Perfect (deel 8)

‘Met Valentijn.’
Toen ik zag dat het mijn moeder was nam ik toch maar op.
‘Dag jongen. Waar ben je?’
‘Ik ben even bij Ian, je weet wel, die jongen die me met die boodschappen had geholpen. Ik kwam hem tegen, heb hem even geholpen met de tassen.’
‘Kom je zo wel naar huis?’
‘Doe ik.’
‘Fijn. Tot straks.’
Ik keek Ian aan die het mes langs de rand van de snijplank haalde en daarna in de gootsteen mikte.
‘Mijn moeder, waar ik bleef.’
Ian glimlachte. ‘Eentje kwijt was wel even genoeg.’
Ik grinnikte. ‘Zoiets.’
‘Is niet gek.’
‘Ik moet zo gaan.’ Ik baalde, wilde nog blijven, met hem praten.
‘Snap ik. Geeft niet.’
Ik keek naar mijn halfvolle glas. Ik nam een slok en keek hem aan.
‘Nooit geweten van jouw moeder. Sorry.’
‘Weten ook niet veel mensen. Ik vertel er ook niet vaak over.’
Ik moet verbaasd hebben gekeken, want hij grijnsde voorzichtig.
‘Het is nou ook niet echt een successtory, toch?’
‘Nee, maar jouw schuld is het toch niet?’
‘Maar ze kijken je er wel op aan, lijkt het wel. Alsof het erfelijk is.’
Mijn mond viel een beetje open. ‘Jij bent de meest sociale, vrolijke gast die ik ken op school.’
‘Dank je.’
Bloosde hij nou?
‘Het klinkt misschien gek,’ zei ik, ‘maar toen Lilly was betrapt op winkeldiefstal had ik het idee of iedere agent mij nakeek: “dat is de broer van, in de gaten houden”.’
Hij glimlachte. ‘Dat bedoel ik.’
‘Beelden we ons dat zelf niet in?’
Nu lachte hij. ‘Ja en nee.’
Ik keek op de klok in de keuken. Ik moest nu echt gaan. Hij zag me kijken.
‘Je moet gaan. Maak ze niet nog meer ongerust.’
‘Ik was niet degene die wegliep,’ protesteerde ik.
‘Nee, maar dat moet je laten merken.’
Ik keek verbaasd, dronk mijn glas verder leeg. Ik stond op, pakte de tas met mijn spullen. Hij veegde zijn handen af aan een handdoek en liep met me mee.
‘Ey, we hebben het er nog wel een keer over,’ zei hij toen ik buiten stond.
‘Is goed.’
‘Dit blijft wel tussen ons hè? Hoeft niet iedereen te weten.’
‘Tuurlijk.’
Hij glimlachte en zette een stap naar voren. Even pakte hij me vast en klopte op mijn rug.
‘Thanks.’
Ik stapte op, glimlachte en reed weg. We begrepen elkaar.

‘Ik dacht al, waar blijft hij toch?’
Ze zei het lachend toen ik binnen kwam, maar ik wist wel beter.
‘Sorry, maar ik kwam Ian tegen, en hij had een hoop boodschappen. Ik heb even geholpen.’
‘Dat is aardig van je.’
Ging ik meer vertellen? Nee, waarom zou ik? Ik bleef er wel de hele tijd aan denken.
‘Fijn dat je even die boodschappen bent gaan halen,’ zei ze met een kus op mijn wang. ‘En zo zie je maar, je bent niet de enige die dat af en toe moet doen,’ zei ze er lachend achteraan.
‘Hij doet ze altijd,’ zei ik voor me uit.
Mijn moeder keek me verbaasd aan.
‘Zijn moeder leeft niet meer.’
Ik was nog steeds onder de indruk, kon het tegen haar niet voor me houden.
‘Wat erg.’
‘Ja, hij vertelde me dat ze een paar keer weggelopen was ook.’
Nu stond mijn moeder stil en keek me aan.
‘Ik vond het al raar,’ zei ik, ‘hij vroeg op school ook al een paar keer hoe het ging, toen Lilly nog weg was, maar ik snap nu waarom.’
‘Aardige jongen. Maar wat erg dat hij zoiets moet meemaken.’
‘Ja,’ zei ik.
Ik wilde naar mijn kamer, het er niet meer over hebben. Ik wist nog steeds niet wat ik er van moest denken. Laat staan dat ik wist wat ik er over moest zeggen. Knap van hem, hoe hij dat allemaal deed. Altijd gedacht dat Ian de meest perfecte jongen was met een perfect leven. Maar ik wilde voor geen goud met hem ruilen.

