Trouw (deel 6)

Ziggy had niets gezegd, alleen maar zitten grijnzen. Ik had rondgekeken, zoekend naar Loek, zonder iets te vragen. Ik had al snel in de gaten dat hij er niet meer was. Maakte ik me zorgen? Ja en nee. Misschien moest hij wel naar huis, het was al best laat. Het hele gebeuren liep op zijn eind. Ik bleef nog heel even, maar daarna wilde ik toch weg. Naar huis, naar het station. Misschien zag ik hem daar nog wel.

Nee dus. Ik had even rondgekeken, maar hij was er niet. Weg, niet op zijn perron, ook niet achteraan op mijn perron. Ik moest er niet over gaan zitten piekeren, wat ik natuurlijk toch deed. Ik gooide thuis mijn spullen in de was, nam de tas mee naar mijn kamer. Mijn moeder riep, tijd om te eten.

Ik was stil, dacht de hele tijd aan Loek. Moe. Van het lopen, van het nadenken, van de spanning die door me heen raasde onder de douches. Toen ik de kans kreeg, zonder dat het teveel zou opvallen, ging ik naar mijn kamer die avond. Op avonden in het weekend zaten we normaal gesproken samen beneden. Maar ik wilde weg, alleen zijn. Nadenken. Wat had ik gedaan? Ik had toch toegegeven aan mijn lust, Ik had mijn voornemen niet lang volgehouden. Had ik er spijt van, was de grote vraag.

Nee, was het simpele antwoord. Ik had tegelijk rust in mijn hoofd. Ik wilde Loek, mijn grote verlangen, ik wilde die honger stillen. Wat er nu allemaal ook nog zou gebeuren, hij was de eerste waar ik iets mee had gedaan, mijn grote liefde. Ik had er zo lang naar verlangd… Iedereen anders had fout gevoeld, maar niet Loek. Al zou ik me hierna de rest van mijn leven gedragen, dan nog voelde dit goed. Het was met iemand die ook van mij hield. Dat kon niet fout zijn. Niet zomaar met iemand die het alleen maar deed voor de lust, zoals Milan.

Milan. Ik had hem al een tijdje niet meer gesproken. Niet meer ingelogd, ontwijkingsgedrag. Eigenlijk laf van mij, niet netjes. Hij wist niet wat er aan de hand was. Dat kwam wel weer een keer. Hij probeerde me toch weer te verleiden, en daar had ik geen zin in. Loek. Het was lekker geweest. Mooi ook. Hij had mijn liefde beantwoord. Uit liefde, niet uit lust. Hij liet het niet gewoon over zich heenkomen, dat spookte steeds door me heen. Hij deed mee, wilde het dus ook gewoon. Hij en ik hoorden bij elkaar. Ook al zou het nooit meer gebeuren, we hoorden bij elkaar. Ik fantaseerde, ook al zouden we celibatair blijven, misschien konden we toch als goede vrienden bij elkaar blijven, bij elkaar wonen later misschien wel. Wij hadden een band waar niemand tussen kon komen, wij begrepen elkaar.

Ik was moe. Zo laat was het niet maar ik wilde gaan slapen. Ik had nog even achter mijn laptop gezeten, maar dat ging snel vervelen. Ik ontweek de sites waar ik altijd kwam, en zonder dat was ik snel klaar met internet. Raar, maar eigenlijk ook wel weer logisch. Ik zocht de foto’s op van Loek die ik had en bekeek ze allemaal. Ik zag hem weer voor me, onder de douche. Hij was mooi. Ik dacht aan wat we gedaan hadden. Hij was lief, teder. Ik klikte na een tijdje alles weg en sloot af. Ik trok mijn kleren uit, dook onder mijn dekbed en deed het licht uit. Ik lag op zijn zij, benen opgetrokken. Ik hield bijna mezelf vast. Loek spookte steeds door mijn hoofd. Alsof ik hem tegen me aan kon voelen, alsof ik hem kon ruiken. Ik wilde hem bij me hebben, troostend op een of andere manier. Ik strekte mezelf, ging half uit bed hangen en trok mijn sporttas naar me toe. Rits van het zijvakje open, voelen. Twee tellen later lag ik weer in mijn bed, met zijn boxer in mijn hand. Of ik wilde of niet, ik moest het vasthouden. Ruiken. Het vonkte in mijn hoofd, door mijn lichaam. Zonder ook maar aan te raken kreeg ik een stijve. Dit was krachtig. Niet zo krachtig als met hem onder de douche, maar het scheelde niet veel. Ik gaf er aan toe, alsof ik een keus had. Ik trok me af, het duurde niet lang tot ik mijn orgasme voelde komen. Ik had mijn gezicht in mijn kussen gedrukt, zijn boxer er tussen, alsof ik nog één keer dicht bij hem wilde zijn. Bijna net zo krachtig als die middag.

