Trouw (deel 9)

Het waren maar korte onderonsjes, die niet vaak voorkwamen. Vaak was Sarah erbij, en dan konden we het er uiteraard niet over hebben. Er waren ook ochtenden dat we alleen waren, maar dan zat de trein zo vol dat we het ook maar over iets anders hadden. Jammer misschien, maar Emiel was zo ook wel leuk om mee te maken. Sterker nog, ik ging steeds meer voor hem voelen. Het groeide tussen ons, vertrouwen, vriendschap. Ik heb er lang over na moeten denken, maar het was meer dan alleen lust. Het ging op en af in mijn hoofd, maar de laatste tijd bleef Emiel er in rondspoken. Ik klampte me weer vast. Niet meer kijken bij dat skateparkje, Milan had ik al in geen tijden meer gesproken. Ik miste het ook niet. En Loek? Loek was verleden tijd. Ik zag hem nog iedere dag op school, hij en zijn vriendin waren zo klef dat het me irriteerde. Niet meer uit jaloezie, maar ik wist wat er speelde en dat maakte me kwaad. Hij zat haar voor de gek te houden. Zichzelf misschien ook wel. Maar goed, zo dacht hij ook over mij. Ik verloochende de leer van de Bijbel en dat nam hij me duidelijk kwalijk. Zijn blikken als hij me tegenkwam zeiden genoeg. Hij had me willen zien als speciale vriend, maar dan wel op zijn manier. Goed, had ik misschien ook nog wel kunnen doen zelfs, als hij wilde praten dan mocht dat van mij, maar toen duidelijk was hoe ik er over dacht had ik voor hem afgedaan. Waarschijnlijk nog niet eens uit angst weer in de verleiding te komen, zo sterk vond hij zichzelf ondertussen wel, maar gewoon omdat ik niet volgens de regels leefde. Hij hield zijn vriendin voor de gek? Ik hield de kerk voor de gek, de Heer zelf, en dat was veel erger.

Nee, daar had ik zelf geen moeite meer mee. Lang over nagedacht, veel over gepraat met Ziggy, en het was me wel duidelijk. Goed, mijn ouders wisten van niets, maar dat mocht van mij nog wel even zo blijven. Ik had veel in de Bijbel gelezen, veel verschillende websites van christelijke verenigingen opgezocht. Ja, de meningen waren verdeeld. Nee, ik was niet te genezen, al wilden sommigen me dat doen laten geloven. Er waren er ook niet zoveel die dat propageerden. De meesten zagen het zoals Loek me eerst ook vertelde, je kon er niets aan doen dat je het was, maar je had de opdracht er niets van in praktijk te brengen. Was dat vol te houden? Loek probeerde het en die ging nu al rare dingen doen door tegen zijn natuur in er een vriendin op na te houden. Ik zag het niet slagen, die kwam zichzelf nog wel tegen. Dat ging hij niet volhouden. Of, zoals Ziggy het een keer zei “voelen dat je moet poepen en er dan een kurk in douwen”. Ik moest er om lachen waarna hij het veranderde in “dorst hebben en dan niet drinken, dan verdroog je”. Dat vond ik wel een mooie. Wie kon er nou zonder liefde? Nee, niet tegen Loek zeggen, of veel mensen van de kerk. Liefde van de Heer overtreft alles, daar heb je al meer dan genoeg aan, dat was het belangrijkste. Kon wel zijn allemaal, maar ik wilde het af en toe vast kunnen houden. Wat de mening van Loek, de mensen in de gemeenschap of mijn ouders ook was.