Lilly zat aan tafel, ze at mee. Dat moest ze waarschijnlijk, maar het ging ook zonder protest. Neutraal gezicht. Niemand wist iets te zeggen. Tot halverwege, toen mijn moeder de stilte verbrak.
‘Fijn dat we weer samen aan tafel zitten,’ zei ze.
Mijn vader en ik knikten.
‘We hebben ons allemaal zorgen gemaakt. Jij ook misschien wel Lilly.’
Lilly keek even verbaasd op.
‘Hoe langer je wegbleef, ik kan me voorstellen dat het steeds moeilijker werd om weer terug te komen.’
Lilly reageerde niet, bleef neutraal kijken. Ik wist wel beter.
‘Goed dat je Valentijn hebt gebeld, dat maakte het toch wat makkelijker.’
‘Ja,’ zei Lilly toen toch.
‘Als je maar weet dat je altijd welkom bent hier.’
Ik zei niets, maar ik was wel verbaasd. Alsof het nu allemaal opgelost was. Nee, dat het allemaal niet uitmaakte, gewoon weggaan en gewoon weer terug komen.
‘Maar we hopen wel dat het niet nog een keer gebeurd. We hebben ons echt zorgen gemaakt. Dat snap je toch wel?’
Lilly knikte.
‘Daar gaan we aan werken,’ vulde mijn vader veelbetekenend aan.
Lilly knikte weer. Het verbaasde me niets dat ze meteen na het eten weer naar haar kamer wilde. Weg van die tafel en vage gesprekken. Ik bleef ook niet te lang zitten. Ik had nog genoeg te doen.

Even twijfelde ik of ik even bij haar binnen zou lopen toen ik boven was. Ik wilde weten wat er allemaal gebeurd was, ze was echt in paniek toen ik haar op het station zag. Er was iets gebeurd, en ik wilde weten wat. Ik maakte me zorgen. Die Cheyenne klopte van geen kant. Ik keek naar haar deur en liep toch maar naar mijn kamer. Ik had haar gezicht gezien na het eten, daar kwam weinig zinnigs meer uit, dat wist ik wel. Op mijn kamer trok ik mijn rugzak leeg en maakte hem klaar voor de volgende dag. Dat kwam nog wel een keer, goed moment afwachten.

