Ik keek verbaasd, beledigd.
‘Wat denk je?’ zei ik half boos.
‘Jarno… Niet doen. Niet op mij. Ik ben alleen maar problemen.’
Ik werd dwars. ‘Als ik jou nou gewoon leuk vind… Kan ik daar wat aan doen? Godverdomme zeg. Je bent leuk, mooi, lief…’
Stijn lachte spottend. ‘Ik? Lief?’
‘Ja, jij ja!’
Hij grijnsde. Gespeeld, dat zag ik. Hij dacht na.
‘Sorry,’ zei ik voor mijn uitval.
‘Jij bent echt onverbeterlijk.’
Ik keek hem aan en zag dat hij glimlachte.
‘Je bent lief, echt.’ Hij zei het zacht. ‘Té lief.’
‘Wat voel jij voor mij?’ vroeg ik.
‘Niet naar vragen.’
‘Ik kan het wel raden, Stijn. Die middag bij André, daarna in het park… Waarom zou het niet kunnen?’
‘Ik leef hier, Jarno. Ik wil niet dat jij je zorgen maakt om me. Als wij samen iets hebben dan doe je dat toch.’
‘Nou niet dan?’
‘Jarno, alsjeblieft.’
‘Te laat Stijn. Je had me nooit mee moeten nemen naar André. Niet mee moeten nemen terug naar het park.’
‘Nee, dat had ik niet moeten doen.’
‘Waarom deed je dat dan?’
Stijn zuchtte.
‘Nou?’
Hij keek weer strak. ‘Ik had het geld nodig.’
‘Gelul.’
‘Oké, gelul. Ik vond je leuk. Al lang. Op school al. Nou je zin?’
Ik was even uit het veld geslagen. Stijn keek van me weg.
‘Echt?’
Hij keek op en knikte. Ik zette de paar stappen naar hem toe.
‘Jarno, niet doen.’
Ik deed het toch. Ik pakte hem vast en kuste hem. Stijn gaf heel even toe, daarna duwde hij me van zich af.
‘Ik beloof je, als ik uit deze shit ben dan kom ik naar je toe. Maar niet eerder. Ga. Maak het nou niet moeilijker dan het is.’
Ik wilde nog iets zeggen maar hij had zich omgedraaid en liep weg.
‘Stijn!’
Hij zei niets meer, draaide zich niet meer om. Ik pakte mijn fiets en reed hem achterna.
‘Waar ga je naar toe?’
‘Naar huis.’
‘Spring achterop. Kom.’
Hij twijfelde, maar hij deed het toch. Samen reden we het park uit, hij wees me de weg naar zijn huis.
‘Heb je nog niets verdiend vandaag. Sorry.’
‘Ik red me wel.’
‘Wordt het morgen echt kutweer?’
Ik hoorde hem lachen achterop. ‘Verdiep je eens in het nieuws.’
‘Maar…’
‘Jarno, maak je geen zorgen. Misschien gaat het ook gewoon goed.’
‘Misschien.’
‘Ik moet er hier af.’
Ik remde, voor ik helemaal stil stond sprong hij al van mijn fiets.
‘Deze straat,’ zei hij.
‘Echt geen geld hebben?’
‘Nee, ik red me wel.’ Hij gaf me snel een kus. ‘Jij bent gek,’ glimlachte hij.
Ik keek hem na, tot hij de hoek om was.
De volgende dag begonnen de gewone lessen. Stijn zat aan de andere kant van het lokaal. Hij zat helemaal achterin, ik kon hem niet zien. Toch kon ik het niet laten af en toe achterom te kijken. Hij keek stoïcijns voor zich uit. Er was iets in zijn gezicht. Hij zat ergens mee, dat kon ik zien. In de pauze stond hij bij wat andere jongens, ik bij mijn groepje. We keken af en toe naar elkaar. Ik kreeg hem ook niet meer uit mijn gedachten. Zeker niet na dat laatste gesprek. Hij was verliefd op me. Geweest of nog steeds? Ik wist het niet. Hij sloot zich voor alles af.
