Trouw (deel 17)

Mijn moeder keek bezorgd, beschermend. Uitnodigend.
‘Wat is er jongen?’
‘Ik heb ruzie met Jacco gehad vandaag.’
Sarah was van tafel, wilde tv gaan kijken. Ze spitste haar oren.
‘Waarover?’ vroeg mijn moeder.
‘Over mij.’ Ik keek ze veelbetekenend aan. ‘Mijn “situatie” zeg maar.’
Mijn vader keek naar de bank.
‘Sarah, zet jij de tv even uit en ga jij naar jouw kamer?’
‘Maar…’
‘Naar boven, we hebben even wat te bespreken hier.’
Ze keek naar mij, maar ik bleef naar mijn handen op tafel staren. Met een diepe zucht zette ze de tv uit, en verliet de kamer. Het bleef even stil. We keken elkaar aan maar we wisten alle drie niet hoe we moesten beginnen.
‘Jacco ontwijkt me,’ zei ik toen maar.
‘Hij zoekt naar een manier om er mee om te gaan jongen.’
‘Nee, hij veroordeelt me.’
‘Veroordelen?’
‘Ja. En daar hadden we ruzie over. Hij vraagt niet hoe het gaat, wat ik voel, wat ik meemaak, wat er door mijn hoofd gaat, niets. Hij zegt alleen maar dat het allemaal fout is wat ik doe.’
‘Je bent een goede vriend van hem, Stan. Hij maakt zich zorgen.’
‘Dat laat hij dan wel op een erg rare manier zien,’ mokte ik. ‘Hij heeft alleen commentaar.’
‘Voor hem is het ook moeilijk jongen. Hij weet niet wat jij voelt, kan zich dat niet voorstellen. Hij bidt voor je.’
‘Alsof hij zelf zo perfect is.’
Mijn moeder glimlachte.
Ik keek haar aan. ‘Is toch zo? Hij laat me keihard vallen, zonder vragen. Hij had zijn oordeel al klaar voordat hij ook maar wist hoe het zat. Mond vol over de splinter in mijn oog, maar door die balk in die van hem ziet hij niets.’
Mijn vader keek naar me. Als ik woorden uit de Bijbel gebruikte dan moest ik uitkijken.
‘Vergis je je niet?’ vroeg mijn moeder. ‘Haal je veroordelen en beoordelen niet door elkaar?’
Ik keek op, vragend.
‘Iedereen heeft zijn zonden, Stan. Ook wij. Daar bidden we voor. Maar mogen we dan niemand meer helpen omdat we zelf zonden hebben? Dat zou wel heel gek zijn toch? Dan helpt niemand elkaar meer. Hij ziet wat er met jou gebeurt, hij maakt zich zorgen en wil je helpen het juiste te doen. Hij vertelt je alleen maar wat hij ziet. Hij wil helpen die splinter uit jouw oog te halen Stan, net zoals jij hem zou helpen met die balk.’
Ik zuchtte, leunde met mijn voorhoofd op mijn handen. Ik wreef, keek ze daarna weer aan.
‘Hij wijst alleen maar naar mijn splinter. Pas als ik hem er zelf uithaal accepteert hij me weer. Ik heb hem gezegd dat hij zich alleen maar interesseert in mensen als ze precies denken zoals hij.’
‘Zie je? Wat ik net al zei. Jij helpt hem met zijn balk, terwijl jouw splinter er nog in zit.’
‘Ik heb hem er op gewezen, maar hij luistert niet. Hij heeft me gewoon verstoten.’
‘Dat is jammer. Je moet nooit iemand opgeven. Dat doet de Heer ook niet.’
‘Ik heb gezegd dat hij er over na moest denken en dat mijn deur altijd open staat.’
Mijn moeder glimlachte. ‘Dat heb je mooi gedaan.’
Ik glimlachte ook. Of we het nou over alles eens waren of niet, die bevestiging voelde goed.
‘Geef hem tijd, Stan. Hij heeft veel om over na te denken.’
Ik knikte.
‘En jullie?’
Ze keken even veelbetekenend naar elkaar.
‘Je weet hoe wij er over denken Stan,’ zei mijn vader, ‘dat verandert niet.’
‘Maar…’
‘Ik heb er niet meer over te zeggen. We zijn teleurgesteld over jouw keuze, en bidden iedere dag.’
‘Maar…’
‘Punt, jongen.’
Zijn ogen zeiden genoeg, ik moest er over ophouden. Ik stond langzaam op.
‘Ik ga naar boven.’