‘Wat heb jij ineens met die gast?’ vroeg Martin toen ik bij ze ging zitten in de aula.
Ian was in de pauze naar me toe gekomen, gevraagd hoe het ging thuis. We bleven even staan praten bij onze kluisjes. We liepen samen de aula in. Met een hand kort op mijn schouder liep hij door naar “hun” tafel, ik naar Martin, Diederik en François. Ik keek nog even naar hem, daarna naar Martin.
‘Hij vroeg me hoe het nu thuis ging,’ zei ik nog half afwezig.
Ik wist ook niet wat ik er bij moest denken, bij moest voelen. De misschien wel meest populaire jongen van de klas deed ineens alsof hij al jaren met me omging, alsof ik een goede vriend van hem was. Ik snapte wel waarom, hij snapte misschien wel het meest van allemaal wat ik had meegemaakt, maar dan nog. Ik vond het ook niet erg, lief van hem zelfs. Typisch Ian, dat wel. Zorgzaam, vriendelijk naar iedereen. En hij zag er niet verkeerd uit. Ik schudde ongemerkt even met mijn hoofd, dat moest ik uit mijn kop zetten. Ian was geen partij voor mij, hoe mooi hij ook was. Te mooi. Te perfect.
‘Raar,’ zei François, ‘anders kijkt hij nooit naar ons om.’
‘Dat is niet waar,’ protesteerde ik, ‘Ian is altijd best sociaal naar iedereen.’
François keek me half verbaasd aan.
‘Wat? Is toch zo?’
‘Jawel, maar echt praten met ons doen ze anders nooit.’
‘Nou, nu wel,’ zei ik iets meer geërgerd dan ik wilde.
Dit werd lastig. Ik kon ze niet uitleggen dat Ian bijna hetzelfde had meegemaakt, maar dan nog erger. Dat had ik hem beloofd.
‘Hij vroeg me gewoon hoe het nu ging thuis, met mij. Ik vond het wel aardig. Doet niet iedereen.’
Daar had ik hem. Diederik en hij hadden niet veel gevraagd. Lilly was altijd al een lastige zus, en daarmee was het voor hun klaar. Wat dat betreft had ik ook veel meer aan Martin. Die zat alleen maar grijnzend naar ons gesprek te kijken nadat ik het laatste had gezegd.