‘Doe dan een keer wat speciaals voor hem,’ zei Jorick.
Ik had hem alles verteld en hij vond het te gek dat Stijn ook wat voor mij voelde.
‘Wat dan?’
‘Weet ik veel. Verzin iets, jij kent hem beter dan ik.’
‘Hij wil niks.’
‘Dwing hem dan. Jullie gingen toch wel eens wat eten op het station? Neem hem in het weekend nog een keer mee.’
‘Als hij dat wil.’
‘Slaapt hij er in het weekend ook?’
‘Als het nodig is.’
‘Jullie gingen altijd vroeg slapen, zei je. Nou, zeg thuis dat je bij mij bent en ga dan van hieruit naar het park. Jouw ouders weten dat we het laat maken in het weekend, die vermoeden niets. Jij gaat van hieruit naar het park, besluipt hem en je kust Doornroosje wakker.’
Ik lachte. ‘Gek.’
‘Vind je?’
Ik staarde voor me uit. Nee, eigenlijk niet. Hoe meer ik er over nadacht, hoe beter ik het plan begon te vinden. Ik moest alleen nadenken hoe ik het aan ging pakken.
Ik besloot hem maar gewoon te bellen op zaterdagochtend. Stomme zet waarschijnlijk, als hij mij naam zag op zijn telefoon nam hij toch niet op. Toch wilde ik het proberen. Ik liet hem tot aan zijn voicemail over gaan, een kwartier later nog een keer. Hij nam niet op. Kon van alles betekenen natuurlijk, maar het verbaasde me niet. Dan zat er niets anders op. Zoeken. Ik reed als eerste naar het park. Waar moest ik anders beginnen? Het was er druk. Veel gezinnen rond de speeltuin, in het verboden stuk zag ik wat jongens lopen. Na een dag of drie regenbuien was het nu een stuk beter. Nog niet heel warm, maar in ieder geval droog. Ik zag Stijn nergens. Bij mijn tweede ronde zag ik hem ineens. Hij liep voor me, zand aan zijn schoenen. Ik trapte bij en ging naast hem rijden.
‘Hé, Stijn.’
‘Wat doe jij hier?’
‘Zin om wat te gaan eten?’
‘Te gaan eten?’
‘Ja, op het station.’
Hij glimlachte. ‘Waarom?’
‘Gewoon, ik verveelde me. En ik vond het altijd wel gezellig.’
Hij schudde zijn hoofd. Daarna ging hij achter mijn fiets lopen en sprong er op. Ik ging meteen sneller rijden. Hij deed het! Geen kans geven zich te bedenken. We reden snel, door de stad heen, naar het station. Stijn zei niets, die hield zich stevig vast. We hoefden niets te zeggen, ons tafeltje, waar we zo vaak gezeten hadden, was vrij. Stijn liep voor me en ging zitten. Ik pakte de kaart.
Stijn lachte. ‘Moet je nog kijken?’
‘Hetzelfde?’
‘Tuurlijk.’
We bestelden, namen een slok van onze cola.
‘Waar slaap je nu?’ vroeg ik.
‘Park,’ was het korte antwoord.
Ik keek begripvol.
‘Het lijkt wel of het steeds erger wordt.’
‘Jouw vader?’
Hij knikte.
‘Agressiever?’
‘Nee. Maar het gebeurt steeds vaker dat hij drinkt. Hij heeft weer eens het idee opgepakt om te gaan afkicken, met hulp. Maar daar is een wachtlijst voor en dan wordt hij nerveus. Alsof hij nog snel even zoveel mogelijk moet drinken omdat het nu nog kan.’
‘Gaat hij naar een kliniek?’
Stijn knikte.
‘En jij? Alleen in huis?’
Nu grijnsde hij. ‘Onder toezicht van een oom en tante.’
‘Toezicht?’
‘Nou ja, op papier. Anders gaat jeugdzorg zich er mee bemoeien.’
Ik keek vragend.