Over hun mening gesproken, ik ging zaterdagmiddag skaten. Wat ze daar ook van vonden. Eindelijk, we hadden het er al vaak over gehad, maar het kwam er dan eindelijk van. Nee, daar wisten mijn ouders niets van. Ik had Emiel ook gevraagd zijn mond er over te houden als Sarah er bij was. Hij had gelachen toen ik vertelde dat ze mee wilde als we gingen rijden. Hij sprak het niet uit, maar ik wist zo ook wel hoe hij daar over dacht. Die ging niet mee. Ik had er wel zin in. Thuis had ik verteld dat ik een eindje wilde gaan fietsen. Ja, Sarah had bedenkelijk gekeken, maar ik had mijn gezicht strak gehouden. Een beetje nerveus was ik wel. Dit werd sinds een tijdje weer eens een moment dat ik alleen was met Emiel, en dan nog wel een hele middag. Ik moest me verder niets in mijn hoofd halen, maar ik had er wel gruwelijk veel zin in. Ik zag hem uit de bank komen toen ik mijn fiets op het tuinpad zette. Hij was vrolijk.
‘Hey, kom binnen.’
Ik maakte kennis met zijn ouders, zijn broer. We dronken nog wat, daarna was het tijd om te vertrekken.
‘Wil je hier meteen vertrekken, of fietsen we eerst een eindje?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Emiel,’ zei zijn moeder, ‘neem hem nou maar gewoon mee naar die baan.’
Hij grijnsde.
‘Ze heten niet allemaal Emiel, jongen.’
Ik keek een beetje verbaasd.
‘Tweede keer dat ik op die dingen stond mijn sleutelbeen gebroken.’
Ik lachte.
‘Ik had ook niet meteen die ramp op moeten gaan.’
Zijn moeder knipoogde naar me. Vrolijke vrouw, jong ook nog.
‘We gaan naar de baan,’ zei Emiel.
Hij knoopte de veters van zijn oude skates aan elkaar en gaf die aan mij. Er stond een rugzakje klaar met de rest erin.
‘Rij maar naar de zijkant van de straat, zie ik je daar.’
Ik groette zijn ouders en ging de voordeur uit. De skates hingen aan mijn schouder.

De baan bleek een soort wielerbaan, een grote ovaal te zijn.
‘Oefenbaan van de wielervereniging. Als ze er niet zijn mag je er op.’
‘Mooi.’
‘Prima om je eerste rondjes te maken, zonder stoepranden, klinkerwegen en zo.’
Hij lachte. Op een bankje trokken we onze skates aan.
‘Passen ze?’
‘Ja hoor, prima.’
‘Mooi.’
Voor ik er erg in had stond hij al en reed hij weg.
‘Kom je nog?’
Ik schrok, ging voorzichtig staan. Emiel draaide om en kwam lachend terug.
‘Kom, rustig aan, langzaam op gang komen.’
Dat viel nog niet tegen. Na een eerste voorzichtige ronde gingen we al wat sneller. Dit voelde goed, dit was leuk. Emiel zag het aan me en lachte.
‘Volgende keer gaan we de straat op.’
‘Goed plan.’
‘Nou, nog een rondje, zo hard je kunt.’
Hij spurtte er vandoor, ik probeerde hem bij te houden maar dat verloor ik. Hij stond al stil bij het begin toen ik er aan kwam. Ik liet me uitrollen, in zijn richting. Hij ving me op, hield me tegen.
‘Remmen moet je nog leren,’ grinnikte hij toen hij mijn armen vast had.
‘Alles op zijn tijd,’ zei ik.
Emiel grijnsde. Hij reed bij me weg en griste zijn rugzakje van de grond naast de baan. Er kwam een drinkfles uit. Met zijn tanden trok hij het dopje los en spoot een straal water in zijn mond. Hij strekte zijn arm.
‘Jij?’
‘Lekker.’
Ik keek naar hem, hij lachte.
‘Ja, hallo, ik kom het niet brengen. Je hebt wieltjes onder je voeten.’
Ik zette af, reed langs hem heen en trok ondertussen de fles uit zijn handen. Ik rolde naar het bankje toe en ging zitten. Ik keek hem triomfantelijk aan, dat had hij niet verwacht. Hij lachte en kwam naast me zitten.
‘Gaat goed.’
‘Ja,’ zei ik, ‘valt niet tegen.’