Ze zaten er al, Ian, Pepijn, Robin en een paar meiden uit onze klas, toen we binnen kwamen en onze bestelling in typten op het bestelscherm bij de ingang. Ik had niet veel honger, een doosje kipnuggets en een cola, ik vond het wel best. Wie er ook weer was, die jongen waarvan ik nog steeds verder helemaal niets wist. Martin zag me kijken toen we naar de balie liepen. Terwijl we stonden te wachten tot het klaar was lachte hij.
‘Leuke meid hoor Valentijn, maar dat is toch echt haar vriend hoor. Sukkel.’
Ik glimlachte maar. Gelukkig hadden we een tafel waarbij ik hem in de gaten kon houden. Twee tafels verder zaten Ian en de rest. Hij glimlachte naar me.
‘Hey.’
‘Hey,’ zei ik maar terug.
Martin viel meteen aan, ik dipte op mijn gemak mijn kip in het bakje saus en nam een slok cola. Twee tafels verder werden doosjes en bekers bij elkaar gegooid op een dienbladje, Robin ging er alweer vandoor met het groepje meiden. Ian bleef zitten met Pepijn. Ze zaten te praten, best serieus zag ik. Ze keken de rest na. Ik keek weer naar die jongen. Man, wat was hij mooi. Ik zat op een slechte plek, iets vastleggen op mijn telefoon was geen optie. Hij had een mooie trui aan, dat wel. Mooie lach, mooie trui, mooie schoenen.
‘Of niet dan, Valentijn?’
Ik keek weer naar de rest. ‘Wat?’
Diederik lachte. ‘Dat Robin altijd de mooiste meiden om zich heen heeft.’
‘Klopt,’ zei ik half ongeïnteresseerd.
‘En Pepijn en Ian,’ vulde François aan.
‘Maar die zitten nog gewoon hier,’ zei Martin. Hij grinnikte. ‘Robin houdt ze allemaal voor zichzelf.’
‘Ik hoorde ze pas geleden bij de kluisjes,’ zei François, ‘Robin zei dat Ian een move moest maken bij Lisa, dat ze hem wel zag zitten maar Ian zei dat hij daar toch helemaal geen tijd voor had.’ François klonk oprecht verbaasd. ‘Daar maak je toch tijd voor?’
Martin schudde lachend zijn hoofd. ‘Jij zou er alles voor laten vallen ja.’
Ik glimlachte maar, ik snapte de opmerking van Ian wel.
‘Jij niet dan?’ kaatste François terug.
‘Voor Lisa?’ Martin schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Nèh…’
Ik boerde zachtjes, vouwde mijn lege doosje dicht en rekte me uit. ‘Ik heb zin in ijs.’
‘Dan ga je ijs halen,’ lachte Martin.
‘Ja, ga ik doen.’
‘We gaan er wel vandoor,’ zei Martin.
Ik stond op, Martin gooide alles op een dienblad. Diederik en François gingen ook. Ik twijfelde even, dat ijsje kon ook wel op weg naar de fiets. Ik had er gewoon zin in.
‘Wachten?’ vroeg Martin.
‘Nee joh, ik zie jullie morgen wel weer.’
Hij stak zijn hand op en draaide zich om. Diederik en François volgden. Met het bekertje in mijn hand liep ik weg van de balie en kwam lang de tafel met Ian en Pepijn.
‘Hey, Valentijn.’
‘Hey.’
‘Alles goed?’
‘Best. Even ijsje nog.’
Ian glimlachte en ging wat rechter zitten, ik pakte een stoel en ging bij ze zitten.
‘Ik moet er nu wel vandoor. Julia ophalen.’
‘Is goed,’ zei ik.
Beetje paniek, wat moest ik nu doen? Bleef Pepijn ook?
‘Tot morgen jongens,’ zei Ian.
Hij kneep kort in mijn schouder en was weg. Ik keek even naar Pepijn, die glimlachte en zoog aan het rietje van zijn beker.
‘Hij vertelde dat jullie een goed gesprek hebben gehad.’
Ik slikte ijs door en keek vragend.
‘Over zijn moeder.’
‘Ja, dat. Ik schrok er wel van.’
‘Weten ook niet veel mensen.’
‘Niet?’
‘Ik wist het, nu jij.’
‘Verder niemand op school?’
‘Nee, Robin weet dat zijn moeder er niet meer is, maar niet waarom.’
Ik was verbaasd. Waarom vertelde hij het mij dan? Zo goed kenden we elkaar niet.
‘Hij was echt over de zeik, toen we het verhaal van jouw zusje hoorden,’ zei Pepijn alsof hij mijn gedachten kon lezen. ‘Alsof hij er weer middenin zat.’
‘Hij vroeg wel vaak hoe het ging ja,’ zei ik nadenkend voor me uit.
‘Hij had het de hele tijd over je. Echt.’
Ik keek verlegen.
‘Je bent bij hem thuis geweest zei hij.’
Ik knikte. ‘Ik kwam hem tegen in de supermarkt, heb even geholpen met boodschappen thuis brengen. Deed hij pasgeleden ook voor mij.’
Pepijn glimlachte. ‘Dat is Ian.’
‘Knap hoe hij dat allemaal doet,’ zei ik. ‘Voor zijn zusje zorgen, zorgen voor het eten.’
Pepijn knikte. ‘Hij staat altijd voor iedereen klaar.’
‘Terwijl hij zelf toch genoeg aan zijn kop heeft lijkt me.’
Pepijn knikte alleen maar.
‘Ik bedoel, Lilly is weer thuis, maar bij hem…’
‘Daar was hij ook super blij om, dat jouw zusje weer thuis was.’
‘Misschien hij nog wel meer dan ik dan,’ mompelde ik.
Hij keek me grijnzend aan.
‘Nou ja,’ verontschuldigde ik me, ‘ik ben heel blij dat ze er weer is hoor. Maar ze maakt het niet altijd gezellig.’
‘Snap ik.’ Pepijn keek me even aan. ‘Ik heb zo’n broer.’
‘Schijt aan alles?’
‘En verder. Hij komt en gaat wanneer hij wil, verkeerde vrienden, al eens kort vastgezeten op het bureau voor het een of ander.’ Pepijn schudde zijn hoofd. ‘Verloren zaak denk ik wel eens.’
‘En wij maar ons best doen.’
Hij keek me fel aan. ‘Ja! Alsof wij het goed moeten maken, niet dezelfde fouten.’
‘Ik laat altijd weten waar ik ben, of als het later wordt.’
Pepijn lachte. ‘Moet je niet naar huis toe dan?’
‘Ik heb geappt dat ik nog even de stad in ben.’
Hij knikte glimlachend. ‘Had ik misschien ook beter even kunnen doen.’
Hij keek op zijn telefoon hoe laat het was. ‘Ik heb nog even.’
‘Ik had het er met Ian over, dat wij er bijna op aangekeken worden voor wat iemand anders doet. Mijn zusje is een keer opgepakt voor winkeldiefstal, ik heb af en toe het gevoel dat politie mij in de gaten houdt zo van “dat is de broer van”.’
Pepijn knikte. ‘Is mij een keer gebeurd zelfs. Door het winkelcentrum fietsen. Twee agenten te voet, hielden me tegen. Verder geen boete, gewoon waarschuwing, maar toch legitimatie moeten laten zien. Meteen “jij bent de broer van Caspar?”. We lijken ook best wel op elkaar.’
‘En, wat zei je?’
‘Dat dat mijn broer was en dat ik daar niets mee te maken wilde hebben. Ze gaven me nog gelijk ook. “Doe dat maar niet nee”.’
Ik zette mijn beker terug op tafel. Leeg.
‘Ik ga zo maar eens naar huis.’
Pepijn knikte. ‘Ik ook.’
We gooiden de bekers in de prullenbak, liepen samen naar buiten. Ik kon het niet laten, ik keek nog een keer naar die jongen. Pepijn keek half om bij de uitgang, wachtte op me.
‘Doe geen moeite, dat is zijn vriendin hoor,’ zei hij toen we door de deur liepen. ‘Ey, ik heb daar mijn fiets staan, zie je morgen Valentijn.’
Ik glimlachte. ‘Ja, zie je morgen.’
‘Je had Ian beloofd je mond te houden tegen iedereen zei hij. Doe dat ook maar over mijn broer.’
‘Tuurlijk,’ zei ik, ‘vanzelf.’
Hij stak zijn hand op en draaide zich om. Ik keek hem verbaasd na, besefte toen pas wat hij gezegd had over die jongen. Dat was een grap van hem, dat kon niet anders.