‘Laat maar, heel verhaal. We hebben het zo wel voor elkaar.’
Het eten werd voor ons neergezet. Stijn veegde een pluk rood haar van zijn voorhoofd en keek me aan.
‘Smakelijk.’
Ik lachte. ‘Jij ook.’
Hij at gulzig de eerste paar happen, alsof hij honger had. Daarna was hij rustiger.
‘Man, dit is lekker.’
‘Zoals altijd,’ zei ik.
Hij keek even naar buiten.
‘Weet je,’ zei hij toen, ‘dat zakenmannetje ontloopt me als de pest.’
‘Echt?’
‘Hij was er vanmorgen, ik was benieuwd wat hij zou doen.’ Stijn lachte. ‘Maar toen hij me zag draaide hij meteen om.’
‘Mooi zo.’
‘Met wie was je vanmorgen dan?’
Stijn keek me aan met grote ogen.
‘Sorry, ik had het niet moeten vragen.’
‘Hoe wist je het?’
‘Ik kon je eerst nergens vinden, daarna zag ik je ineens lopen, met zand aan je schoenen.’
Stijn glimlachte. ‘André.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Hij vroeg nog hoe het met je ging.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Goed. Hij vroeg voorzichtig of het er nog in zat dat we nog eens bij hem thuis…’
‘Echt?’
Hij knikte. ‘Zelfde bedrag.’
‘Nou…’
‘Nee Jarno. Dat doen we niet meer.’
‘Ik weet het.’
‘Jij moet daar niet eens over nadenken.’
‘Oké, oké,’ zei ik met mijn handen omhoog.
Stijn schoof zijn bord van zich af en ging achterover zitten met een grijns. Zijn mond, die pretogen van hem… Hij ging weer voorover zitten en keek serieus.
‘Niet zo verliefd kijken jij.’
‘Sorry.’
Hij lachte. ‘Is al goed. Zullen we zo weer eens gaan?’
We stonden op, ik rekende af en stopte lopend naar buiten mijn bankpas weg.
‘Rich boy.’
Ik pakte mijn fiets en knikte naar de bagagedrager.
‘Kom, spring achterop, dan beng ik je terug.’
Stijn liep achter me aan, pakte de bagagedrager en sprong erop. Mooi, tot zover ging mijn plan zoals het moest. Ik bedacht me, waarom zou ik tot de avond wachten? Misschien kon ik nu wel mee naar zijn slaapplek. Ik wilde hem. Dat ging niet door. Stijn was heel duidelijk bij de rand van het park. Hij ging het park in, ik ging naar huis. Met tegenzin nam ik afscheid van hem. Mijn kans kwam nog wel. Ik ging hem overvallen die avond.
Jorick keek lachend. Ik was nerveus. Om de paar minuten zat ik op mijn horloge te kijken.
‘Hoe laat ga je?’
‘Over een uur.’
‘Dan drink je nog wat.’
‘Ja, lekker,’ zei ik afwezig.
‘Man, ga vast naar hem toe,’ lachte hij weer.
‘Misschien is hij nog wakker.’
‘Nou en?’
Ik dacht na. ‘Ik wil zeker zijn dat hij slaapt.’
‘Je zit de hele tijd op jouw horloge te kijken, je bijt nagels… God, wat ben jij verliefd zeg!’
Ik glimlachte.
‘Vanmiddag ging toch ook goed?’
‘Ja.’
‘Nou dan.’
Hij liep zijn kamer uit en kwam een paar minuten later terug.
‘Hier. En als je dat op hebt dan ga je.’
Ik nam een slok cola. Met een schuin oog keek ik naar mijn rugzakje.
‘Wat heb je er allemaal in zitten?’
‘Ontbijtje voor hem.’
Jorick keek bijna vertederd. ‘Lief.’
‘Ik hoop maar dat hij het leuk vindt.’
‘Vast wel. Als ik in zo’n situatie zou zitten dan zou ik er heel blij mee zijn.’
‘Dan ken je Stijn nog niet.’