Berouw komt altijd naderhand. De dag erna, in mijn geval. Onze voorganger hield me in de gaten, en niet voor niets. Ik zat met alles in de knoop. Het begon met het besef dat Loek nu ook in de kerk zat. Hoe zou hij zich voelen? Die zat vol spijt waarschijnlijk. Zou hij hier ook weer over praten? Ik wist het niet. Ik had het niet moeten doen. Het schuldgevoel zat nog het meest in het feit dat ik me diep van binnen over de daad zelf niet schuldig kon voelen. Het voelde nog steeds als iets goeds, wat Loek en ik gedaan hadden. Daar worstelde ik nog het meeste mee. Hoe voelde allemaal zo heel erg goed. Maar hier, bij de jongerengroep van Bijbelstudie, voelde ik me een buitenstaander, iemand die iets gruwelijk fout had gedaan. Ik dacht er ook de hele tijd aan terug. Loek, staand onder die douche. Het groeide in mijn broek. Kleine paniekaanval, ik kreeg een stijve van een jongen, hier midden in de kerk. Dit voelde slecht. Alsof iedereen het kon zien aan me.

Ik had zijn boxer bij me, maandag naar school. Hij zat onder in mijn tas, in een plastic tasje. Die wilde hij vast terug hebben. Hij keek niet in de pauze. Ik wel, genoeg zelfs, maar ik kreeg geen oogcontact met hem. Ik moest hem spreken. Hoe dan ook, maar hij gaf me er geen kans voor. Ik zag hem nergens in de kantine tijdens de middagpauze en ging op zoek. Niet bij zijn kluisje, nergens. Niet bij die van mij. Ik wilde net weer omdraaien toen Ziggy de gang in kwam lopen. Hij keek naar me en grijnsde. Ik keek niet vrolijk terug.
‘Je ziet er uit als een wandelend lijk,’ begon hij toen hij vlak bij me stond.
Ik zuchtte.
‘Wat is er zaterdag gebeurd?’ Weer die grijns.
‘Niets.’
‘Niets?’ Hij lachte vol ongeloof. ‘Dáág, Stan. Jullie bleven minstens een half uur weg. Hij komt als eerste naar buiten, strakke blik, rode wangen. En daarna jij, meteen zoekend naar hem. Geef nou maar toe…’
‘Oké, oké…’
‘Echt? Gaaf man. Ik ben jaloers.’
‘Niets om jaloers op te zijn, het maakt een puinhoop van alles.’
‘Jullie maken er zelf een puinhoop van.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb je gewaarschuwd, kijk uit.’
‘Ik weet het, ik weet het. Maar ik moet hem nog spreken vandaag, uitpraten.’
‘Goed plan. Ik hoop het voor je.’
‘Hij zal wel moeten, ik heb zijn boxershort nog.’
Ziggy schoot nu echt in de lach. ‘Een trofee! Whahaa, ik hoor wel eens verhalen over jongens die een slipje van meisjes mee willen nemen, maar jij flikt het gewoon.’
‘Hij had hem gewoon laten hangen hoor, vergeten. Hij was al weg toen ik hem zag. Ik heb hem niet expres achter gehouden.’
Hij glimlachte. ‘Het is ook niet mijn stijl, zoiets. Maar komt wel goed jongen.’
‘Ik hoop het.’
Ziggy klopte op mijn schouder en liep weer bij me weg. Ik keek nog een keer rond voordat ik weer terug de kantine in ging. Geen Loek.

Na mijn laatste les wilde ik snel weg, maar ik werd opgehouden door Jacco. Nietszeggende onzin, over huiswerk. Hij liep met me mee, ik kon er niet aan ontkomen, hij ging met mij meefietsen voor een aardig stuk. Was Loek al weg of was hij nog binnen? Ik liep op mijn gemak naar buiten, bleef een beetje met mijn fiets klooien. Jacco wachtte. Er kwam niemand meer naar buiten. Hij was dus waarschijnlijk al weg. Ik keek op mijn horloge. Trappen nu. Misschien kon ik hem nog inhalen. Jacco deed zijn best maar als hij me bij wilde houden. Loek was dus eerder weg dan ik, ik zag hem nog net in de bus stappen. Hij keek niet om. Jacco praatte ondertussen vrolijk door. Ik was blij toen hij me groette met een “tot morgen” en afsloeg, een zijstraat op weg naar zijn huis. Ik zette de vaart erin, ik wilde naar het station. Hij was sneller met de bus, wist ik.