Het bleef rustig thuis en langzaam ging het totale controle regime er vanaf. Dat kon ook bijna niet anders, mijn ouders hadden ook gewoon hun werk. Ze konden niet de hele tijd thuis blijven. De eerste dag was Lilly gewoon thuis toen ik thuis kwam, de tweede dag was ze er niet. Ze was wel thuis toen we gingen eten. Thuis voordat mijn ouders terugkwamen van hun werk. Daarna ging het los. Ze was nog geen week terug of we misten haar al een keer tijdens het eten. Bedrukte gezichten bij mijn ouders. Ik was niet eens verbaasd. Alsof ik het al aan haar gezicht gezien had, die trok gewoon haar eigen plan. Met een smoes dat ze de tijd vergeten was schoof ze halverwege het eten aan. Totaal onschuldig gezicht, maar ik dacht er toch een soort grijns in te zien. Moeilijk te omschrijven, het was geen grijns, meer een arrogante blik: zij bepaalde hoe het ging en niemand anders. Maar gezellig was het niet thuis.

Ian bleef me vragen hoe het ging, ik vertelde hem ook dat het langzaam weer aan het schuiven was. Hij schudde begripvol zijn hoofd.
‘Je kunt haar niet vastbinden.’
‘Nee, maar dat is denk ik wel het liefste wat mijn ouders zouden willen doen.’
Hij glimlachte wrang.
‘En jij?’ vroeg hij.
‘Mij interesseert het niet meer. Ze doet maar. Voor mijn part loopt ze nog een keer weg en blijft ze weg. Ik ben klaar met die sfeer thuis.’
Ian staarde voor zich uit.
‘Sorry,’ zei ik meteen terwijl ik zijn arm vastpakte. ‘Bij jou was dat anders.’
‘Nee, geen sorry zeggen. Dat was ook anders. Niet te vergelijken.’
‘Dan nog. Sorry.’
Hij glimlachte, oprecht. Hij kneep even in mijn arm, liep toen de kantine in.