Ik ging niet meer lopen. Ik had nog wat huiswerk, en ik was moe. Emiel snapte het wel, zijn berichtje op mijn telefoon stond vol met knuffels, schouderklopjes en kusjes. Ik zuchtte, ik vroeg me serieus af hoe lang hij dit nog met mij ging volhouden. Ik liet mijn wiskundeboek op mijn bureau vallen en sloeg het open. Niet dat ik er mijn gedachten bij kon houden, gelukkig was het allemaal niet zoveel. Er kwam zachtjes muziek uit de kamer van Sarah. Die zal wel vrolijk zijn nu. Zij wel. Zij was gewoon normaal, had een leuk vriendje, al mochten mijn ouders niet teveel weten. Goed, mijn moeder hoorde af en toe wel wat via mij, maar ik was er bijna zeker van dat mijn vader van niets wist. Wat dat betreft was mijn moeder een stuk minder wereldvreemd. Er werd op mijn deur geklopt.
‘Hm,’ mompelde ik als uitnodiging.
Mijn moeder. Ze kwam binnen met een stapeltje shirts, om het in mijn kast te leggen. Ze deed de deur weer dicht, ging op de rand van mijn bed zitten. Ik draaide op mijn stoel.
‘Jouw vader wil er niet over praten schat, dat weet je toch?’
‘Ik wil weten waar ik aan toe ben mama.’
‘Dat weet je toch?’
‘Ik heb alleen maar het gevoel buitengesloten te worden door iedereen. Op een paar na dan. Ziggy…’ Ik dacht even na of ik het kon zeggen. ‘Emiel…’
‘Het leek me een nette oprechte jongen.’
‘Dat is hij ook mama.’
‘Maar wat jullie doen kunnen we niet goedkeuren.’
Ik boog mijn hoofd. Dit deed zeer.
‘Maar ik snap iets niet. Jullie verbieden niets. Jullie weten dat ik hem zie.’
‘Jongen… Je bent bijna zeventien, je moet jouw eigen keuzes maken. Het is jouw verantwoording bij de Heer. We kunnen je raad geven, maar jij moet jezelf verantwoorden voor jouw daden.’
‘Wat je eigenlijk zegt is dat jullie het toch niet tegen kunnen houden?’
Ze glimlachte.
‘Maar…’
‘Stan, we keuren het niet goed. Maar nee, we kunnen het niet tegenhouden. Dat betekent niet dat we het oogluikend toestaan. We zijn het er niet mee eens. We zijn teleurgesteld dat jij die keuze maakt.’
‘Papa wil het eigenlijk het liefst verbieden.’
‘Hij weet dat hij dat niet kan, jongen. We kunnen je niet opsluiten. Dat zou ook niet goed zijn. Die vrijheid heb je. Maar hier in huis gelden onze regels. Je nodigt hem hier niet uit, we willen geen verhalen horen.’
‘Dat is toch raar?’
‘Maak het niet moeilijker dan het al is, Stan. Wij gaan niet vragen hoe het gaat, daarmee zouden we er indirect mee akkoord gaan. En dat doen we niet. Hier in huis gelden onze waarden en onze en God’s regels.’
‘Zoals jullie die interpreteren,’ kon ik niet laten om zachtjes te zeggen.
‘Juist. Zoals wij denken dat goed is en zoals wij denken dat Hij het bedoeld heeft. Dat zul je moeten respecteren. Zoals ik jouw keuze respecteer.’
‘Je respecteert mijn keuze?’
‘Je laat zien dat je er goed over nadenkt Stan. Dat respecteer ik. Al is het mijn keuze niet. Als je er naar vraagt zal ik mijn mening geven. Maar ik respecteer je wel. Als je mij ook respecteert.’
‘En papa?’
Ze glimlachte. ‘Stilzwijgend. Je kent hem. Hij heeft het er heel moeilijk mee. Je moet het hem niet vragen, hij wil er niet over praten. Diep van binnen blijft hij hopen dat je tot inkeer wil komen. Wij allemaal.’
‘Dat is geen kwestie van willen mama, maar van kunnen. Het is iets zo wezenlijks, zo doordringend, dat gaat niet.’
‘Dat snappen we jongen. Maar we vinden het jammer.’
Ik knikte. Ze stond weer op. Bij de deur keek ze me weer aan.
‘Overweeg alles goed, Stan, en maak de keuzes zoals jij denkt dat het goed is en jij je mee kan verantwoorden bij de Heer.’ Ze dacht even na. ‘Als jij gelukkig in het leven staat, en oprecht, dan zijn wij tevreden.’
Ze dacht even na, liep naar me toe en gaf me een kus op mijn voorhoofd. Ze keek me aan en knipoogde. Daarna was ze weg. Ik deed mijn boek dicht. Ik ging op bed liggen en sloot mijn ogen. Ik dacht er over na wat ze allemaal gezegd had, direct of indirect. Na een uur kwam ik tot de conclusie dat ik een stuk wijzer was geworden.

‘Waar ging het gisteren over?’ vroeg Sarah op de fiets. ‘Emiel?’
‘Ook. Ik heb ruzie gehad met Jacco.’
‘Ruzie met Jacco?’ Ze was nog steeds verbaasd.
‘Met Jacco. Over mij en Emiel.’
‘Wat zei hij dan?’
‘Heel verhaal. Maar hij vind dat ik de verkeerde keuze maak. En dat veroordeelt hij. Wil niets anders horen. Dus ontwijkt hij me.’
‘Maar jullie zijn altijd vrienden geweest!’
‘Ja,’ zei ik.
We zetten onze fietsen op slot en liepen het perron op.
‘En papa en mama?’
‘Die vinden het niet goed wat ik doe.’
Ik voelde ineens een hand op mijn schouder. ‘Goedemorgen.’
‘Hoi Emiel,’ zei Sarah.
Ik kneep even voorzichtig in zijn hand.
‘Maar wat zeiden ze nog meer?’ drong Sarah verder aan.
‘Papa wil er niet over praten.’
‘Mama wel?’
‘Die is nog op mijn kamer geweest gisteravond.’
Emiel volgde het allemaal met grote interesse.
‘Wat zei mama dan?’
‘Dat ze het niet goed kunnen keuren, maar dat het mijn keuze is. Jammer, teleurgesteld, zoiets.’
‘Maar je mag Emiel toch wel gewoon blijven zien?’
‘Dat kunnen ze niet tegenhouden, Sarah, dat snappen ze ook wel. Het is mijn keus, ik moet me zelf verantwoorden bij… Ze leggen het eindoordeel bij Hem neer. Verder willen ze er niets over horen, als ze interesse tonen geven ze ook een soort van goedkeuring, en die is er niet. Dus Sarah, doe me een plezier, laat de naam Emiel maar niet meer vallen thuis. Ook niet als je met hem in de trein hebt gezeten en gelachen hebt om iets, of weet ik veel.’
‘Snap ik.’
‘Dank je.’
De trein kwam, Sarah liep voorop. Emiel pakte mijn arm.
‘Hoe gaat het nu?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik ben blij dat ik met mijn moeder gepraat heb. Het is me nu wel een beetje duidelijk. Ik zeg niet dat ik er blij mee ben, maar ik kan er mee verder, ik weet waar ik aan toe ben.’
‘Da’s mooi.’
‘En jij bent persona non grata.’
‘Kan ik mee leven. Jammer, dat wel.’
‘Nou ja, ze vond je wel een nette oprechte jongen.’
‘Dus zo’n slecht beeld hebben ze niet van mij?’
‘Nee. Het is alleen jammer dat je met me zoent.’
Emiel grijnsde. ‘En meer.’
We gingen bij Sarah zitten, die zat naar buiten te staren. Ik stootte met mijn knie tegen die van haar.
‘Denk je aan?’
‘Alles. Jij, papa en mama, ik, Sjoerd…’
Ik boog voorover. ‘Dat hou je gewoon nog even geheim thuis. En als het toch ooit een keer uitkomt en ze hebben vragen, dan roep je mij maar. Ik kan getuigen hoe leuk hij is.’
Ze glimlachte.