‘Je bent nog niet gevallen zelfs.’
Ik lachte en gaf de fles terug. ‘Goed hè?’
‘We kunnen ook de straat op gaan, stuk minder saai dan deze baan.’
‘Ja, meteen de ramp uitproberen zeker?’
‘Nee…’
Ik keek, hij zei het op een aparte manier.
‘Jij komt er ook nooit meer.’
‘Nee.’
‘Waarom niet eigenlijk?’
Hij haalde zijn schouders op. Beetje dwarse blik.
‘We blijven wel gewoon hier, als je dat niet erg vind. Ik vind het wel lekker rustig zo.’
Hij glimlachte. ‘Doen we.’
Meteen stond hij op en reed weg. Ik snapte de uitdaging, stond op en probeerde bij hem te komen. Achteraan op de baan hield hij in, ik kwam naast hem te rijden. Hij rolde uit.
‘Hoor je nog wel eens iets van die jongen op school?’
‘Niet echt.’
‘Hij heeft die vriendin nog?’
Ik knikte. ‘Nog steeds.’
‘Raar. Echt, sorry, maar ik vind het zo debiel.’
‘Je hoeft tegen mij geen sorry te zeggen hoor.’
‘Hoe denk jij daar nou eigenlijk over?’
‘Wat?’
‘Jouw geloof en homo’s.’
We bleven staan, midden op de baan.
‘Ik vind dat het moet kunnen. Daar denken veel mensen anders over, maar ze doen maar. Genezen kan niet, en er niets mee doen is ook tegennatuurlijk volgens mij.’
Emiel grijnsde.
‘Nee, echt. Ze zeggen wel dat het een uitdaging van God is, boeten voor de zondeval, en die opdracht heb je te dragen maar ik geloof daar niet in. Als God mij zo gemaakt heeft dan is dat ook zo. Het kan niet zo zijn dat hij dan wil dat ik dan maar geen liefde geef, of ken.’
‘Maar als het zo in de Bijbel staat…’
Ik lachte schamper. ‘Er staat zoveel. Ik zeg je dat het zo uitgelegd wordt door mensen omdat ze het niet willen zien. Afwijkingen daar hebben ze niet zoveel mee.’
‘En die jongen op school?’
‘Die is het dus duidelijk niet met me eens.’
‘Maar?’
‘Maar wat?’
‘Wat voel je nog voor hem?’
‘Niets. Ik ben echt teleurgesteld in hem. Oké, ook omdat hij niet… Nou ja, je snapt wat ik bedoel. Maar hoe hij in het hele vraagstuk staat, hoe hij op mij reageert. Hij veroordeelt me. Laatste tijd kijkt hij bijna vijandig.’
‘Over?’
‘Helemaal. Ik ben echt klaar met hem.’
Emiel glimlachte. ‘Dus als er een jongen op je af zou komen dan zou je daar weer voor open staan?’
‘Als hij leuk is… En oprecht… Ik geloof wel in de hechtheid van een relatie. Ik heb een hele tijd geleden al een jongen leren kennen via internet, maar die gaat veel vrijer met relaties om dan ik. Zou nooit wat kunnen worden.’
‘Jij gelooft in monogamie?’
‘Ja. Vereiste zelfs.’
Hij grinnikte. ‘Toch ouderwets,’ trok hij plagend de conclusie.
‘Zeg!’ Ik duwde.
‘Ik ben het met je eens hoor,’ zei hij met een duw terug. ‘Hé, je blijft goed staan.’
‘Ik zei toch dat het goed ging?’
Hij reed een stukje achteruit, zette achter me zijn handen op mijn heupen en duwde. Hij hield vast, begon te rijden en te duwen.
‘Wat doe je?’
‘Snelheid maken.’
Ik durfde niets te doen, maar binnen een korte tijd gingen we hard over de baan heen. Ik voelde dat ik de controle over mijn voet begon te verliezen.
‘Emiel, stop.’
