Perfect (deel 7)

Martin keek me aan toen ik op maandag binnen kwam.
‘Niets?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Dan had ik je wel gebeld.’
Hij glimlachte. In de aula keken een hoop mensen mijn kant op. De conciërge had de Alert opgehangen achter het raam van zijn kantoortje bij de ingang zag ik. Dit had ik wel verwacht, ik was expres wat later gegaan om niet te lang in die aula te moeten blijven zitten. Geen zin in iedereen die maar wat zat te kijken. De eerste bel ging. Ik stond op en liep de gang in om mijn jas in mijn kluisje te proppen. Toen ik daar mee bezig was voelde ik een hand over mijn schouder aaien. Ik keek om en zag Ian naast me staan, bezig met zijn kluisje.
‘Nog nieuws?’
‘Nope.’
Weer die glimlach. Hoe deed hij dat toch? Alsof hij me helemaal begreep.

Ik was er niet helemaal bij met mijn hoofd. Leraren snapten dat wel, lieten me gewoon met rust. Ik had mijn telefoon op trillen staan in mijn broekzak, voor het geval dat. Maar alles bleef stil, geen nieuws. Het was raar, door die Amber Alert was ik pas echt gaan beseffen wat er aan de hand was. Waardoor ik me nog meer zorgen was gaan maken. Nooit gedacht dat ik nog zo graag zou willen dat Lilly gewoon thuis was, wat voor gedoe dat ook zou geven. In de eerste pauze maakte ik in gedachten mijn kluisje open, haalde er wat te eten uit. Ian stond weer naast me, maar dat had ik maar half in de gaten.
‘Gaat het?’ hoorde ik ineens naast me.
Ik keek Ian aan en haalde mijn schouders op.
‘Je kijkt afwezig.’
‘Tsja…’
‘Hé, dat is niet gek hè?’
‘Nee…’
‘Ik vind het al heel wat dat je hier bent eigenlijk. Volgens mij snappen ze het best als je naar huis wilt.’
‘Wat moet ik thuis doen?’ vroeg ik voor me uit terwijl ik in mijn kluisje keek. Ik keek hem weer aan. ‘Daar word ik net zo gek als hier.’
Ian wist ook niet meer wat hij moest zeggen. ‘Ey, als je er over wilt praten, ik ben er voor je hè?’
Ik glimlachte, bijna verlegen. ‘Dank je.’
Hij kneep in mijn schouder, en glimlachte weer die geruststellende glimlach. Daarna ging hij naar de aula. Ik liep achter hem aan, ging bij Martin en de rest zitten. Martin keek Ian nog even na. Ian keek nog een keer kort om, maar hij keek naar mij, niet naar Martin. Weer die serieuze glimlach.
‘Wat vroeg hij?’
‘Hoe het ging,’ zei ik met een blik naar Ian.
‘Zou hij het snappen allemaal?’
‘Geen idee. Niemand snapt dit denk ik.’
‘Nee, dat is ook weer zo.’
Ik keek voor de zoveelste keer op mijn telefoon. Niets. François keek een keer naar me maar wist niet wat hij moest zeggen. Diederik was op zijn telefoon bezig. Martin keek eens rond, en knipoogde veelbetekenend naar me. Hij ergerde zich aan ze. Maar wat moesten ze zeggen?

Ik was blij toen de bel van de laatste les ging. Ik wilde naar huis. Terwijl ik opstond en mijn tas van de tafel pakte trilde mijn telefoon. Hij bleef trillen, ik werd gebeld. Nerveus haalde ik hem snel uit mijn broekzak en keek. Lilly. Ik trilde toen ik opnam.
‘Lilly!’
Martin keek meteen met een ruk mijn kant op. Ik liep snel de gang op.
‘Valentijn.’
Huilde ze nou?
‘Waar ben je?’
‘Bij het station. Wil jij me komen halen?’
‘Tuurlijk. Ik kom er aan.’
‘Alsjeblieft?’
Ja, ze huilde.
‘Lilly, blijf waar je bent. Ik kom er aan.’
Ik hing op en keek naar Martin. Ik haalde mijn schouders op.
‘Schiet op man. Ga er heen.’
Ik rende door de gang, naar mijn kluisje. Jas pakken, wegwezen. Ian stond ineens bij me. Die moest achter me aan gerend zijn.
‘Wat dat jouw zusje?’
Ik knikte. ‘Ze wil dat ik haar kom halen.’
Hij glimlachte. ‘Ik zei toch dat het goed zou komen.’
Ik glimlachte, maar de tranen stonden in mijn ogen.
‘Ik ben weg,’ zei ik.
Hij knikte. Achter me riep hij me terug.
‘Valentijn?’
Ik keek om.
‘Doe lief tegen haar.’
Ik knikte en draaide me weer om. Wegwezen, ik had haast.