Boven aan de trap van de fietsenstalling stond Sjoerd te wachten.
‘Zo, kom je haar tegenwoordig ook al hier ophalen?’ lachte ik.
Ik stootte mijn vuist tegen die van hem.
‘Rijden jullie maar vast, ik haal jullie wel in.’
Sarah zwaaide. ‘Doei Emiel!’
Emiel lachte terug en keek me toen aan.
‘Gaat het echt wel met je? Ik vind het allemaal nogal wat.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Jawel. Het moet allemaal nog wat bezinken denk ik.’
Hij hield me even stevig vast. ‘Zie ik je vanavond?’
Ik knikte.
‘Hoe je haaks, Stan.’
Ik knikte weer. Emiel gaf me een snelle kus op mijn wang.
‘Zie je vanavond.’
Ik keek hem na en fietste toen de andere richting in.

Was dit het nou? Ik keek er tegenop om naar school te gaan. Daar zag ik Jacco weer, en ik vroeg me serieus af of het gesprek van gisteren nou het einde was. Daar leek het wel op toen ik op school kwam. De situatie was weer zoals de afgelopen tijd: Jacco stond ergens anders dan ik, en de blikken zeiden genoeg, we gingen ons niet met elkaar bemoeien. Ik voelde de spanning en dat beviel me niets. Ik had een koekreep uit mijn tas gehaald maar na twee happen gooide ik die de prullenbak in. Geen zin. Geen trek.
‘Wat kijk jij moeilijk,’ zei Ziggy ineens vlak bij mijn oor.
Ik schrok, had hem niet zien aankomen. Ik zuchtte.
‘Heel gesprek gehad gisteren.’
‘Met wie?’
‘Mijn ouders. Nou ja, mijn moeder. Mijn vader wil nergens over praten.’
‘Slechte uitkomst zie ik?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ja en nee. Ze vinden het niet goed, maar kunnen het niet tegenhouden.’
‘Ik zie een soort van toestemming.’
‘Nee, dat is het niet.’
‘Niet? Dan hadden ze het je wel verboden.’
‘Wat wil je zeggen?’
‘Wat veel mensen doen: als het te moeilijk wordt, geen keuze kunnen maken, dan leggen ze het bij de Heer neer.’
‘Mijn moeder zei nog iets: “Als jij gelukkig in het leven staat, en oprecht, dan zijn wij tevreden”.’
‘Voila. Dat bedoel ik.’
‘Waar haal jij al die wijsheid allemaal vandaan?’
‘Uit wat jij zegt. Je had het zelf kunnen verzinnen.’ Hij lachte. ‘Nee, ik heb het met onze dominee over jou gehad.’
‘Over mij?’
‘Jij zat met een probleem, en ik wilde je helpen. Dan is het toch niet gek als ik overleg? Om raad vraag?’
‘Raar idee.’
Ziggy lachte. ‘Valt wel mee, je kent hem niet en hij jou niet.’ Hij legde een hand op mijn schouder. ‘Hij wilde je wel eens ontmoeten trouwens, eens direct met je praten.’
Ik wist niet of ik daar wel zin in had. Ik keek in de verte en zag Jacco staan.
‘En Jacco?’ vroeg ik. ‘Wat moet ik daar mee?’
‘Ik zal een antwoord geven wat bij hem past. Bidden dat hij het juiste pad gaat zien en bewandelen.’
Ik keek hem serieus aan maar keek alleen maar in zijn grijnzende gezicht. Ik glimlachte.

‘Ik wil ze overkopen van je,’ zei ik een week later, zittend op de onderste tree van de trap bij Emiel in huis.
‘Overkopen?’
‘Ja. Jij doet er niets meer mee, ik vind ze fijn zitten…’
‘Ik zie het,’ zei hij naar beneden kijkend, naar mij zittend op de trap. ‘Nou de rest nog.’
Ik lachte. ‘Ze rijden ook fijn.’
‘Er moeten nieuwe wieltjes onder, die zijn echt helemaal versleten.’
Ik trok er eentje van mijn voet en keek. ‘Ze zijn wel erg afgesleten.’
‘Daarom.’
‘Nou, wat wil je er voor hebben?’
‘Niets.’
‘Emiel, kom op.’
‘Stan, er moeten nieuwe wieltjes op.’
‘Vijftig euro.’
Emiel zuchtte en liep de kamer in. Ik ging op mijn sokken achter hem aan.
‘Emiel, kom op. Vijftig euro.’
‘Stan, ik verkoop die skates niet.’
Zijn moeder keek om. ‘Waarom niet? Ze passen je toch niet meer.’
‘Mam, ze zijn versleten.’
‘Hij rijdt er al een tijd op.’
‘Hij mag ze zo hebben.’
Ik keek hem protesterend aan. ‘Echt niet. Ik betaal er gewoon voor.’
‘Vijftig is echt teveel.’
‘Vijfentwintig dan.’
Hij dacht na zag ik.
‘Ik ben echt de eerste koper die staat af te bieden gek.’
Zijn moeder en vader lachten.
‘Ik zou ja zeggen,’ zei zijn broer, ‘anders gaat ie nog lager.’
‘Ik vind het een mooie symbolisch bedrag,’zei ik om aan te dringen. ‘Omdat de wieltjes versleten zijn.’
‘Oké,’ kwam er twijfelend uit. ‘Maar dan horen die beschermers er bij!’
‘Gratis,’ grijnsde ik, ‘die zijn echt versleten, daar kun je met goed fatsoen geen geld voor vragen.’
Emiel wilde beledigd kijken mar dat lukte niet helemaal. Hij stak zijn hand uit. ‘Deal.’