Hij stopte met duwen, liet ons uitrijden. Toen we bijna stilstonden lieten zijn handen mijn heupen los. Hij sloeg ze van achter om me heen. Automatisch pakte ik zijn handen vast.
‘Nog een keer?’ hoorde ik vlak bij mijn oor.
‘Is goed,’ stamelde ik.
Hij pakte mijn heupen weer, draaide ons om en ging weer terug. Het ging hard. Ik voelde mijn voet weer zwabberen. Emiel merkte het en stopte met duwen. Samen rolden we uit. Zijn handen gleden weer naar voren, ik pakte ze meteen vast.
‘Maar,’ vroeg hij, ‘als je iemand tegen komt, moet die dan van jouw kerk zijn?’
‘Nee, waarom?’
‘Nou ja, ik weet niet. Iemand die hetzelfde denkt…’
‘Het zou wel handig zijn misschien, maar het hoeft niet. Als hij het maar een beetje snapt, mijn positie begrijpt.’
Pakte hij me nou steviger vast?
‘Het lijkt me alleen wel lastig voor hem,’ zei ik er achteraan.
‘Ik begrijp het wel.’
‘Wat?’
‘Jouw situatie.’
We stonden stil, ik probeerde om te draaien. Emiel liet me, zijn handen gleden langzaam naar beneden tot hij me losliet.
‘Voor zover je dat kunt,’ zei ik.
‘Ik doe mijn best.’
Ik glimlachte.
‘Ik vind je trouwens best ruimdenkend,’ zei hij na wat nadenken.
‘Ik? Dank je.’
‘Ja, dat het jou niet uitmaakt of jouw vriend gelovig is of niet. Dat is best cool.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Ja toch? Als een jongen zoals ik naar je toe zou komen, dan zou je geen nee zeggen, toch?’
‘Zoals jou?’ Ik lachte. ‘Dan zou ik geen nee zeggen.’
Ik maakte er duidelijk een grap van. Oké, stiekem zou ik het natuurlijk nog willen ook, maar dat ging ik niet zomaar toegeven. Emiel lachte mee.
‘Meen je dat?’
Dat vroeg hij dan toch weer serieus. Ik schrok. Natuurlijk meende ik dat, zeker na dit gesprek. Meende hij het ook? Hij pakte mijn bovenarmen en duwde.
‘Ja, dat meen ik. Als je zo zou zijn tenminste. Wat doe je?’
‘Stukje achteruit.’
Hij grijnsde. Ging weer gewoon verder met skaten. Zie je nou wel, hij was zo helemaal niet. Alles lekker hypothetisch, die vragen. Anders was hij er wel op door gegaan toch? Ik voelde me niet zeker. Ik zag ook niet waar ik heen rolde, terwijl Emiel langzame slagen maakte. Hij keek me nog steeds lachend aan.
‘Emiel, stop.’
Hij lachte en stopte. Bleef staan. Hield mijn armen nog steeds vast. Trok me iets naar zich toe. Mijn handen raakten zijn zij aan. Ik kneep in de stof van zijn jas. Ik voelde de spanning tussen ons in. Oké, duidelijk, hij meende het toch wel.
‘Jij?’ vroeg ik verbaasd.
Hij knikte.
‘Maar… Waarom heb je dat nooit gezegd?’
‘Omdat je iets met die jongen had.’
‘Dat was al over toen ik je leerde kennen.’
‘Ik wist niet wat er aan de hand was. En daarna wilde ik weten hoe jij over dingen dacht.’
‘Je hebt me net aardig uit staan horen.’
Emiel grijnsde.
‘Weet je genoeg?’
‘Ik denk het wel.’
‘En?’
Nu lachte hij. Mijn handen knepen wat harder, trokken hem een stukje naar me toe. Daarna ging het vanzelf. Ik kreeg een kus. Of gaf ik die?

‘Emiel, ik snap het niet,’ stamelde ik nadat we hadden staan zoenen.