Ik liep met kloppend hart de trap op naar zijn perron. Ik zag hem meteen zitten. Hij mij ook, hij keek even naar me, staarde toen naar zijn schoenen, met zijn armen leunend op zijn benen.
‘Hey,’ zei ik toen ik bij hem was.
‘Hoi.’
Ik ging naast hem zitten. ‘Ik ben je de hele dag aan het zoeken geweest.’
Loek schudde zijn hoofd.
‘Toch gevonden,’ zei ik geforceerd lachend.
‘We hadden het niet moeten doen, Stan.’
‘Heb je er spijt van?’
‘Nee…’
Ik glimlachte, legde mijn hand tegen zijn rug.
‘Nou ja,’ ging hij verder, ‘ik weet niet.’
‘Ik heb er ook geen spijt van,’ zei ik.
Loek draaide zijn hoofd naar me toe en zag me glimlachen.
‘Het kan niet, Stan,’ zei hij toen.
‘Weet ik,’ zei ik twijfelend.
Ik wreef over zijn rug. Hij ging rechter zitten en duwde mijn arm weg.
‘Niet doen.’
‘Loek…’
‘Luister,’ onderbrak hij me. ‘Ik denk dat het beter is als we elkaar niet meer zien.’
‘Wat?’
‘Niet meer met elkaar omgaan.’
‘Maar…’
‘Beter van niet, Stan.’
‘Maar, we hadden afgesproken er samen tegenaan te gaan, samen er voor gaan.’
‘Ja,’ kwam er spottend uit, ‘en de eerste keer dat we alleen zijn loopt het meteen uit de hand.’
‘Ik wilde weten waar…’
Loek keek me getergd aan. ‘Stan, ik verwijt je niets. Ik kon het zelf ook niet tegen houden. En dat zegt me genoeg. Ik moet er tegen vechten, Stan. Zorgen dat ik niet in de verleiding kom. En het is wel duidelijk dat me dat niet lukt als ik in jouw buurt ben.’
Ik was stil, wist niet wat ik moest zeggen.
‘Alsjeblieft Stan, ga. Dat is beter voor ons allebei.’
‘Nee,’ zei ik dwars. ‘Dit wil ik met jou doen, niet alleen.’
Loek schudde zijn hoofd. ‘Ga. Jouw trein komt er zo ook aan.’
‘Loek, alsjeblieft.’ Ik raakte in paniek. ‘Ik wil je als vriend houden.’
Mijn trein reed binnen. Loek duwde me van zich af, ongemerkt was ik dicht tegen hem aan gaan zitten.
‘Stan, jouw trein. Even geen contact, niet de komende tijd. Ik heb even tijd voor mezelf nodig.’
Zijn duw werd krachtiger. Ik stond op, keek hem nog een keer aan.
‘Ik hou van je, Loek,’ zei ik zacht.
Loek keek strak, knikte kort. Daarna draaide ik me kwaad om en rende naar mijn trein. Trap af, trap op, de trein in. Ik was nog net op tijd. Ik liep door naar achteren, ik wilde even niemand zien. De trein reed al toen ik nog door de langgerekte coupe heen liep. Ik keek naar buiten en zag Loek zitten, hij volgde me met zijn ogen.

Ik was niet kwaad op hem. Ik was teleurgesteld. Ik snapte hem wel. Eigenlijk had hij ook wel gewoon gelijk. Het was ook gevaarlijk om bij elkaar te zijn. De aantrekkingskracht was te groot. Verstandig om niet met elkaar om te gaan. Maar door het idee alleen al miste ik hem. Nu al, een paar uur later. Lopend door het dorp knalde het hard bij me binnen: Loek was verleden tijd. Dat ging nooit meer goed komen. Hij had er goed over nagedacht, dat had ik wel gemerkt. Zou het hem ingepraat zijn bij zijn kerk? Daar kwam ik waarschijnlijk nooit meer achter. Ik had het skateparkje al achter me gelaten, niet gekeken. Ik liep weer veel te snel maar mijn boosheid moest eruit. Ik was Loek kwijt.