Ik trapte als een gek door de stad heen. Ik had mijn ouders niet gebeld. Geen idee waarom, maar ik had het gevoel dat ik haar eerst zelf moest spreken. Als ik ze gebeld had waren zij er met de auto eerder dan ik. Ze had niet voor niets mij gebeld. Voor het station keek ik rond, maar zag haar nergens. Ik baalde, was bang dat ze al weer weg zou zijn. Had ik nou toch maar eerst mijn ouders gebeld. Ik reed nog een keer voor het station langs, ineens kwam ze achter een zuil vandaan.
‘Valentijn!’
Ik remde, wilde afstappen maar toen was ze al bij mij. Ze pakte me vast, liet me niet meer los.
‘Jezus, Lilly,’ zuchtte ik.
Ze liet me half los en keek me aan. Ze huilde. Ik trok haar weer tegen me aan.
‘Waar ben je geweest?’ vroeg ik.
‘Mag ik niet zeggen.’
‘Lilly, bij wie was je?’
‘Met Cheyenne.’
‘Waar is zij?’
‘Weet ik niet, dat wijf is echt gek.’
‘Wat is er allemaal gebeurd? We maakten ons allemaal gruwelijk zorgen.’
‘Niks.’
‘Niks?’
‘Echt niet.’
‘Kom, ga je mee naar huis?’
Ze keek verschrikt. ‘Ik durf niet.’
‘Lilly, kom op, ze hebben zich zorgen gemaakt.’
‘Weten ze dat ik je gebeld heb?’
‘Nee, ik ben eerst naar hier gekomen.’
Mijn telefoon trilde. Ik keek even snel, ik zat nu niet op vragen van mijn ouders te wachten. Het was Martin.
“En?”
Ik typte snel wat terug. “Ik ben bij haar.”
“Mooi,” kwam er meteen terug.
‘Zijn dat pappa en mamma?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Martin. Die was bij me toe je belde. Hij wilde weten hoe het met je ging.’
‘Martin?’
‘Lilly, iedereen maakte zich zorgen.’
Daar was ze stil van.
‘Kom, ga mee naar huis. Ik ben bij je.’
Ze knikte, voorzichtig.
‘Kom,’ zei ik met een knik naar mijn bagagedrager.
Met haar achterop reed ik naar huis, nerveus. Ik wist niet wat er ging gebeuren. Ik fietste de straat in, reed langs het huis naar de schuur. Ze wachtte op me, liet mij als eerste naar binnen gaan.
Ik zag ze aan de tafel zitten, toen ik de keuken binnen kwam.
‘Mam? Pap? Ik heb iemand bij me.’
Ze keken op en toen ontplofte het. Mijn moeder sprong op, rende naar ons toe.
‘Lilly!’
Ze grepen elkaar vast, Lilly huilde paniekerig, mijn moeder huilde mee. Mijn vader was niet ver weg. Hij keek me even met rode ogen aan, kneep in mijn schouder en pakte toen Lilly en mijn moeder vast. Toen hield ik het ook niet meer.