Ik leegde mijn glas en keek Jorick aan.
‘Er is maar één manier om er achter te komen of hij het leuk vindt.’
‘Ja,’ zei ik.
W stonden samen op. Jorick sloeg een arm om mijn schouder. ‘Succes.’
‘Dank je.’
Via een omweg reed ik de wijk uit. Ik wilde niet dat mijn ouders mij zagen. Ik verstopte mijn fiets aan de rand van het park en liep met mijn rugzakje over mijn schouder het donkere pad in. Het was rustig. Ik dacht er nog even aan om te wachten, maar daar zette ik me snel overheen. Ik moest niet door het midden, daar liep ik veel te veel risico om iemand van de nachtploeg tegen te komen. Via de achterkant besloop ik de slaapplek van Stijn. Ik deed zachtjes, zette stap voor stap mijn voeten neer. Schuivend, om niet ineens op een flinke tak te stappen die kon knakken. Mijn ogen waren aan de donkerte gewend. Het laatste stuk ging ik op mijn knieën. Ik was bijna bij de open plek. Tussen de bladeren door zag ik een bultje liggen. Hij was er. Ik zat naast hem, hij sliep. Zijn ogen dicht, gezicht redelijk ontspannen. Zijn haar zat in de war, alle kanten op, maar dat was altijd zo. Ik streek er een keer door heen en gaf hem meteen een kus op zijn wang. Daar schrok hij van.
‘Stijn,’ fluisterde ik.
Hij zat meteen rechtop.
‘Wat…?!’
‘Ssst, ik ben het.’
‘Godverdomme, gek. Ik schrik me kapot.’
Ik grinnikte.
‘Wat doe jij hier?’ Hij zag mijn rugzakje. ‘Nee hè?’
‘Nee, ik kom alleen maar hallo zeggen.’
‘Je bent gek.’
‘Ja. Ik heb een ontbijtje voor je bij, voor morgen.’
Zijn ogen werden groter. ‘Doe normaal.’
Ik trok een stuk deken strak en ging er op zitten. Ik maakte mijn rugzak open en haalde alles er uit. Het meeste zat in aluminiumfolie. Als laatste zette ik de thermosfles met koffie neer. Stijn zat naast me en bekeek het.
‘Jij bent echt gek.’ Hij glimlachte. ‘En lief.’
Hij gaf me een kus op mijn wang. Ik boog voorover en gaf hem een kus terug. Mijn hand lag toen al op zijn been.
‘Wat zit er in die thermosfles?’
‘Koffie. Zoals jij hem drinkt.’
‘Is die nog warm morgen?’
‘Niet loeiheet, maar warm genoeg.’
Hij glimlachte weer en schudde zijn hoofd. ‘Waarom doe je dit voor mij?’
‘Dat weet je,’ zei ik.
‘Jarno…’
‘Niet zeiken. Ik vind het leuk om te doen.’
‘Dan krijg je wel wat terug.’
‘Hoeft niet.’
‘O jawel,’ zei hij beslist.
Hij bukte voorover, langs me heen en trok een pastic zak uit de struiken. Hij haalde er een fles cola uit en draaide de dop eraf. Daarna gaf hij hem aan mij. Ik nam een slok en hoestte.
‘Ja, beetje teveel rum geloof ik,’ grijnsde hij.
‘Lul.’
‘Lekker, slaap je goed van.’
Hij nam een flinke slok en gaf de fles toen aan mij. Hij zat naast me en keek me aan.
‘Je bent lief, weet je dat?’
Ik keek verlegen.
‘Da’s nieuw voor me, dat iemand dat voor me is. Da’s raar.’
‘Wen er maar aan.’
‘Misschien moet ik dat eens doen.’
Nu keek ik hoopvol.
‘Als de situatie er voor is.’
Mijn gezicht betrok weer. Hij gaf me een kus, griste toen de fles ut mijn handen. Hij draaide de dop er weer op en stopte alles met het ontbijt terug in de plastic zak. Hij verstopte het weer en ging toen op de deken liggen.