Hijgend zette ik mijn handen tegen de zijkant van de garage. Eén been gestrekt naar achteren, daarna de ander. Zwaar ademend ging ik naar binnen. Op een stoel in de keuken deed ik mijn schoenen uit en zette ze in de gang in het rekje. Ik keek naar mezelf in de spiegel in de gang, ik had een rode kop.
‘Ik ga douchen,’ zei ik met mijn hoofd net om de deur.
Mijn vader keek naar de klok en daarna verbaasd. Ik glimlachte maar een keer en liep de trap op. Langzaam. Ik voelde mijn benen. Ik rustte nog even uit op mijn kamer, waar ik mijn shirt uittrok en mijn trainingsbroek. In mijn boxer naar de badkamer. Balorig. Onder de warme douche kwam alles weer terug. Ik kon het niet laten, trok mezelf hard. Ik dacht nu helemaal aan Loek, aan ons tweeën, samen. Het was zo goed geweest, dat kon niet ophouden. Loek had gewoon even tijd voor zichzelf nodig, als alles weer tot rust was gekomen zouden we wel weer contact zoeken. Dat kon bijna niet anders.

Nee, het veranderde niet in een dag. De rest van de week ook niet. Loek reed niet meer mee naar het station, ging niet meer mee mijn perron op. Ik zag hem wel zitten, één perron verder. Af en toe keken we naar elkaar. Eigenlijk altijd. Ik kon niet anders, ik wilde naar hem kijken. Meestal keek hij terug, ik zag spijt in zijn ogen. Ik werd er niet vrolijker van, miste hem nog steeds. Ik had ondertussen ook al twee berichtjes van Milan genegeerd. Daar voelde ik me ook schuldig over, ik moest hem toch maar eens vertellen wat er allemaal gebeurd was. Misschien dezelfde avond maar eens een keer. Nog één keer, uitleggen waar ik mee bezig was. Mijn trein kwam, ik stapte in en ging zitten, zodat ik Loek kon zien. Dat kon ik niet laten. Hij keek ook terug, als ik wegreed, maar zwaaien deden we nooit. Ik had zijn boxer nog steeds in mijn tas zitten.

“Leef je nog?”
“Ja, sorry.”
“Waar ben je allemaal mee bezig geweest? Die Loek?”
“Ja.”
Ik begon te typen en vertelde het hele verhaal. Halverwege onderbrak hij me.
“Dus je hebt met hem onder de douche gestaan?”
“Ja.”
Milan klikte de webcam aan, toen ik hem in beeld kreeg zag ik hem lachen en zijn duim opsteken. Daar moest ik toch om glimlachen.
“Gaaf man. Lekker?”
“Ja.”
“Mooi. En nu?”
“Spreken we elkaar niet meer.”
Ik zag zijn mond open zakken. “Wat??!!”
“Hij wil het volhouden, en ik ben teveel verleiding.”
Milan schudde zijn hoofd. “Laat gaan Stan. Geen tijd meer aan besteden. Ga verder met je leven.”
“Dat kan ik nog niet, Milan. Ik hou van hem.”
“Je bent gek.”
“Misschien.”
“Was dat ook de reden waarom je lang niet online bent geweest?”
Ik knikte. “Ik heb alles van die foto’s en filmpjes die ik opgeslagen had weggegooid.”
“Ook de foto’s van mij die ik je gestuurd heb?”
“Ja.”
Hij keek overdreven teleurgesteld. “Ben ik niet meer lekker voor je?”
Ik lachte om zijn gezicht. “Te lekker misschien wel. Maar daar gaat het niet om, dat weet jij ook wel.”
“Je wil het echt vol gaan houden hè?”
Ik knikte. “Ja.”
“Die Loek heeft een rare invloed op je. Je bent echt gek.”
Ik haalde mijn schouders op. “Ik ga zo slapen,” typte ik.
“Wanneer zie ik je weer?”
“Weet ik niet,” antwoordde ik eerlijk.
“Laat je niet gek maken.”
“Ik kies voor mezelf.”
Milan had mijn antwoord door. Na zijn “als het de goede keuze maar is” sloot ik af.

Ik was twijfelend gaan slapen. Dat had ik altijd als ik met Milan had gepraat. Hij maakte altijd het slechte in mij wakker. Ik liet me leiden door… Door wat eigenlijk? Ik dacht nog steeds aan Loek als ik ging douchen. Ik keek nog vaak naar de paar foto’s die ik van hem had. Ik speelde genoeg met mezelf, letterlijk en figuurlijk. Altijd was Loek in mijn gedachten. Ik kon het niet laten. Slecht, maar ik vond het beheersbaar. Er was nog één ding waar ik me echt schuldig over voelde, en dat moest ik recht zetten. Iets waar ik nog vaak mee bezig ben geweest, en dat voelde niet goed meer. Ik moest hem zijn boxer nog terug geven.