‘Wat niet?’
‘Jou. Je hebt nooit iets gezegd.’
Hij schudde zijn hoofd en grijnsde. ‘Ik had het je ooit wel verteld hoor. Maar ik wilde eerst zeker zijn.’
‘Zeker zijn?’
Hij rolde naar de rand van het asfalt en ging in het gras zitten. Ik viel naast hem neer, ging iets te ver door met mijn wieltjes. Emiel lachte.
‘Gaat het?’
‘Ik ben er ondersteboven van,’ grinnikte ik.
Ik kreeg er ontzettend goede zin van. Maar ik was wel nieuwsgierig. Hij zag het aan me.
‘Goed, oké, ik moet je wat bekennen. Ik hou je al een tijdje in de gaten.’
‘Mij?’
Hij knikte. ‘In de trein. Ik zag je iedere keer zitten, met jouw zusje vaak.’
Ik was verbaasd.
‘Nou ja, Ik probeerde je in de gaten te houden, maar ik kon niet zomaar ineens op je afstappen, dat zou raar geweest zijn. Bovendien, wat zijn de kansen dat iemand homo is? Ik kon het aan jou in ieder geval niet zien.’
‘Ik aan jou ook niet.’
‘Totdat ik je zag zitten met die jongen. Ik twijfelde nog, maar toen ik jou hem ineens een kus zag geven toen vlak voor de trein wegreed, toen wist ik wel genoeg. Goed nieuws en slecht nieuws eigenlijk.’
Ik glimlachte.
‘Je was dus duidelijk homo, wat ik helemaal zeker wist toen jullie zaten te zoenen op dat bankje de dag erna, maar dat betekende ook dat je een vriend had.’
Dus toen al. Toen ik hem nog een rare gast vond die altijd bijna te laat aan kwam rennen, vond hij me al interessant? Dat ik dat nooit gezien had.
‘Later zag ik dat het fout ging.’ Emiel keek me aan. ‘ Sorry, ik heb dat echt in de gaten gehouden. Toen heb ik op een ochtend de stoute schoenen aangetrokken en ben naast je gaan zitten.’
‘Ja, met jouw boek natuurkunde geloof ik.’
‘Kan wel.’
‘Je kwam naast me zitten, zei iets en toen ik je van dichtbij bekeek…’
‘Nou ja, toen jij naast me kwam zitten de keer daarna, en ik zag dat je meekeek, kon ik het niet laten.’
‘Ja. ”Kun je het lezen?” Het zweet brak me uit.’
‘Bij mij ook.’
We lachten.
‘Maar waarom vertel je het nu pas?’
‘Toen je vertelde op welke school je zat bevestigde dat mijn vermoeden.’
‘Welk vermoeden?’
‘Dat je op die school zat. Niemand gaat zomaar zo’n eind weg naar een school. En aangezien je niet op mijn school zit moest het wel zoiets zijn. En sorry,’ hij glimlachte, ‘ik zag het ook wel aan jullie.’
Het raakte me en verbaasde me ook weer niet. Ik liep er ook wel braaf bij.
‘Ik wilde weten hoe jij er over dacht, ik heb zelf helemaal niets met wat voor kerk dan ook.’
‘Raar.’
‘Wat?’
‘Je hebt er wel flink wat moeite voor gedaan allemaal. Waarom?’
‘Omdat ik je iedere keer weer zag zitten.’
‘Maar ik ben zo anders dan jij, ik zit vast aan mijn kerk, doe een hoop dingen niet die jij wel zou doen.’
‘Nou en?’
‘Is toch raar?’
Emiel lachte. ‘Je doet er wel heel erg veel moeite voor om het mij uit mijn hoofd te praten, of niet? Wil je dit wel?’
‘Jawel,’ zei ik snel.
‘En dat vind ik dan weer raar. Dat wilde ik dus eerst zeker weten.’
Ik glimlachte en we zwegen. Emiel had zijn benen gestrekt voor zich liggen en wiebelde zijn voeten heen en weer, steunend op het achterste wieltje. Hij keek me aan.