‘Blijf je slapen?’
‘Dan heb ik een probleem thuis.’
‘Jammer.’
‘Ik kan er wel even bij komen liggen….’
Hij grinnikte en hield de deken voor me omhoog. Ik kroop tegen hem aan, voelde hoe zijn arm de deken om me heen sloeg.
‘Omdraaien, anders kun je hem niet dicht houden.’
Ik draaide me om, Stijn ging achter me tegen me aan liggen, arm om me heen. Hij zuchtte. Ik kneep voor me de twee stukken deken tegen elkaar.
‘Ik heb je gemist.’
‘Mij?”
‘Dit ligt veel lekkerder dan alleen.’
Hij hield me wat steviger vast. Zijn duim streelde over mijn borst. Ik pakte zijn hand en hield die vast. Hij zuchtte weer, een beetje trillend.
‘Stijn? Alles goed?’
‘Nee.’
Ik draaide me om en pakte hem vast. Hij probeerde zijn gezicht te verbergen. Ik hield zijn hoofd tussen mijn handen en keek hem aan. Hij keek strak, zijn ogen glinsterden.
‘Stijn…’
‘Ik ben moe,’ zei hij, ‘moe om altijd alles alleen te doen.’
‘Als jij wil dan ben ik er voor je.’
‘Ja, en dan? Dan help je mij en is er niets wat ik terug kan doen.’
‘Nou en?’
‘Doe normaal. Ik kan helemaal niets terug doen. Ik ga niet van jou profiteren.’
‘Laat mij het nou voor je doen.’
‘Hoe dan?’
‘Ik zorg dat je geld genoeg hebt om te eten. Dan hoef je daar in ieder geval niet meer voor ehh…’
‘Ik ga geen geld van je aannemen.’
‘Waarom niet? Als ik jou daar mee kan helpen.’
Hij duwde zijn hoofd tegen mijn hals.
‘Oké, ik verzin wel iets.’
Ik kuste zijn voorhoofd, hij kuste mijn hals terug. Ik voelde zijn vingers tegen mijn rug, ze bewogen zachtjes. Zijn schoen schuurde langs die van mij.
‘Kun je echt niet blijven?’
‘Ze worden gek morgenochtend als ik er niet ben.’
Hij mompelde nog wat. Zijn vingers kwamen tot stilstand en met een diepe zucht ontspande hij. Sliep hij nou? Heel zachtjes fluisterde ik zijn naam. Hij reageerde niet meer. Ik ging er nog eens goed voor liggen. Hij merkte dat ik bewoog en klampte zich nog wat steviger aan me vast. Zo kende ik hem niet. Hij was aanhankelijk, breekbaar. Ik gaf hem nog een kus op zijn voorhoofd wat een kleine tevreden kreun opleverde. Ik zou er alles voor over hebben om te kunnen blijven.
Dat gebeurde ook bijna. Ik was even ingedommeld. Gelukkig schrok ik toch wakker. Doordat ik bewoog deed Stijn ook zijn ogen open.
‘Ik moet zo gaan,’ fluisterde ik met een kus.
‘Hoe laat is het?’
‘Twee uur ’s nachts.’
Hij glimlachte.
‘Ik heb gezegd dat ik bij vrienden was, maar nu moet ik toch echt naar huis.’
Hij hield me stevig vast, ik lachte.
‘Heel even nog,’ protesteerde hij.
Ik wilde niets liever.
‘Ik moet zo echt thuis zijn.’
‘Mag ik mee?’
‘Mee?’
‘Ja, ik ben nou toch wakker. Ik breng je naar huis. Daarna loop ik op mijn gemak terug.’
‘Kun je niet beter hier blijven?’
‘Alsof ik nou nog kan slapen. Ik ga met je mee.’