Ik wist nog niet precies hoe. Er kwam vast wel een moment. Op school ontweek hij me, bovendien waren er altijd wel mensen in de buurt. Ik deed er ook weinig moeite voor, stiekem had ik er moeite mee om hem terug te geven. Thuis kwam hij nog vaak uit mijn tas. Maar ik moest het doen, schoon schip. Op een middag zag ik de kans. Ik zag hem rennen voor de bus, maar hij was te laat. Ik reed naar hem toe en remde.
‘Gemist?’
‘Net.’
‘Lift hebben?’
‘Maakt niet uit, ik wacht wel.’
‘Mag wel.’
‘Stan…’
‘Je wil ook wel,’ treiterde ik.
‘Ja. Maar je weet… Alsjeblieft, maak het nou niet moeilijker dan het is.’
Ik gaf het op. ‘Ik heb nog iets van je.’
‘Van mij?’
Ik haalde mijn tas van mijn rug en ritste hem open. Daar ging hij dan. Ik trok het plastic tasje onder uit mijn rugzak en gaf het aan hem. Hij keek er in, verbaasd.
‘Hoe kom jij daar aan?’
‘Die was je vergeten die zaterdag.’
‘Ik was hem kwijt, had al op school nagevraagd of iemand hem gevonden had.’
‘Ik had hem, wilde hem steeds terug geven maar het kwam er niet van.’
Loek glimlachte. ‘Dank je.’
‘Hoe gaat het nu?’
‘Het gaat.’
‘Het gaat?’
‘Niemand heeft gezegd dat het makkelijk zou zijn.’
‘Nee…’
‘En met jou?’
‘Ik weet het niet. Beetje stuurloos.’
‘Je weet wie je kan helpen de goede richting te volgen.’
‘Ik weet het.’
‘Je kunt het Stan, als je maar wil.’
Er kwam weer een bus aan.
‘Zie je,’ zei Loek.
‘Ja,’ zei ik maar.
Ik reed weer door, terwijl hij de bus in stapte. Ik zag hem voorbij komen en zuchtte. Ik wilde hem achterna, ik wilde hem vragen terug te komen, ik wilde met hem verder, dan gingen we maar tegen de leer in. Dit kon ik niet volhouden, dit wilde ik ook niet volhouden. Ik zag echt niet wat er fout aan was. Ik reed naar het station, twijfelde of ik naar hem toe zou gaan. Dat betekende wel dat ik mijn trein ging missen. Ik liep mijn trap voorbij, twijfelde en liep terug. Mijn trein stond er al. Ik keek naar Loek, glimlachte en stapte in. Ik draaide me om, hij glimlachte terug. Dat gaf me hoop. En dat had ik even nodig.

Zie je nou wel? Hij had een glimlach terug gegeven. Het was ook een belachelijke regel. Wat was er nou fout aan liefde tussen twee mensen? Mooi, dit lopen ’s avonds, het gaf me nog altijd de meest heldere antwoorden als ik na moest denken. Er was niets mis mee. De maatschappij was er ook duidelijk over, je mocht zelfs trouwen als homo. Ik deed er toch verder ook niemand kwaad mee? Ik liep langs het skateparkje en keek. O ja, ik keek. Die ene jongen keek terug. Hij zat, benen een stukje uit elkaar. Ik glimlachte toen ik langsliep. Lachte hij nou terug? Zie je? Niets mis mee. De groeten met je regels. Niemand kon mij vertellen wat ik wel of niet wilde doen. Natuurlijk gaf het me veel kracht en richting in het leven, maar ik hoefde dat ene punt van de kerk toch niet te volgen? Er waren gemeenschappen zat die het wel accepteerden. Desnoods veranderde ik van kerk als ik de kans kreeg. Mijn geloof helemaal loslaten zag ik niet zitten. Als ik dat kon, dan kon Loek dat ook. Diep van binnen wilde hij toch ook niet anders? Ik ging hem overhalen, op hem inpraten. Op de terugweg zag ik die jongen weer zitten. Hij zat te praten met iemand anders. Hij zag me niet meteen. Toen ik bijna voorbij was zag ik hem ineens kijken, alsof hij verrast was. Hij keek me na. Dit voelde goed.