Langzaam werd het weer rustiger. Ik had mijn jas uitgedaan en over een stoel gehangen.
‘Kom, even wat drinken,’ hoorde ik mijn moeder zeggen.
Ze lieten elkaar los, keken nog een keer naar mij. Lilly deed haar jasje uit, hing die over die van mij en ging zitten. Mijn moeder zette thee. Mijn vader ging naar de gang.
‘Even bellen dat ze terecht is.’
We knikten, mijn moeder knuffelde Lilly even toen ze terug kwam met een pot thee.
‘Wil je wat eten?’
Lilly schudde haar hoofd.
‘Lilly, weet je of Cheyenne ook op weg naar huis is?’
Mijn vader keek met zijn telefoon in de hand de kamer in.
Ze schudde haar hoofd. ‘Weet ik niet.’
Hij ging weer weg.
‘Waar ben je toch geweest?’ vroeg mijn moeder.
‘Weg,’ ontweek Lilly.
Mijn moeder keek me even aan maar vroeg niet verder. Geen druk erop. Ik vroeg me af of dat ooit ging gebeuren. Ik snapte het allemaal wel, misschien, maar ik was ook verbaasd dat er helemaal niemand kwaad werd dat ze weg was geweest, dat ze er helemaal niets over zei. Ik vond het raar, al bleef bij mij ook vooral het gevoel dat ik opgelucht was. Mijn vader kwam weer terug, zei niets maar keek alleen even veelbetekenend naar mijn moeder. Er werden geen moeilijke vragen gesteld, alleen verteld wat er thuis allemaal gebeurd was. Dat de politie was geweest. De Amber Alert had zij ook gezien, en toen was ze zich wel zorgen gaan maken.
‘Ben je de hele tijd bij Cheyenne geweest?’ vroeg mijn moeder.
‘Tot vanmorgen.’
‘Bij wie zijn jullie geweest dan de hele tijd?’
‘Bij niemand, alleen wij tweeën.’
Ik geloofde het maar half, we misten een stuk van het verhaal dat ze niet ging vertellen. Ze zag er ook moe uit.
‘Ik wil eigenlijk even douchen,’ zei ze timide.
‘Ga maar even,’ zei mijn moeder, ‘je hebt al die dagen dezelfde kleren aan gehad.’
Lilly knikte en ging naar boven.
‘Ze belde me ineens op,’ zei ik toen ze weg was. ‘Laatste les was net afgelopen. Ze stond bij het station, vroeg of ik haar wilde komen halen.’
‘Was ze alleen?’
‘Ja. Ze was bang, wilde eerst niet naar huis, maar ik heb haar overgehaald, gezegd dat we ons zorgen maakten en dat ik bij haar zou blijven.’
‘Goed gedaan jongen,’ zei mijn vader.
Niet veel later stond de politie aan de deur. Mijn vader riep Lilly naar beneden.
‘We willen graag even met je praten,’ zei de agente.
Zonder het af te wachten ging ik naar mijn kamer, ik zag mijn vader al kijken. Ze bleven niet lang, ik hoorde ze na een kwartier al weer gaan en hoorde Lilly naar haar kamer gaan. Ik ging weer naar beneden, wilde toch weten wat er gezegd is.
‘En?’ vroeg ik.
‘Ze wilden weten waar ze geweest is, die Cheyenne is nog steeds niet terecht.’
‘Heeft ze nog iets gezegd?’
‘Na wat aandringen,’ zei mijn vader half spottend. ‘Ze zijn naar een vakantiehuisje geweest, van haar ouders. Cheyenne heeft daar blijkbaar een sleutel van.’
‘Echt?’
‘Blijkbaar. Die jongen op die scooter was een vriend van Cheyenne, die heeft geregeld dat Lilly hier opgehaald zou worden.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘En nu?’
‘En nu is ze slapen. Morgen kijken we verder. Ze krijgt begeleiding, om er voor te zorgen dat ze dit niet nog een keer van plan is.’
‘Raar allemaal,’ kon ik toch niet nalaten om te zeggen.
Mijn ouders knikten alleen maar.

Ook het nieuws dat ze weer thuis was ging als een lopend vuurtje door de school. Ik werd de volgende ochtend door iedereen gefeliciteerd leek het wel. Mijn mentor kwam ook nog even naar me toe.
‘Goed man,’ zei hij half lachend. ‘Blij dat ze weer terecht is.’
‘Ja,’ zei ik maar.
‘Je zou me bellen als er nieuws was.’
Ik keek op een zag zijn grijnzende gezicht.
‘Sorry, ik…’
Hij lachte. ‘Geeft niet, ik snap dat je wel even wat anders aan je hoofd had. Ik ben blij dat ze weer thuis is.’
Ik glimlachte nog een keer verontschuldigend.
‘Maar waar is ze al die tijd geweest?’ vroeg Martin.
‘Blijkbaar in een vakantiehuisje, van de ouders van die Cheyenne.’
‘Oké…’
‘Ik weet niet, volgens mij vertelt ze niet alles. Er is meer. Ze wist niet waar die Cheyenne was toen ik haar ophaalde van het station. Beetje raar allemaal.’
‘Die was er niet bij?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Politie is nog geweest en toen heeft ze verteld waar ze geweest waren. Ze zullen wel zijn gaan zoeken, gisteravond kregen mijn ouders een telefoontje dat ze terecht was. Ze hebben haar uit dat huisje geplukt.’
‘Raar.’
‘Meer weet ik ook niet. En Lilly vertelt alleen wat ze moet.’
‘En wil.’
‘En wil ja.’
‘Hoe is het thuis?’
‘Raar. Eén van mijn ouders blijft thuis, dat ze niet alleen is. Helemaal vertrouwen doen ze het niet. Ze krijgt hulp geloof ik, om te voorkomen dat ze er nog een keer tussenuit naait.’
Martin schudde zijn hoofd.