Ik wilde opstaan maar hij hield me tegen. Zachtjes lachend probeerde ik me los te wurmen. Zijn armen hadden me stevig vast, een been haakte vast achter dat van mij. Ik gaf me gewonnen. Dan werd het maar wat later. Ik gaf mijn verzet op en kuste hem. Hij kuste me lang terug. En nog een keer. Hij likte langs mijn lippen. Meteen had ik mijn tong er bij. Ik wilde zoenen met hem. Dat deden we. Traag, langzaam. Strelend met handen, half rollend over de deken. Dan hij boven, dan ik weer.
‘Stijn…. Ik kom zo echt te laat.’
Hij liet me half los en keek me aan. Hij knikte. We stonden op, rolden de deken op en draaiden alles in plastic. Stijn nam de tas met het ontbijt mee.
‘Waar staat jouw fiets?’
‘Vooraan in het park, in de struiken.’
‘Dan hoop ik voor je dat die er nog staat.’
Mijn fiets was er nog. Ik maakte het slot los en ging zitten. Stijn sprong achterop. In het donker reden we naar mijn huis.
‘Het is al donker binnen,’ zei ik toen we er bijna waren.
‘Goed of slecht teken?’
‘Goed.’
‘Mooi.’
Bij de garage sprong hij van mijn fiets. Ik deed zachtjes de deur open en wenkte hem mee naar binnen. Mijn fiets stond binnen twee tellen tegen de muur, bij tel drie had ik hem al weer vast. Hij lachte.
‘Ssst,’ siste ik.
Hij zei niets meer, zijn mond hapte naar mijn bovenlip.
‘Als ze nou wakker worden?’
‘De deur tussen de garage en het huis zit nog op slot, die horen we op tijd.’
Hij grinnikte, zoende me weer. Ik wilde hem zo dicht mogelijk tegen me aan hebben. Dat merkte hij. Zijn heupen drukten tegen die van mij. Toen voelde ik genoeg.
Een uur later lag ik in mijn bed. Alleen. Stijn was weer via de deur naar buiten gegaan. Ik had zo zachtjes mogelijk gedaan. Volgens mij hadden mijn ouders niets gehoord. Mooi zo. Ik miste Stijn nu al. Hij had veel beter gereageerd dan ik ooit had kunnen hopen. Was dit nu een doorbraak? Gaf hij nu eindelijk toe? Ik werd er meteen onrustig van. Ik wilde hem weer zien, ik zat vol met vragen. Ik moest de druk niet opbouwen bij hem, maar loslaten ook zeker niet. Ik ging hem voor me winnen, dat wist ik zeker.
Ik werd laat wakker. Ik had nog een tijdje liggen piekeren, maar vanaf het moment dat ik net deed alsof hij bij me lag en dicht tegen me aan in slaap viel deed ik dat ook. Ik werd er zelfs vrolijk wakker van. In mijn gedachten was hij nog bij me toen ik wakker werd. Ik draaide me nog een keer om onder mijn dekbed en sloot mijn ogen weer. Mijn hand streelde mijn zij, alsof hij dat deed. Ik werd er hard van. Ik speelde met mezelf. Na drie keer mijn orgasme tegen te hebben gehouden stapte ik uit bed en zette de douche aan. Daar maakte ik het af. Samen met Stijn.
Ik schoof de pui naar het terras open en keek naar buiten. Het was bewolkt. Ik liep naar mijn kast, haalde er wat kleren uit en kleedde me aan. Ik bekeek de kleren van de dag ervoor. Er zaten vlekken op, van het zand in het park. Ik klopte het er zo goed mogelijk af en gooide het in de wasmand. Mijn maag knorde. Fris en wakker liep ik de woonkamer in.
‘Goeiemorgen,’ zei ik vrolijk.
Ze zaten aan tafel, achter in de kamer. Mijn vader keek me aan.
‘Wat was je laat?’
Kut, ze hadden me dus toch thuis horen komen.
‘Ja, sorry, het was gezellig.’
Hij keek nog strakker. Ik deed alsof er verder niets aan de hand was en zette de waterkoker aan in de keuken.
‘Wie was die jongen achterop jouw fiets?’ hoorde ik ineens dwingend achter me.
© 2011 Oliver Kjelsson