De dag erna trok ik mijn stoute schoenen aan. Ik wist dat hij een uur later uit was dan ik. Ik bleef wachten. Op zijn perron. Zenuwslopend, ik bedacht de hele tijd wat ik zou gaan zeggen. Het moest kloppen, raak zijn. Niet meteen over de seks beginnen, gewoon alleen over vriendschap. Anders sloeg hij meteen dicht waarschijnlijk. Ik hield de tijd in de gaten, het kon niet lang meer duren. Ik zuchtte, keek rond. Ineens zag ik hem de trap opkomen. Hij schrok niet van me. Hij kwam ook meteen naar me toe en ging naast me zitten.
‘Hey,’ zei ik.
Loek zette zijn tas tussen zijn voeten. ‘Hoi.’
En toen wist ik even niet meer wat ik moest zeggen.
‘Loek,’ begon ik toch maar, ‘ik…’
Loek keek me aan, wist ook wel wat ik wilde zeggen.
‘Ik wil jouw vriend blijven. Ik wil je niet kwijt. Echt, ik mis je, ik wil weer gewoon samen naar het station fietsen, samen lachen, gewoon alles.’
Loek zuchtte. ‘Weet ik Stan. Ik ook wel. Maar ik denk dat jij meer wil, en dat kan niet.’
‘Waarom niet?’
Mooi, ik verraadde meteen mijn bedoelingen met die vraag.
‘Dat weet jij ook, Stan.’
‘Onzin. Er zijn genoeg kerken die het wel goedkeuren. Het mag zelfs van de wet.’
‘Stan…’
‘Wat is er nou fout aan liefde tussen twee mensen? De aantrekkingskracht tussen twee mensen? Dat gevoel van verbondenheid? Dat moet jij ook voelen.’
Loek keek me nu indringend aan. ‘Dat voel ik ook Stan. Je betekent heel veel voor me. Maar jij weet ook dat de Heer het zo niet bedoeld heeft.’
‘Mensen van de kerk zeggen dat,’ mokte ik, ‘en die kunnen niet bepalen wat ik voel en denk. De rest van de maatschappij geeft mij gelijk. Ik heb het recht om zo te denken en zo te voelen.’
‘Dat heb je ook.’
‘Nou dan!’
‘En ik heb het recht om de leer van mijn kerk te volgen.’
‘Je gaat tegen jouw natuur in!’
‘Stan, het staat overduidelijk in de Bijbel. God heeft de wereld zo geschapen dat een man en een vrouw samen zijn. Zo is het bedoeld. Daar moet je niet tegen in gaan. Dat is mijn keuze.’
‘Dus jij vindt dat ik niet goed leef?’
‘Niet volgens de leer nee.’
‘Jij veroordeelt me. Ik doe er toch niemand kwaad mee?’
‘Nee. Ik veroordeel je ook niet. Het is jouw keuze. Ik denk dat het een foute beslissing is, dat je daar problemen mee krijgt. En die problemen wil ik niet.’
‘Het is mijn keuze en die moet je respecteren.’
‘Dat doe ik ook. Ik hoop dat je gelukkig wordt, echt. Maar het is ook mijn keus om het niet te doen. Eigen vrije keus. En die moet jij ook respecteren. Ik doe er ook niemand kwaad mee.’
‘Jawel. Jezelf.’
‘Daar denk ik anders over.’
‘En mij.’
‘Sorry Stan.’
Ik keek hem strak aan.
‘Stan, ik kan niet anders. Wil niet anders. Ik geef toe, daar heb ik het moeilijk mee. Het is een zware opdracht. Hij maakt het me moeilijk. Maar ik moet het volbrengen. Respecteer dat. In gedachten blijf je altijd een goede vriend van mij, echt. Maar ik kan niet te dicht bij je in de buurt zijn. Dat maakt het alleen maar moeilijk. Help me.’
‘Hebben ze je dat bij de kerk ingeprent?’ vroeg ik kwaad.
‘Nee, ikzelf. Je wil niet weten wat zij er over zeiden.’
Ik trok een vragende blik.
‘Volgens hen ben jij Satan zelf, die me probeert te laten zondigen. Als het aan hun ligt geef ik je aan, zodat de kerk jou kan helpen.’
Ik schudde mijn hoofd vol ongeloof.
‘Echt, ze wilden jouw naam hebben. Ik had ze over je verteld, bij welke kerk je hoort. Maar geen naam.’
‘Je hebt ze alles verteld? Alles?’
‘Niet van de douche. Ik ben niet gek. Dat verantwoord ik zelf wel bij Hem. En ik ga hen jouw naam niet geven.’ Hij grijnsde. ‘Eigen keuzes, Stan.’
‘Dank je.’
‘Jouw trein komt zo.’ Dat kwam er dwingend uit. Duidelijk.
Ik haalde er mijn schouders bij op.
‘Stan, als jij je er niet in kunt vinden, prima. Dat is jouw keuze. Respecteer ik. Maar ik kan het mezelf niet verantwoorden, ik vind dat het niet kan voor mezelf.’
‘Je weet niet wat je mist,’ zei ik dwars.
‘Dat weet ik wel. En ik weet ook wat ik er voor terug krijg.’
‘Maar…’
Loek raakte geërgerd. ‘Stan, basta. Je begint te zeuren. Ik weet wat ik wil en dat laat ik me door niemand voorschrijven. Ik weet wel wat jij nu denkt. Jij vindt dat mijn kerk alles en iedereen veroordeelt als ze niet volgens hun regels leven, maar dat doe je nu zelf ook. En dat is niet eerlijk.’
Ik zweeg.
‘Daar is jouw trein.’
Ik stond op, wist niet meer wat ik moest zeggen. Ik keek hem aan, Loek was duidelijk boos, beledigd. Ik maakte nog een soort wanhopig gebaar met mijn armen en liep toen weg. Trap af, trap op, mijn trein in. Ik liep er doorheen naar achteren, een rustig plekje opzoeken. Ik voelde me schuldig, Loek had gelijk. Ik moest hem respecteren. Ik liep door het gangpad, zag Loek nog zitten toen de trein wegreed. Ik had het gevoel dat iedereen me aan zat te kijken voordat ik op het laatste bankje neerplofte.