Het duurde even, maar toen ik alleen was kwam Ian naar me toe.
‘Gefeliciteerd man.’
‘Ja, dank je.’
‘Hoe voel je je?’
‘Opgelucht wel. Maar ze vertelt niet alles over de afgelopen dagen.’
‘Niet?’
‘Ze heeft verteld waar ze geweest is, maar dat was het.’
‘Waar is ze geweest dan?’
‘Vakantiehuisje van die vriendin haar ouders.’
‘Maar verder heeft ze niets gezegd over wat er gebeurd is? Wat ze gedaan hebben?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Helemaal niets.’
Hij glimlachte weer. ‘Nou ja, blij dat ze weer terecht is.’
‘Ja, dat zeker.’
Hij legde zijn hand even op mijn schouder, kneep een keer en liet hem langs mijn schouder naar beneden glijden. Daarna was hij weer weg. Ik keek hem verbaasd na. Keek hij nou opgelucht dat ze verder niets verteld had? Ik had een knoop in mijn buik. Wist hij meer? Zat hij op een of andere manier in het complot? Ik schudde mijn hoofd. Was er wel een complot? Het beviel me niks. Moest ik hier nou iets mee? Was hij daarom zo behulpzaam, of moest ik zeggen: zo geïnteresseerd? Ging ik het hier met Martin over hebben? Ik schudde mijn hoofd weer. Nee, die ging daar hele rare dingen bij denken. Die had het toch al niet zo op dat populaire groepje. Maar ik ging Ian toch eens beter in de gaten houden. Hoe aardig en zorgzaam en cool en mooi en perfect hij ook was.

Ik was nog even meegegaan naar de Mac. Ik had wat te vieren vond ik. Hij was er weer. Tot mijn frustratie was Diederik eerder bij een tafeltje en kon ik alleen maar met mijn rug naar die jongen gaan zitten. Kut. François begon nog even over Lilly, maar dat kapte ik af. Ik had er geen zin in. Ik was blij dat het afgelopen was, even klaar ermee, al wist ik ook wel dat het verhaal nog lang niet af was. Ik keek op mijn telefoon, hield hem omhoog en gooide de selfiecamera open. Daar zat hij, achter mij, mooi vrolijk gezicht, lachend naar het meisje tegenover hem. Klik. En klik. De foto’s die ik gemaakt had ging ik thuis nog wel verder bekijken. Ik hoopte maar dat dat hij het niet door had, hij kon op zich zo op mijn scherm kijken, al zat hij een klein eindje weg. Martin had het volgens mij wel door. Hij zei niets, maar grijnsde.

‘Hey mam,’ zei ik vrolijk toen ik thuis kwam.
Ik wilde naar mijn kamer, de foto’s nog eens op mijn gemak bekijken.
‘Dag Valentijn. Kun jij iets voor me doen?’
‘Wat?’
‘Even wat dingen halen bij de supermarkt. Ik eh,’ ze keek even naar boven met een knik, ‘ik kan niet weg.’
Ik glimlachte begrijpend, snapte dat ze haar niet alleen lieten.
‘Is goed,’ zei ik. ‘Hoe is het?’
‘Op haar kamer. Volgens mij slaapt ze veel.’
‘Wat moet je hebben?’
‘Paar dingen maar.’
Er lag al een tas klaar op tafel, klein briefje er bij.
‘Ik ga meteen even,’ zei ik.
Ik kreeg een kus op mijn voorhoofd. ‘Dat is fijn jongen.’