Natuurlijk wilde ik ze kopen van hem. Die dingen waren nog wat waard en dan wilde ik er gewoon eerlijk voor betalen. Ik was ook een beetje klaar met dat lenen, ik had ze geleend om uit te proberen, maar daar was al tijden geen sprake meer van. Eigenlijk waren ze al van mij. Stan’s skates. Het was, na lopen, gewoon een tweede bezigheid geworden. Maar de grootste reden dat ik ze wilde kopen was dat ik ze voor mezelf wilde hebben, thuis. Thuis, vaste plek in huis, waarschijnlijk in de kast in de gang. Tas met de beschermers erbij, netjes opgeruimd. Zoals dat hoorde bij mij thuis. Maar wel skates. En iedereen wist wat daar voor verhaal achter zat. Symbolisch een stukje van mijn eigen leven in huis. Mijn eigen keuze zichtbaar. Ik reed erop naar huis, loopschoenen met de veters aan elkaar geknoopt over mijn schouder. Ik reed de achtertuin in, ging op de drempel van de keukendeur zitten en trok ze uit. Ik bekeek zo nog een keer. Tevreden. Mijn skates. Ik liep naar binnen, zette ze onderin de kast, pakte een plastic tas uit het mandje dat we daar voor hadden en deed daar de beschermers in. Loopschoenen er bij en deur dicht. Mooi. Ik stak mijn hoofd om de hoek van de kamer deur.
‘Ik ga even douchen.’
Mijn vader knikte, mijn moeder glimlachte.

“Hadden ze het gezien?” vroeg ik me af toen het water over me heen stroomde. Ik zou er snel genoeg achter komen. Ik kon het wel verdedigen, dat wist ik zeker. Ik glimlachte. Emiel had geprotesteerd dat ik geen geld bij me had. Hij zei dat ik ze dan ook niet mee mocht nemen maar lang kon hij zijn lach niet houden. Emiel… Ik stond onder de douche en dacht aan hem. Het was alweer een tijdje geleden dat we er samen onder gestaan hadden. Ik had er zin in. Ook nu. Tijd genoeg, ik hoefde niet zo snel naar beneden.

‘Zijn die skates van jou?’ vroeg mijn moeder de dag naderhand toen ik van school terug kwam.
Ik knikte, pakte wat te drinken uit de koelkast.
‘Sinds wanneer heb je ze?’
‘Gisteren. Tweedehands, ik kon ze overnemen.’
‘Overnemen?’
‘Ze pasten niet meer, en mij wel. Ik heb ze een tijdje geleend om uit te proberen, maar aangezien ik zo vaak op die dingen rij vond ik dat ik ze moest overnemen. Zoveel heb ik er niet voor betaald.’
‘Wat zit er in die tas?’
‘Beschermers. Pols, elleboog, knieën…’
Ze keek zorgelijk en schudde haar hoofd. ‘Ondingen.’
Ik glimlachte. ‘Mam… Dat valt echt wel mee.’
‘Met die beschermers en zo…’
‘Gewoon voor de zekerheid. Ik ben nog nooit gevallen. Jij doet toch ook een gordel aan in de auto?’
Ze lachte. ‘Je kunt het mooi vertellen. Als je maar uitkijkt.’
‘Wat dacht je dan?’
Ze wreef even over mijn rug.
‘Heeft papa ze ook al gezien?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Als hij zijn schoenen aan gedaan heeft vanmorgen wel.’ Ze keek me even doordringend aan. ‘Natuurlijk heeft hij ze gezien.’
‘Wat zei hij?’
Ze dacht even na. ‘Niet veel. Vroeg zich af of ze echt van jou waren of geleend.’ Ze glimlachte. ‘Ik leg het hem wel uit.’