‘Dus, willen wij dit?’ vroeg hij, half spottend.
‘Ik wel.’
‘Mooi,’ zei hij en boog naar me toe.

Hij zoende lekker. Anders dan Loek. Wilder. Nee, vrijer. Minder voorzichtig. Dat beviel me wel. Met één hand hield hij me een beetje vast, met de andere raakte hij me overal aan. Mijn arm, mijn schouder, mijn wang. Hij streelde mijn achterhoofd en duwde mijn mond strakker tegen die van hem. Wildere zoen, happen naar lucht af en toe. Af en toe een losse kus tussendoor. Zijn voorhoofd drukte tegen de mijne, zijn blik keek me strak aan. Pretoogjes, mondhoeken omhoog. Nog een kus, daarna liet hij me wat los.
‘We gaan rijden,’ zei hij vrolijk.
Ik wilde nog wel even blijven zitten, maar hij stond al, trok me omhoog. Hij gaf me een kus en ging er vandoor. Hard. Ik probeerde hem bij te houden wat me nog niet eens zo slecht af ging. We kwamen voorbij het bankje waar zijn tas nog stond. Hij ging gewoon door. Ik werd steeds zekerder op die dingen, haalde hem zelfs een stukje in. Hij was nog maar een meter of tien voor me toen hij stopte en zich uit liet rollen naar zijn tas toe. Hij was licht verbaasd toen ik zo kort achter hem bleek te zijn. Hij lachte.
‘Zo…’
Ik rolde tegen hem aan en kneep hem zachtjes. ‘Valt niet tegen hè?’
Hij bukte en haalde zijn fles uit het de rugzak. Hij lachte.
‘Geef maar toe,’ plaagde ik.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Was te verwachten. Goede leraar.’
Hij gaf me grijnzend zijn fles.

Ik trok ze zuchtend van mijn voeten. Dat voelde goed. Ik knoopte de veters van mijn schoenen vast en ging staan. Dat voelde raar. We hadden twee uur op die skates gestaan, en om dan ineens weer gewoon contact met de grond te hebben was even wennen. Emiel propte alles in de tas, hing zijn skates over zijn schouder.
‘Gaan?’
Ik knikte. We reden op ons gemak terug naar huis.
‘Drink je nog wat bij mij thuis?’
Ik had nog tijd.
‘Rij maar gewoon om, ik zet mijn fiets in de schuur. Gewoon aanbellen.’
Ik zette mijn fiets op het tuinpad, aanbellen hoefde niet. Zijn moeder zag me al en deed de deur voor me open.
‘Hé, hallo, Stan. Hoe was het?’
‘Leuk,’ zei ik.
Ik moest nog steeds wennen aan die openheid, die hartelijkheid.
‘Hij heeft je toch niet al te hard laten werken hoop ik?’
‘Nee hoor.’
Emiel kwam via de achterdeur binnen.
‘Waar moet ik deze laten?’ vroeg ik aan hem met de skates in mijn hand.
‘O, kom maar, leg ze maar gewoon in de gang. Ruim ik straks wel op.’
‘Ja ja,’ zei zijn moeder vol ongeloof.
Ze knipoogde naar me. Wat een aardig mens. Emiel pakte twee glazen uit een keukenkastje en keek me vragend aan. Ik knikte.
‘Ja, wat?’ lachte hij.
‘Wat heb je?’
Hij trok de koelkast open, die goed vol zat zag ik.
‘Cola, bosbessenlimonade, dubbeldrank perzik banaan of zoiets, nog een dubbeldrank met granaatappel maar dat is van mijn moeder, verder vindt niemand dat om te drinken, bier, alcoholvrij bier… Alcoholvrij bier? Mam! Komt opa dit weekend?’ Er kwam geen reactie. Hij haalde zijn schouders op en ging verder. ‘Melk, een restje witte wijn… En mayonaise. Dat hebben we ook. En curry.’