Toen ik de straat in fietste zag ik al meteen dat er weer iets was. Er stond een politieauto voor de deur. Ik zuchtte. Ik liep voorzichtig de keuken in en schatte de situatie in. Mijn ouders aan tafel, twee agenten, geen Lilly. Mijn vader kookte, mijn moeder zag er verslagen uit. Ik zei alleen maar een kort “hallo” en liep meteen door naar mijn kamer. Niet veel later hoorde ik de agenten weg gaan. Ik ging meteen naar beneden.
‘Wat was er?’ vroeg ik.
‘Niet naar vragen,’ zei mijn vader dwars.
‘Is ze weer kwijt?’ vroeg ik bezorgd.
‘Valentijn…’
Dat klonk dwingend.
‘Wat? Ik mag toch wel weten wat er aan de hand is?’
Mijn vader ontplofte. ‘Jouw zus zit vast. Ze is weer gesnapt met iets jatten in een winkel en heeft een verkoopster geslagen en een beveiliger tegen de schenen getrapt. Dat is er!’
Mijn moeder keek alleen maar voor zich uit, zat nog steeds aan tafel.
‘Jezus,’ mompelde ik.
‘Dus nou verder even geen vragen,’ smeet hij me naar mijn hoofd.
Hij keek woest, wild. Ik pakte mijn jas en ging de keuken uit. Even weg. Geen idee waarheen. Martin was niet thuis wist ik. Die ging meteen na school zijn vader helpen bij een klus. Ik fietste een beetje doelloos door de wijk tot ik Ian zag fietsen. Hij zwaaide vrolijk, zijn zusje reed naast hem. Julia zwaaide ook, ze herkende me. Ik stak een beetje tam mijn hand op. Zonder dat ik er erg in had waren ze gestopt, Julia wachtte, Ian was omgedraaid en reed ineens naast me.
‘Hey, gaat het?’
‘Nee,’ zei ik dwars.
‘Rij je mee? Even wat drinken?’
Ik keek om en zag Julia staan kijken. Ik haalde mijn schouders op.
‘Kom,’ zei Ian dwingend.
Ik reed een beetje verdwaasd achter ze aan, zette mijn fiets in de voortuin en wachtte tot Ian de voordeur open deed.
‘Julia, pak jij zelf even wat te drinken?’
‘Heb ik al,’ lachte ze en nam het glas mee naar de bank in de woonkamer.
‘Wat wil je?’ vroeg hij serieus terwijl hij naar de kruk bij de bar knikte.
‘Maakt niet uit.’
Hij zette een glas voor me neer en ging tegenover me zitten.
‘Vertel op. Als je wilt.’
‘Lilly is opgepakt. Winkeldiefstal, verkoopster geslagen, beveiliger tegen de schenen geschopt.’
‘Jezus.’
‘En nu zit ze vast. Mijn ouders in alle staten, mijn vader vooral. Ik ben maar even een eindje gaan fietsen.’
‘Was het zo erg?’
‘Toen de politie weg was vroeg ik wat er aan de hand was. En toen reageerde hij alles op mij af. Ik mocht eerst nog niet eens vragen wat er was. Ik wilde even weg daar.’
Ian boog naar voren en pakte mijn hand. Hij zei niets. Keek alleen maar begripvol. Gek genoeg werd ik daar ineens een stuk rustiger van. Alsof hij alles helemaal begreep.

© 2020 Oliver

Ik ben altijd nieuwsgierig naar jullie reacties. Klik op deze link en laat eens een berichtje achter op het forum!