Ik wachtte op hem. Het was zaterdag en Emiel zou naar het station komen. We gingen de stad in, wieltjes kopen. Hij lachte toen hij me zag staan. Zijn arm gleed achter me langs, kneep zachtjes.
‘Heb jij zin om te gaan?’
‘Ja,’ zei ik verbaasd.
‘We kunnen ook deze week na school even gaan.’
Ik lachte.
‘Ik wil naar huis.’
Nu keek ik verbaasd.
‘Iedereen weg. Ik wil naar huis.’
Ik grijnsde. Hij pakte mijn arm en trok me met zich mee, terug naar de fietsen. ‘Lekker samen film kijken of zo. Kom.’
We reden naar zijn huis, Emiel schonk wat te drinken in, ik ging in de bank zitten. Met de twee glazen in zijn hand wenkte hij me.
‘Boven.’
Niet veel later lagen we op zijn bed, tv aan. Ik lag voor hem, hij kuste mijn nek.
‘Emiel?’
‘Hm?’
Ik draaide me om, zoende, trok aan zijn shirt. Hij grinnikte. Niet veel later lagen we onder zijn dekbed, naakt. We deden niet veel, beetje geknuffel, een kus. Emiel was ontspannen, een beetje loom zelfs. Ik genoot van zijn lichaam tegen me aan. Hij was warm, zijn voeten tegen mijn been, zijn handen op mijn rug en mijn borst. Zijn rug, zijn billen. Zelfs het puntje van zijn neus in mijn nek was warm. Hij kuste me op mijn schouder.
‘Zo lekker dit.’
Ik kreunde tevreden. Hij lachte en strekte zich over me uit om een slok uit zijn glas te pakken. Daarna lag hij weer half op me, een been over die van mij, zijn hand op mijn buik. Ik draaide me weer naar hem toe. Ik keek naar hem. Hij knipperde met zijn ogen, staarde terug. Ik kuste hem, likte langs zijn lippen, waar ze elkaar raakten. Hij opende ze een stukje, ik trok terug en keek hem aan. Hij keek terug, mond een stukje open alsof hij verbaasd was. Ik gniffelde om hem, kuste hem weer en zocht zijn tong. Hij pakte me steviger vast, zijn lichaam helemaal tegen me aan. Ik werd hard, duwde tegen zijn onderbuik. Het bleef rustig, onze bewegingen waren traag. Ik wilde intens genieten van hem, niet te snel. Hij kreunde, ik voelde zijn piemel hard worden. Ik pakte hem vast, nog warmer dan de rest. Harde kern, zachte huid die er omheen gleed. Hij bewoog mee met zijn lichaam. Zijn neus duwde in mijn hals, zijn handen knepen in mijn billen. Ik liet hem half los, streelde met de toppen van mijn vingers langs de lengte, kneedde voorzichtig zijn ballen. Veel huid eromheen, ze rolden tussen mijn vingers. Emiel zocht de mijne. Hij kneep zachtjes, streelde, sloot zijn hand. Ik voelde de huid van mijn eikel glijden en weer terug. Bij de rand knepen zijn duim en wijsvinger steviger. Onze lippen raakten elkaar, ze hapten voorzichtig. Emiel ging door met zijn hand, bleef knijpen als dat lekker was. Zijn andere hand kneep in mijn bil. Ik strekte mijn vingers, zijn balzak onder de palm van mijn hand. Mijn wijsvinger gleed in het begin van zijn bilspleet en ineens voelde ik zijn anus. Er ontsnapte een kleine kreun bij Emiel. Ik masseerde hem. Daar kreunde hij nog een keer van. Zijn bekken bewoog mee. Ik voelde zijn spier knijpen en ontspannen. Ik duwde wat harder met het masseren. Tussen de kussen door fluisterde hij.
‘Mag er in hoor.’
Ik was even verbaasd, dat was in het begin helemaal mijn intentie niet. Toch duwde ik harder, Emiel zuchtte en ontspande waardoor ik iets naar binnen gleed. Het was warm, zacht. Emiel hield me steviger vast.
‘Lekker?’ vroeg ik zachtjes.
Hij grinnikte. ‘Zeker.’
Hij kneep in mijn bil, ineens voelde ik zijn vinger. Alsof hij het me wilde bewijzen. Alleen al het masseren er tegenaan was lekker. Hij duwde. Ik had het in het begin niet in de gaten dat hij binnen gedrongen was totdat hij zijn vingertop bewoog. Ik kreunde.
‘Zei het je,’ lachte hij.
Ik trok hem af met mijn andere hand. Zo warm, zo hard. Emiel kwam nog wat verder naar binnen. En weer terug. De kussen werden wat minder voorzichtig. Emiel zoende me, hijgde. Zijn been strekte, hij kreunde in mijn mond. Ik voelde hem in mijn vinger knijpen, en nog een keer. Zijn warme zaad liep langs mijn hand. Zijn hand versnelde, trok me af. Toen ik klaarkwam voelde ik zijn vinger nog beter in me zitten. Ik ontspande langzaam, hij ook. We hielden elkaar weer vast, voorzichtige kussen, dicht tegen elkaar aan gekropen. Emiel sloot zijn ogen, voorhoofd tegen mijn wang. Zijn ademhaling ging weer trager. Mijn Emiel. Ondanks al het gedoe hield hij van mij. En daarom ik nog meer van hem. Mijn Emiel.

We sliepen niet, maar lagen ontspannen tegen elkaar. Bewust van elkaar, af en toe bewoog er een hand, streelde wat.
‘Je bent ontspannen,’ zei Emiel ineens.
‘Ja.’
‘Zo ontspannen heb ik je nog nooit meegemaakt.’
‘Ik voel me ook goed.’
Emiel kreunde tevreden en hield me even stevig vast.
‘Ik heb het idee nu pas de echte Stan te zien.’
Ik lachte zachtjes in zijn nek. ‘En?’
Emiel kuste me. ‘Net zo leuk als de eerdere.’