‘Wat pak jij?’
Hij keek me spottend aan. ‘Mayonaise.’
‘Doe maar cola.’
Hij glimlachte, schonk het in en pakte zelf een glas dubbeldrank. Hij zette ze op de eettafel en ging zitten.
‘Respect, je hebt best een stuk gereden vandaag.’
‘Hoeveel kilometer zou het zijn?’
‘Geen idee. Hou ik nooit bij.’
Ik nam een slok.
‘Jij wel?’
‘Als ik loop wel ja.’
‘Ik heb echt geen idee. Maakt mij ook niet uit.’
‘Meestal kan ik het wel inschatten, maar die rondjes op de baan, ik zou het niet weten.’
‘Volgende keer gaan we gewoon de weg op.’
‘Is goed.’
Zijn ogen werden wat groter. ‘Je vond het echt leuk hè?’
‘Ja, anders zou ik dat niet zeggen.’
Zijn voet schopte tegen mijn voet, hij knipoogde. ‘Gaaf.’

Ik had geen zin om naar huis te gaan. Het was gezellig bij Emiel thuis, leuke ouders, grappige broer, die ik maar heel even gezien had. Zoenen in de gang, voordat ik naar buiten ging. Ik gaf hem een kus, maar hij pakte me toen stevig vast en begon te zoenen. Ik duwde hem iets van me weg toen hij dat deed, met een blik naar de woonkamerdeur. Emiel grinnikte.
‘Ze betrappen ons niet hoor.’
‘Als er iemand de gang in komt…’
‘Doen ze niet. Dat snappen ze wel.’
‘Ze weten het van je?’
Hij knikte. ‘Tuurlijk. Dacht je dat ze ons niet doorhadden?’
Mijn mond viel open, toch lichte paniek. ‘Echt?’
Nu lachte hij. ‘We zijn open hier. Maak je geen zorgen. Toen ik vertelde dat wij gingen skaten vandaag begon mijn moeder al allerlei vragen over je te stellen. Die had me meteen door.’
‘Wat heb je verteld?’
‘De waarheid. Wat anders? Zoiets kan ik thuis niet verborgen houden.’
‘Weet alleen jouw moeder het?’
‘Nee, mijn vader en mijn broer ook.’
‘Wat heb je ze dan over mij verteld?’
‘Alles. Dat je een leuke, aardige jongen bent. En thuis een beetje lastiger zit dan ik, zeg maar.’
‘Wat vonden ze er van?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet veel. Dat ik moest weten waar ik aan begon. Dat het niet altijd makkelijk zou zijn. Dat ik me moest verdiepen in jouw situatie.’
Ik was stomverbaasd en dat was aan mijn gezicht te zien.
‘Maar dat, als ik je zo leuk vond, er voor moest gaan, als jij dat ook wilde.’
Ik stond vlak voor hem, mijn armen hingen naast mijn lichaam. Hij had zijn hand op mijn heup liggen, zijn duim streelde.
‘Hé, relax. Het is oké hier.’
‘Ja,’ zei ik overdonderd.
Ik had net de hele tijd in de kamer gezeten, aan tafel, zijn moeder er nog een tijdje erbij, zijn broer even in de bank, al ging die later naar zijn kamer. Zijn vader bezig in de schuur, die zat later in de bank. En ze hadden helemaal niets laten merken. Deden gewoon. Emiel had een jongen in huis gehaald waar hij meer mee wilde en dat maakte blijkbaar geen bal uit. Sterker nog, ze vonden het gezellig dat ik er was. Emiel gaf me een kus. Ik glimlachte en gaf hem een kus terug, hand tegen zijn arm. Toen ging de deur open.
‘Hé, ben je er nog,’ vroeg zijn moeder.
Ze pakte een jas van de kapstokhaak aan de muur.
‘Ik ben even weg,’ zei ze tegen Emiel. ‘Over een uurtje terug.’
