de winkelstraat. Voor me liep een vrouw, haar handtas losjes over de schouder, rits niet dicht. Ik zag haar portemonnee zo zitten. Ward trok aan mijn arm en keek in de etalage van een telefoonwinkel.
‘Ga je een telefoon kopen?’
‘Weet niet,’ haalde hij zijn schouders op.
‘Mag je dat?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Nee,’ zei hij balorig.
‘Binnen kijken?’
‘Is goed,’ zei hij.
Samen keken we rond.
‘Is toch allemaal te duur,’ zuchtte hij. ‘Kom, we gaan weer.’
Buiten was het weer gaan regenen. Diep weggedoken in onze jassen renden we naar de bioscoop. We kochten een kaartje en zochten een plaats op de achterste rij. Het was helemaal niet druk.
‘Lekker rustig,’ zei Ward.
‘Inderdaad,’ kuchte ik, denkend aan de keren dat ik met Justin naar de film was geweest.
Ik keek opzij en zag het lachende gezicht van Ward. Zijn haren waren nat, zijn wangen glommen nog van de regen en de koude wind. Ik had het warm. Erg warm. Ik wist het zeker. Hem wilde ik nooit meer kwijt. Ik dacht aan Justin en meteen weer aan Ward. Kon ik met hem ooit hetzelfde hebben als wat ik met Justin had gehad? Ik sloeg dicht. Dit ging een lange film worden. Nadat de film begonnen was keek ik af en toe opzij. Zijn half verlichtte gezicht. Ik werd gek. Maar ik kon het ook niet laten. Regelmatig keek ik, regelmatig keek hij ook terug. Die glinsterende ogen, die glimlach. Ik ging wat onderuit zitten, hing een beetje zijn kant op. Schoof nog wat verder onderuit tot ik zijn schouder tegen die van mij voelde. Warme gloed in mijn buik, hart bonkte in mijn keel. Ik keek weer even opzij, hij glimlachte terug, zijn gezicht dichtbij. Ik voelde zijn schouder wat zwaarder tegen mijn schouder. Hij ging tegenhangen! Mijn knie zwaaide langzaam zijn kant op tot ik die van hem gevonden had. Ook daar tegendruk. Mijn handen zweetten. Ik bewoog mijn knie een beetje, ze schuurden langs elkaar. Even stonden ze stil tegen elkaar, daarna voelde ik die van hem bewegen zonder dat ze elkaar loslieten. Mijn kruis stond strak. Ik ging weer wat verzitten, hing nog verder tegen hem aan. Ik liet mijn hoofd kantelen, niet veel later lag mijn hoofd tegen die van hem. Hetzelfde als met de knieën, af en toe wreven ze tegen elkaar. Eigenlijk wist ik al genoeg, maar ik kon me nog steeds niet voorstellen dat hij hetzelfde wilde als ik. Ik voelde zijn hoofd draaien, hij keek even naar me. Verlegen glimlachte ik terug. Snel lagen ze weer zoals ze daarvoor lagen, allebei starend naar de film. Hij had zijn hand op zijn been liggen. Ik legde mijn arm op de leuning en probeerde met de toppen van mijn vingers zijn hand aan te raken. Dat lukte, ik liet ze zachtjes op zijn hand rusten. Hij trok niet terug. Bewoog hij zijn hand nou? Hij keek weer, ik durfde even niet meer. Toen hij weer naar de film keek draaide ik mijn hoofd. Hij glimlachte, starend naar het doek. Waar ik de moed vandaan haalde wist ik niet maar ik boog me verder naar hem toe en drukte voorzichtig een korte kus op zijn koude wang. Zijn glimlach werd breder, zijn ademhaling onrustig. Toen keek hij me aan. Zijn ogen recht tegenover die van mij. Ik kuste hem weer, zachtjes op zijn mond. Hij kuste terug. Mijn arm gleed achter zijn rug, ik trok hem dichter tegen me aan. We kusten weer, voor hij weer terug kon trekken hield ik hem vast, hield mijn lippen op zijn mond. Onwennig liet hij mijn tong tussen zijn lippen. Daarna begreep hij snel wat de bedoeling was. Met het puntje van mijn tong vond ik die van hem. Ik liet ze langzaam draaien. Zijn hand kneep in mijn been. Hij kreunde zachtjes. Dit was nieuw voor hem, dat merkte ik wel. Dit zouden zijn ouders nooit goed vinden. Maar zo te merken beviel het hem prima.
© 2006 Oliver Kjelsson