En toch kwam de dominee weer naar me toe. Tegen mijn wil in, ik vroeg me af of mijn ouders dat nog wel gezegd hadden. Ze zullen het vast besproken hebben.
‘Stan, heb je even?’
Ik zag Jacco kijken. Ik keek naar de dominee, het straalde van me af dat ik daar totaal geen zin in had. Hij strekte zijn arm naar me uit, zijn hand maakte een beweging. Ging ik hier nu een scène maken? Stampij? Ik zuchtte van binnen en liep naar hem toe. Zijn hand kwam op mijn schouder, het voelde alsof die me dwingend meenam. Naar een aparte kamer ja.
‘Je hebt een goed gesprek met jouw ouders gehad hoorde ik?’
‘Met mijn moeder.’
Flauwe glimlach. Hij ging zitten, maakte een gebaar naar een andere stoel.
‘Hoe gaat het nu met je?’
‘Goed,’ zei ik eerlijk.
‘Zie je die jongen nog?’
‘Ja.’
Wat een doorzichtige vraag. Dat wist hij, als hij wist dat ik met mijn moeder gepraat had.
‘Weet je dat je jouw ouders daar heel veel verdriet mee doet?’
‘We hebben er goed over kunnen praten,’ ontweek ik.
‘Ik snap het wel,’ ging hij verder. ‘Het is allemaal heel verwarrend, je gaat op onderzoek uit. Iedereen doet ervaringen in het leven op Stan. Ook dingen die niet zo goed zijn. Maar daar leren we van. Zij die zonder zonden zijn werpe de eerste steen, toch?’
Ik glimlachte.
‘Maar daarna komt het inzicht wat wel en wat niet kan, jongen. Wanneer ga jij dat inzien?’
‘Dat inzicht heb ik,’ zei ik zelfverzekerd. Ik keek hem aan. ‘Denk ik,’ zei ik er zachtjes achteraan.
Hij glimlachte. ‘Denk je. Iedereen twijfelt wel eens Stan. Dat is helemaal niet gek. Maar daarvoor heb je de gemeenschap om je heen. Om je te helpen de ware weg te vinden.’
‘Ja.’
‘En daar zit je nu niet op.’
Ik keek omhoog, recht in zijn ogen.
‘Jouw ouders worstelen er erg mee, Stan.’
‘Ze willen dat ik gelukkig wordt. Dat is voor hun wat telt.’
Zag ik zijn wenkbrauwen omhoog gaan?
‘Dat wil iedere ouder,’ herpakte hij zich. ‘Maar ze maken zich zorgen. Hoe kun jij gelukkig worden als je niet doet wat de Heer van je vraagt?’
Ik twijfelde nu. Dit klonk heel anders dan het gesprek met mijn moeder. Hij zag het.
‘Dat kan niet, Stan. Echt. De Heer staat open voor iedereen, voor ieders geluk, nu en later, maar dan zijn er wel een paar regels. Zo ben je zelf ook. Je wil jouw huis openzetten voor iedereen, maar als er iemand een puinhoop van maakt vraag je hem ook om te gaan. Zo moet je het ook zien met het huis van de Heer, Stan. Dit huis.’
Nu keek ik echt op. Begreep ik dit goed?
‘Zegt u nu dat ik Emiel op moet geven, omdat ik hier anders niet meer welkom ben?’
Hij zweeg, keek alleen maar. Dat ging hij niet hardop zeggen, maar hij liet het me wel voelen.
‘Dat mag u dan aan mijn ouders uitleggen.’
Zijn ogen werden wat groter. Het bleef stil. Ik zat na te denken. Ik moest uitkijken wat ik ging zeggen, dus hield ik mijn mond maar.
‘Stan, ik heb een verantwoordelijkheid hier. Een verantwoordelijkheid naar de Heer. Ik kan niet goedkeuren wat je doet. Wat denk je wat het voor uitstraling heeft naar de anderen hier? Moet ik dan tegen de andere jongeren hier maar zeggen: “kijk naar Stan, je kunt doen wat je wil”? Dat kan toch niet Stan?’
‘Ik ben er zelf niet over begonnen. U hebt het hier zelf naar buiten gebracht.’
‘Omdat de gemeenschap je kan helpen op het rechte pad te blijven Stan.’
Ik zuchtte van binnen. Dit was wel een heel groot contrast met de zorgeloze middag ervoor, met Emiel.
‘Ik begreep dat die jongen, Emiel heet hij? Ik begreep dat hij niet gelovig is.’
‘Klopt.’
‘Ik begrijp nu wel waarom het zo lastig voor je is. Hij snapt het gevaar van jullie daden niet. Hij trekt jou er gewoon in mee. Hij heeft geen begrip voor het evangelie.’
‘Hij respecteert mijn geloof,’ verdedigde ik hem.
‘Respect?’ Lachte hij nou schamper? ‘Hij verleidt je tot het meest goddeloze dat er is.’
Ik hield mijn mond. Geen zin in discussie met hem, die gaf toch geen centimeter toe.
‘Zoek jouw vrienden binnen de kerk, Stan. Die snappen waar je mee worstelt, die snappen jouw levensinstelling. Kom terug tot de basis jongen.’
‘Ik had vrienden binnen de kerk,’ zei ik fel. ‘Ik heb er nooit over kunnen praten met ze. Ze veroordelen alleen maar, behandelen me als een melaatse.’ Ik kookte. ‘Weet u? Weet u, Emiel is niet de eerste waar ik deze gevoelens bij had. Er was eerst een andere jongen. Gelovig, nog orthodoxer dan hier. Hele lieve, zachtaardige, oprechte jongen. Deed geen vlieg kwaad. Sportief, vrolijk. Ik kon er goed met hem over praten, we begrepen elkaar.’ Ik slikte. ‘Ik hield van hem, nu nog. En weet u waarom dat fout ging? Omdat ze bij zijn kerk hem tot de orde hebben geroepen. Hij is een wrak nu. Helemaal kapot. Niets meer van die vrolijke jongen die ik leerde kennen. Stil, teruggetrokken, teneergeslagen, geen raad weten met zichzelf. Een veroordeelde. Hij wil geen contact meer met me hebben, omdat dat te moeilijk voor hem is. Omdat hij helemaal gek wordt.’
‘Hij vecht tegen de verleiding Stan. Niemand heeft gezegd dat zoiets makkelijk is. Mijn respect heeft hij.’
Ik stond op. Ik wist toch niet meer wat ik moest zeggen.
‘Gooi je nu het Evangelie maar gewoon overboord, Stan?’ vroeg hij toen ik al bij de deur stond.
Ik draaide me om.
‘Nee,’ zei ik kort.

Ik pakte mijn jas en liep naar buiten. En nu? Waar kon ik heen? Het was het begin van de middag, de gezamenlijke lunch zou zo gaan beginnen. Ik hoorde de deur achter me.
‘Stan?’
Mijn moeder. Ik draaide me om en huilde.
‘Wat is er jongen?’
Ze suste, hield me vast.
‘Ik wil niet meer naar binnen,’ zei ik.
‘Natuurlijk wel. Doe maar even rustig.’
‘Nee. De dominee heeft me net weer apart genomen. Hij vindt dat ik hier zo niet thuis hoor.’
‘Jongen…’
‘Mam, hij moet me niet. Ik heb een slechte invloed op de rest. Ik ga niet meer naar binnen.’
Ze zuchtte. ‘Stan, kom. We doen dit als gezin. Het zou toch raar zijn als wij er zijn en jij niet? Alsof er iets fout gaat tussen ons.’
‘Leg hem dat maar uit dan,’ mokte ik.
‘Stan, kom. Ga mee naar binnen.’
‘Vandaag niet meer. Ik kan niet meer mama.’
‘Hoe kom je dan thuis?’
‘Met de trein, ik heb toch een abonnement.’
Ze zuchtte. ‘Je kunt toch niet zomaar afscheid nemen van de kerk jongen?’
‘Nee.’
‘Nou dan.’
‘Mam, alsjeblieft. Vandaag niet meer. Niet na wat er gebeurd is net.’
‘Dat moet ik overleggen met je vader, jongen.’
‘Zeg maar dat ik naar huis ben, dat ik me niet goed voel.’ Ik keek haar aan. ‘Dat voel ik me ook echt niet.’
Ze dacht na, nam een beslissing.
‘Ga. Kruip diep onder de wol. We komen zo snel mogelijk daarna naar huis.’