Stiekem baalde ik, maar ik snapte het wel. Ik trapte snel door de wijk heen en liep de supermarkt binnen. Mandje was wel genoeg. Na twee gangen zag ik hem staan. Ian. Flinke wagen vol. Ik stootte er tegen aan. Hij schrok terwijl ik lachte.
‘Wel uitkijken,’ grijnsde ik.
‘Hey.’ Hij lachte.
‘Boodschappen?’
‘Moet ook gebeuren,’ zei hij.
Ik bleef met hem meelopen, pakte ondertussen wat ik nodig had.
‘Hoe is het thuis?’
‘Gaat. Ze slaapt veel geloof ik. Komt ook de deur even niet uit.’
‘Nee, snap ik.’
Vertelde ik hem nou teveel?
‘Nou, ik heb alles geloof ik,’ zei ik nadat ik het laatste van het lijstje in mijn mandje had laten vallen.
‘Ik ook. Denk ik.’
Hij bleef staan, keek nadenkend in zijn karretje.
‘Geen lijstje?’ grinnikte ik.
Hij lachte. ‘Nee. Kom, naar de kassa.’
Hij was voor me, ik zag de berg op de lopende band.
‘En dat ga jij allemaal meekrijgen?’
Hij lachte. ‘Zal wel moeten.’
‘Ik help zo wel even, als je wilt.’
Ik zag hem nadenken. ‘Nee, lukt wel.’
‘Kom op, je hielp mij laatst ook.’
Ik wilde meer weten van die gast. Kijken hoe hij zou reageren als het over Lilly ging.
Hij glimlachte. ‘Oké, thanks.’
Samen liepen we naar buiten, ik pakte mijn fiets, reed naar die van hem en nam een tas achterop.
‘Zie je nou wel, gaat veel makkelijker zo.’
‘Ja. Maar moet je niet naar huis dan?’
‘Mijn moeder is thuis, daarom ben ik nu boodschappen aan het doen.’
Hij knikte. Samen reden we naar zijn huis. Hij reed achterom, ik zette mijn fiets voor het huis neer. Ik hoorde wat vrolijke stemmen binnen, daarna deed hij de voordeur open. Ik sjouwde de tas naar binnen.
‘Zet daar maar neer,’ wees hij naar de eetbar tussen de woonkamer en de keuken.
‘Dat is Julia,’ zei hij.
Ik herkende zijn zusje meteen.
‘Hoi,’ zei ze vrolijk.
‘Dit is Valentijn,’ zei hij tegen haar, ‘zit bij mij op school. Wil je wat drinken?’ vroeg hij aan mij en haar tegelijk.
‘Ik heb nog,’ zei ze.
Hij keek vragend naar mij. ‘Heb je tijd?’
Ik knikte.
‘Wat wil je? Ik pak een sapje.’
‘Goed, lekker.’
Hij knikte naar een barkruk en pakte twee glazen. Hij haalde daarna de tassen leeg, ruimde alles op. Hij nam een slok van zijn glas en hield het omhoog naar mij.
‘Bedankt voor het sjouwen.’
‘Graag gedaan.’
Ik ga wel meteen even wat dingen snijden,’ zei hij.
Hij pakte een snijplank en een flink mes, begon daarna een prei in stukjes te snijden. Hij stond tegenover mij aan het werkblad.
‘Ik had dit ook niet vandaag willen doen,’ mopperde hij half. ‘Kost eigenlijk teveel tijd.’
‘Kook jij?’ vroeg ik een beetje verbaasd.
‘Wie anders?’
Ik keek verbaasd, hij keek meteen verontschuldigend.
‘Sorry, dat had ik wat vrolijker kunnen zeggen.’
Ik maakte een gebaar waarmee ik wilde zeggen dat het niet uitmaakte. Hij keek even naar de woonkamer, of Julia meeluisterde.
‘Mijn moeder is er niet meer,’ zei hij zakelijk. ‘En mijn vader werkt veel, dus doe ik dit soort dingen vaak.’
‘Jeetje, sorry.’
Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. ‘Geeft niet, kon jij ook niet weten.’
‘Maar… Was ze ziek of zo?’
‘In haar hoofd ja,’ zei hij half spottend. Hij keek nog een keer naar Julia en ging toen zachtjes verder.
‘Ze heeft zelfmoord gepleegd, depressies. We zijn haar ook een paar keer kwijt geweest,’ zei hij terwijl hij me veelbetekenend aan keek.
Mijn mond viel open. Daarom was hij naar me toegekomen, daarom bleef hij vragen hoe het ging. Hij wist precies hoe ik me gevoeld had. Ik voelde me schuldig. Het ging niet om Lilly. Het ging om mij.

© 2020 Oliver

Ik ben altijd nieuwsgierig naar jullie reacties. Klik op deze link en laat eens een berichtje achter op het forum!