Ik piekerde, wist niet wat ik moest denken. Het was raar, Loek had dezelfde gevoelens, maar die waren onbereikbaar. Eigenlijk was het een prima situatie, waar veel jongens jaloers op zouden zijn. Ik was verliefd op een jongen, en hij op mij. Hoeveel zaten er niet in de kast, net zoals ik, en konden een jongen die ze leuk vonden het niet vertellen? Ik wist het van Loek, en Loek wist het van mij. Dat had ik weer, Loek hield het tegen. Eigen overtuiging, daar moest ik respect voor hebben. Maar wat wilde ik zelf? Milan had al genoeg op me ingepraat, en Ziggy ook. Diep van binnen wist ik wat ik wilde. Daar moest ik maar een vorm in vinden. Zelfs Loek respecteerde het als ik aan mijn gevoelens toe zou geven. Ieder zijn keus. Ik wist ook wel dat ik dat ging doen. Ik zocht alleen nog naar de goede vorm.

Spijt. Toen ik eenmaal de knoop door had gehakt dat ik mijn gevoel niet zou tegenhouden had ik spijt. Dat ik me zover had laten brengen door mijn gevoel voor Loek. Er was niets mis mee, ik had me gek laten maken. Spijt ook dat ik alles gewist had op mijn harde schijf. Hoewel, dat was ook wel weer fout. Lust, geen liefde. Ik ging onrustig slapen, maar werd redelijk opgelucht wakker. Ik hoefde niets meteen te beslissen, hoe ik het zou doen allemaal. Dat mocht zijn tijd hebben. Ik was blij dat ik met Loek had gepraat, hij wist nu hoe ik dacht en ik hoe hij er in stond. Respect. Ziggy zag het aan me de volgende dag.
‘Hoe gaat het?’
We stonden apart, bij mijn kluisje.
‘Goed. Denk ik. Een beetje.’
Ziggy lachte. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik heb met Loek gepraat.’
‘Met zoenen, seks?’
‘Nee, gek. Maar het was een goed gesprek.’
‘Mag ik weten waarover?’
‘Zijn geloof, mijn geloof, dat soort dingen. Hij wil niets, uit overtuiging, en ja dat vind ik jammer. Maar hij heeft respect dat ik me daar niet aan wil houden. Ieder zijn keus.’
Ziggy knikte. ‘Oké…’
‘Hij veroordeelt me niet.’ Ik sloot mijn kluisje en keek naar het deurtje. ‘En dat voelt goed.’
Ziggy glimlachte. ‘Mooi. Maar dan moet jij zijn keuze ook respecteren.’
‘Doe ik ook. Ik vind het ook echt sterk van hem.’ Ik keek Ziggy aan en grijnsde. ‘Maar ik mag het dan toch wel jammer vinden, vind ik.’
Hij sloeg tegen mijn arm en lachte. ‘Natuurlijk. Heel normaal zelfs.’