Ik liep de straat uit, naar de bushalte. Het was overal rustig, raar gevoel. Alsof ik aan het spijbelen was. Mijn ogen brandden nog steeds. Het maalde in mijn hoofd. Op het station kocht ik een flesje water. Ik zat op het perron en kon bijna niet stil blijven zitten. Ik was misselijk. Ik wilde mijn verhaal kwijt, twijfelde of ik Emiel zou bellen. Ik wist niet waarom, maar ik wilde hem er niet mee lastig vallen. Er was er maar eentje waar ik mee wilde praten. Ik stond op, liep naar het busstation en wachtte.

Ik draalde, twijfelde. Ik hoorde mensen praten binnen. Er werd gelachen. Ik zuchtte, haalde een keer diep adem. Daarna trok ik de deur open. Een hal. Links een zaal met twee openslaande deuren. Er stonden mensen binnen. Ik bleef treuzelen in de hal. Een paar mensen keken naar me. Onderzoekend. Vreemd gezicht. Ik kon niet tussen de eerste mensen heen kijken, hechte gemeenschap. Ineens kwam er iemand tussenuit.
‘Stan?’
Sjoerd keek verbaasd.
‘Hey,’ zei ik zo gewoon mogelijk.
‘Wat doe jij hier?’
‘Is Ziggy hier?’
Sjoerd keek zorgelijk. ‘Wacht hier. Ik ga hem halen.’
Mijn hand trilde. Mijn ogen brandden weer. Ik keek een beetje schuin naar de grond, wilde de mensen niet aankijken. Ziggy kwam tussen de mensen door, met Sjoerd achter hem aan. Hij maakte een gebaar dat hij daar moest blijven, kneep hem even in zijn schouder.
‘Stan?’
Ik keek omhoog, mijn beeld was wazig.

Ziggy handelde. Pakte me bij mijn arm, trok me mee naar buiten.
‘Kom.’
Buiten ging hij op de rand vaan een muurtje zitten, trok me naast zich. Ik kreeg meteen een arm om me heen.
‘Stan, wat is er gebeurd?’
Ik snifte en haalde diep adem. ‘Ik ben de kerk uitgezet.’
‘Wat?’
‘Nou ja, niet direct, maar ik snapte wel wat de dominee bedoelde.’
Ziggy trok me nog dichter tegen zich aan. Ik huilde nog steeds.
‘Dat wil ik niet Ziggy. Ik wil daar niet weg. Het is mijn kerk.’
‘Een kerk is maar een gebouw, Stan. Het zit hier,’ zei hij terwijl hij op mijn borst klopte.
Ik haalde mijn schouders op.
‘Waar is Emiel?’
‘Weet ik niet. Thuis denk ik.’
‘Moet hij hierheen komen?’
‘Nee. Ik wil hem hier niet mee lastig vallen.’
‘Stan, kom op. Dat is geen reden. Dit ga je hem toch vertellen.’
‘Maar niet nu.’
Sjoerd kon het niet laten, hij stond bij de deur van een afstand te kijken. Ziggy zag hem.
‘Sjoerd? Ga Peter eens halen.’
Sjoerd stak zijn hand op en knikte. Ik bleef voor me uitstaren.
‘Ik weet het niet meer Ziggy. Wat moet ik nou? Moet ik dan Emiel maar verlaten?’
‘Zeg! Dat dus nooit hè?’
‘Maar…’
‘Stan, denk na. Wil je net zoals Loek worden? Emiel is het beste wat jou kan gebeuren. Hij denkt vrij en houdt rekening met jouw achtergrond. Heeft er respect voor. Doe effe normaal, idioot.’
‘Ziggy?’ hoorde ik. ‘Wie heb je bij je?’
Het klonk vriendelijk, niet onderzoekend, niet van een afstand.
‘Peter, dit is Stan. De jongen waar ik je wel eens over verteld heb.’
Ik keek op.
‘Onze dominee, Stan.’
Hij gaf me een hand. ‘Peter.’
Ik glimlachte.
‘Kom je even mee naar binnen? Je wilt vast wat drinken.’
Ik haalde mijn schouders op. Hij glimlachte en kwam naast me zitten.
‘Wil je vertellen wat er aan de hand is?’
‘Hij is zijn kerk uitgekickt,’ zei Ziggy dwars.
‘Ziggy… Laat het hem zelf vertellen.’ Hij keek naar me. ‘Wat is er gebeurd dan?’
Ik zuchtte en vertelde het hele verhaal. Ik vertrouwde die man.
‘Wat een verhaal,’ zei hij na mijn beknopte versie.
‘Ja,’ zei ik.
Daar lachte hij om. ‘Ik heb het vaak met Ziggy over jou gehad. Ik heb er nu alleen een naam en een gezicht bij. Ik vind het fijn dat ik je heb leren kennen nu. Ik heb respect voor je kerel.’
‘Maar ik maak er toch een puinhoop van.’
Korte glimlach. ‘Jij of jouw omgeving?’
Ik schokte met mijn schouders. We zaten voor een groot raam van de zaal, door de vitrages zag ik mensen staan, sommigen keken naar ons.
‘Stan, het evangelie kun je op veel manieren uitleggen. Als jij je niet thuis voelt bij een kerk, wil dat niet zeggen dat je het evangelie onrecht aan doet. Jij kiest jouw weg en als ik zo inschat hoe je dat doet kan ik alleen maar zeggen dat je oprecht bezig bent.’
‘Maar…’
Hij tilde zijn hand op.
‘Maar ik snap jouw probleem wel,’ ging hij verder. ‘En dat van jouw ouders. Het was jouw gemeenschap, jarenlang, je bent er opgegroeid waarschijnlijk. Jouw basis, jouw haven. En als dat ineens niet meer past… Dat voelt ontheemd. Buitengesloten. Misschien is dat ook wel zo, maar dat betekent niet dat de Heer jou ineens anders ziet. Die ziet nog steeds de oprechte Stan, die zoekt naar zijn plek. En ook wel gevonden heeft volgens mij.’
‘Misschien.’
‘En jouw ouders… Weet je wat ik denk?’
‘Nee.’
‘Die houden van je. Zoeken naar een weg om er mee om te gaan. Ook voor hen is jullie kerk de haven, al hun vrienden en bekenden zijn daar. Die kunnen ze ook niet zomaar laten vallen jongen. Maar ze houden van je, dat weet ik zeker.’
Ik keek op.
‘Kom jongen, dat weet je zelf toch ook wel? Hebben ze jou de deur uitgezet? Hebben ze jou verboden met die jongen om te gaan?’
‘Nee.’
‘Nou dan. Dat is nogal wat hè? Het gaat tegen alles in wat ze altijd geleerd hebben en toch laten ze jou je gang gaan. Het zou me niets verbazen als ze diep van binnen vinden dat het moet kunnen. Dat ze voelen dat ze iemand hiervoor niet uit hun gezin kunnen zetten, niet kunnen verstoten. Je doet niemand kwaad, hebt niets gestolen, niemand vermoord. Je hebt liefde voor iemand, en hij voor jou. Wederzijds respect tussen jullie. Dat kan niet fout zijn Stan. Dat snappen jouw ouders ook, dat zien ze aan je, dat voelen ze. Daar kan niemand tegenop.’
Ik keek weer voor me uit, liet het inzinken wat hij zei.
‘Wat dacht jij zelf over homoseksualiteit, voordat je die gevoelens bij jezelf ontdekte?’
‘Weet ik niet.’
‘Ik denk dat je dacht dat het fout was, dat het van de Heer niet mocht. Klopt?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Omdat ze het je zo geleerd hebben, je hoorde nooit anders.’ Hij legde een hand op mijn schouder. ‘Mensen kunnen zo makkelijk een mening over homoseksualiteit hebben, het afkeuren, simpelweg zeggen dat je zoiets moet verdringen, er niet aan toe moet geven. Omdat het hun belevingswereld niet is. Totdat het ze zelf overkomt, zoals bij jou, of met een kind van je.’
‘Zoals mijn ouders.’
‘Zoals jouw ouders. En dan gebeurt er wat met je hoor, net zoals bij jou zelf.’
‘Ik denk het.’
‘Nou, heb ik je een beetje kunnen helpen?’
Ik glimlachte. ‘Een beetje.’
‘Ik kan je verder geen advies geven, misschien is het beter als je even niet meer naar die kerk gaat, als de zaken daar zo liggen. Praat met jouw ouders. En blijf met Hem praten,’ zei hij er achteraan met een wijsvingertje omhoog.
Ik lachte, hij knipoogde en stond op. Ik ook, en gaf hem een hand.
‘Weet je zeker dat je niet even wat wil drinken?’
‘Nee, ik ga zo naar huis. Dank u wel.’
‘Graag gedaan jongen.’
Ziggy en ik keken hem na.
‘Met je meegaan?’ vroeg hij.
‘Nee, ik red me wel. Ziggy?’
‘Ja?’
‘Leg jij het Sjoerd even uit? Hij keek wel erg verbaasd.’
‘Stan,’ protesteerde hij half. ‘Waar zie jij ons voor aan?’
‘Wat?’
Hij glimlachte. ‘Denk je dat hij niet weet wat er speelt? Dat Sarah nooit tegen hem heeft verteld dat ze zich zorgen maakt over hoe het gaat tussen jou en jullie ouders? Denk je dat Sjoerd daarvoor niet bij mij gekomen is?’
Ik liet verbaasd mijn mond open vallen.
Ziggy lachte. ‘Maar als je dat wil, ik zal hem wel even op de hoogte brengen van de laatste ontwikkelingen.’
‘Heef Sarah met hem…?’
Hij pakte mijn arm. ‘Zie je? Je staat niet alleen jongen.’
Ik pakte hem vast en hield hem stevig tegen me aan.
‘Bedankt Ziggy.’