‘Is goed,’ antwoordde hij, zonder zijn hand van me af te halen.
‘Oké.’ Ze keek naar mij. ‘Tot ziens, Stan, tot de volgende keer. Die zal er vast nog wel komen,’ zei ze er achteraan met een korte blik op Emiels hand tegen mijn heup.
Ze knipoogde en was weer weg. Ik kreeg het warm.
‘Zie je?’ grinnikte Emiel met een kus.
Ik kuste voorzichtig terug. Hij pakte me stevig vast, wilde duidelijk meer. Ik liet het toe, likte langs zijn tong tegen mijn lippen.

Ik fietste nog half verbaasd naar huis. Blij ook, vrolijk. Ik liet alles nog eens de revue passeren. Het skaten, de vragen van Emiel, het zoenen, alles bij hem thuis. Dit was ik niet gewend. Niets verborgen, niet moeilijk doen, alsof het allemaal de normaalste zaak van de wereld was. Ik zette mijn fiets in de schuur, hing mijn jas in de gang. Knop om, naar binnen.
‘Lekker stukje gefietst jongen?’
Ik knikte naar mijn vader.
‘Waar ben je allemaal geweest?’
‘Langs het kanaal gereden, en weer terug.’
Ik moest nadenken, ik was een flinke tijd weggeweest. Zeg maar gerust de hele middag. Alles bij elkaar ruim vier uur.
‘Geen idee waar ik allemaal langs gekomen ben,’ zei ik er achteraan.
Rare blik van mijn vader. Geen structuur, dat waren we thuis niet gewend.
‘Net als met lopen, papa, stand van de zon in de gaten houden.’
Mijn moeder glimlachte, maar die snapte het net zo min als mijn vader.
‘Heb ik nog tijd om te douchen voor we gaan eten?’
‘Half uurtje,’ zei mijn moeder.
‘Oké.’
Ik liep de trap op met twee treden tegelijk. Douchen, Ik had flink gezweet. Ik was nog niet boven of de deur van Sarah ging open.
‘Ben je weer thuis?’
‘Nee,’ zei ik, ‘ik ben nog onderweg.’
Ze snapte mijn opmerking. Toen kwam de vraag die ze eigenlijk wilde stellen. ‘Je bent gaan skeeleren met Emiel, of niet?’
‘Nee, een eind gaan fietsen.’
Ik liep door naar mijn kamer. Ze bleef in mijn deuropening staan. Ik pakte ondertussen schone kleren uit de kast.
‘Echt?’
‘Ja, dat zei ik toch?’
Ze geloofde me niet. Dan niet, ze hoefde de waarheid niet te weten. Ging ik haar mooi niet vertellen. Ik duwde haar opzij.
‘Ik ga douchen.’
Ze ging weer terug naar haar kamer, ik deed de badkamerdeur op slot. Ik kleedde me snel uit, ik wilde lang onder de douche staan. Met een duidelijke reden. Ik was al minstens drie keer hard geweest deze middag, en daar ging ik nu iets mee doen. Water over me heen, ogen dicht. Emiel.

Ik was mooi op tijd weer beneden. Rode wangen. Van het skaten, maar ook van de douche. Ik had een tevreden moeheid in mijn lichaam. Tegelijkertijd barstte ik van de energie. En ik had zin in eten. De vaste plekken aan tafel, geen tv of radio aan. Stilte. Strak gedekte tafel. Wat een verschil bij Emiel thuis. Daar lag een krant op tafel, een paar tijdschriften, vier placemats, waarom zou je die opruimen? Een fruitschaal met van alles, behalve fruit. Een schaar, rolletje plakband, een zaklampje, twee wuppies van de actie van Albert Heijn. Kassabonnetjes, afgeknipte label van een spijkerbroek. Fruit lag gewoon los op de eetbar tussen de keuken en de kamer. Gastvrije puinhoop. Mijn vader kuchte en haalde me uit mijn gedachten. Bidden.
© 2013 Oliver Kjelsson