Ik wist niet wat het was, maar de spanning was uit de lucht. Loek keek af en toe in de pauzes en lachte dan ook naar me. Dat voelde goed. We hadden samen een geheim en dat was veilig. Begrip voor elkaar, zo voelde het. Ik was en bleef speciaal voor hem en hij voor mij. We snapten elkaar. Nou ja, ongeveer dan. Ik bleef het raar vinden dat hij niet… Niet meer over nadenken, als hij dat wilde dan was dat zijn keus. Ik was bang dat alles uit elkaar zou spatten toen ik hem opwachtte op het perron, maar het was goed geweest, dat gesprek. Achteraf gezien dan. Op het moment dat ik bij hem wegliep was ik vooral kwaad. Op hem, op de hele situatie. Hij ook op mij, maar op een of andere manier door naar elkaar te kijken en te glimlachen in de pauzes wisten we van elkaar dat het wel goed zat op een of andere manier. Respect.

Ik was weer bijna helemaal terug bij de situatie toen ik verhuisde. Stiekem nog verliefd op Loek, al wist ik nu dat het niets ging worden. Ik trok me weer suf onder de douche, met hem vaak in mijn gedachten. Maar steeds vaker ook met de jongen bij dat skateparkje in mijn hoofd. Die zag ik bijna iedere dag. Mooie jongen, nog steeds. Ik wilde meer van hem te weten komen, maar ik had geen idee hoe. Hoe hij keek als ik voorbij kwam, twee keer op een avond. Hoe hij glimlachte… Ik sloeg geen loopavondje meer over. Maar wat kon ik verder doen? Ik kon toch moeilijk een keer stoppen en hallo zeggen. Ik zorgde er wel voor dat hij me zag en dat hij wist dat ik ook naar hem keek. En teruglachte. Ik had al een keer geprobeerd om langs te lopen met mijn telefoon in mijn hand en een foto te maken, maar die waren altijd bewogen. Ik sloeg ze wel op. Eentje was op zich nog wel te doen. Foto zo schuin als wat, zijn hoofd nog net in de hoek. Maar hij was redelijk herkenbaar en beter dan niets. Ik moest een list verzinnen. Ik wilde weten waar hij woonde, waar hij op school zat. Ik kon moeilijk op de hoek van de straat blijven wachten tot hij weer naar huis ging en hem volgen. Ik moest geduld hebben, en hopen dat er een keer iets gebeurde. Ik had er al over lopen fantaseren dat hij op zou staan als ik voorbij liep, en een stukje mee zou rijden op zijn skateboard, achter me aan of zoiets. Maar dat deed hij niet. Hij bleef zitten. En lachen.

Het was fris. Ik had mijn jas helemaal dicht en trapte mijn fiets naar het station. Sarah was er niet bij, die begon een uur later. Lekker rustig. Op het station gooide ik het propje van het papieren zakdoekje in de prullenbak. De jongen van het skatepark. Ik ging op mijn vaste plekje staan, zoals bijna iedereen dat deed. Rare gewoontes, iedere dag hetzelfde doen. De trein kwam in de verte aanrijden, ik ging alvast dichter bij de perronrand staan. De trein stopte, er stapten maar weinig mensen uit, daarna stapte iedereen in. Ik ging zitten, niet ver van de deur, bij het raam. De plak naast me bleef leeg gelukkig. Net toen de conducteur de deuren wilde sluiten hoorde ik nog iemand roepen. Ongelooflijk, daar was hij weer. Altijd net op tijd. Hij sprong de trein in, koptelefoon om zijn nek. Sukkel. Normaal ging hij op een klapkrukje bij de deur zitten maar nu liep hij door. Met een zucht plofte hij naast me op de stoel. Ook dat nog. Ik stopte de dopjes in mijn oren en zette mijn geluid aan. Hij zocht wat in zijn tas, viste er een boek uit. Zijn tas balanceerde op zijn benen, zijn boek er half staand tegen aan. Meneer moest zijn koptelefoon nog opzetten. Chaoot. Ik hield de onstabiele zaak op zijn benen in de gaten, er zat een sticker op zijn boek. Natuurkunde. Emiel. Ik zag de tas kantelen. Hij had zijn telefoon in zijn hand om de muziek aan te zetten en was te laat om zijn tas te pakken, het viel half op mijn been. Hij griste hem weer terug. Ik keek even geërgerd, zag zijn mond sorry zeggen. Ik knikte, en zag de meest mooie grijns en ogen die ik ooit had gezien.
© 2013 Oliver Kjelsson