Ik zag de auto staan toen ik de straat in liep. Ik liep achterom, kwam via de keuken binnen. De deur naar de kamer stond open, mijn vader kwam meteen omhoog uit de bank.
‘Waar denk jij dat je vandaan komt? Je gaat ziek van de kerk naar huis en dan ben je er niet als wij thuis komen. Jij denkt door je ziek te melden maar gewoon naar die jongen te kunnen gaan? Dat heb je helemaal mis kerel.’
Hij keek woest, mijn moeder zorgelijk. Dit ging klappen.
‘Ik ben helemaal niet bij Emiel geweest,’ zei ik terug.
‘En dat moet ik geloven? Waar heb je dan uitgehangen?’
‘Bij Ziggy.’
Ze keken beide verbaasd. ‘Bij Ziggy?’
‘Ik heb de bus gepakt en ben naar de kerk van Ziggy gegaan. Ik wou met hem praten.’
‘Met Ziggy?’
‘Ik kon niet blijven papa, niet na het gesprek met onze dominee. Ik raakte in paniek. Ik wil helemaal niet weg bij de kerk.’ Ik huilde weer. ‘Ik moest naar Ziggy, met hem kan ik praten, wanneer ik maar wil. Hij helpt me. Hij heeft zijn dominee geroepen en daar heb ik een hele tijd mee zitten praten. Over mij, over jullie. Over alles.’
‘Over ons?’
‘Over jullie, jullie vragen, hoe jullie er mee omgaan. Wat ik nou ook beter snap.’ Ik werd weer rustiger. ‘Dankbaar voor ben zelfs, voor de middenweg die jullie zoeken.’
Mijn vader was nog steedss verbaasd.
‘Dus je bent naar een kerk gegaan en hebt om hulp gevraagd? Om inzicht?’
‘Ja. En die heb ik gekregen. Over mij, over jullie. Over stilzwijgend wederzijds respect.’
Hij stond vlak voor me, staarde naar me. Hij knipperde met zijn ogen, ze werden vochtig. Ineens pakte hij me stevig vast en drukte me tegen zich aan. Hij praatte niet meer, hij fluisterde.
‘Dat is mooi, jongen.’

© 2013 Oliver Kjelsson