Ik bleef nog even beneden, was er bij toen mijn moeder mijn mentor belde en alles uitlegde. Ze keek me aan toen ze opgehangen had.
‘Sterkte,’ zei ze, terwijl ze nog naar haar telefoon keek.
Ik glimlachte maar een keer.
‘Ik ga weer terug naar bed,’ zei ik nadat ik mijn kommetje leeg had en een kop thee.
Ze knikte. Op de trap kwam ik mijn vader tegen. Hij zag me op mijn sokken en met mijn rugzak de trap op komen. Halverwege de trap pakte hij me even vast.
‘Bedankt dat je thuis blijft. Betekent veel voor je moeder.’
‘Weet ik. Ik ga nog even slapen denk ik.’
Hij knikte. ‘Succes,’ zei hij veelbetekenend.
Op mijn kamer pakte ik mijn telefoon.
‘Martin!’ klonk het vrolijk.
‘Hey,’ zei ik. ‘Martin, ik ben er niet bij vandaag.’
‘Niet?!’
‘Lilly is er nog niet, ze willen dat ik in de buurt blijf.’
Het bleef even stil. ‘Man, het is echt serieus hè?’
Ik zuchtte. ‘Ja.’
‘Kut.’
‘Ik spreek je nog.’
‘Is goed. Valentijn?’
‘Ja?’
‘Als er nieuws is laat je het me meteen weten hè?’
‘Doe ik. Bedankt man.’
Ik staarde door mijn raam naar buiten. Martin klonk bezorgd, serieus. Hij had gelijk, dit was ook serieus. Ik ging op mijn rug op bed liggen, staarde naar mijn plafond. Mijn moeder had gelijk, goed dat ik niet meegegaan was.
Halverwege de ochtend werd ik wakker van mijn telefoon. Mijn mentor, zag ik.
‘Valentijn?’
‘Hey, jongen, met Onno.’
‘Hallo meneer Boskamp.’
‘Hoe is het? Het is me wat.’
‘Ja… We weten verder niets.’
‘Nog niet? Maar hoe gaat het met jou?’
Dat raakte me. ‘Weet ik niet,’ zei ik voorzichtig.
‘Snap ik jongen, snap ik. Ik zou me ook gruwelijk zorgen maken.’
‘Ja, nou… Nou ja, ze doet wel vaker rare dingen, altijd tegen de draad in. Maar dit heeft ze nog nooit eerder gedaan.’
‘Ik hoorde zoiets.’
‘Weet u? Ik vond het wel even rustig eigenlijk, het is anders vaak bonje hier als ze laat thuis komt. Maar nu duurt het wel erg lang, ik maak me gewoon zorgen.’
‘Dat is ook niet gek, Valentijn. Ik vind het verstandig van je dat je niet meegegaan bent vandaag. Hoe jammer dat dat ook is.’
‘Ja.’
Ik hoorde een hoop kabaal op de achtergrond.
‘Nou, als er nieuws is laat je me dat dan meteen weten? Maakt niet uit wanneer, desnoods midden in de nacht.’
‘Dank u wel.’
‘Doen hè?’
‘Ja, doe ik.’
‘Hou je goed jongen, iedereen wenst je sterkte hier. Ik kon het niet tegen houden, maar het ging als een lopend vuurtje door de bus heen. Misschien wel goed dat je dat alvast weet. Maar ze wensen je allemaal sterkte.’
‘Dank u wel.’
Hij groette me nog een keer, hing toen op. Ik zat ondertussen rechtop op mijn bed en keek naar buiten. Waarom had ik ineens zin om te gaan janken?
Martin belde me toen hij weer terug was.
‘Hey, hoe was het?’
‘Saai.’
‘Ja,’ grinnikte ik, ‘en nou eerlijk?’
‘Nee, echt. Maar hoe is het daar?’
‘Hetzelfde nog.’
‘Damn.’
‘Ben je thuis?’
‘Ja, net.’
‘Goed als ik even langs kom?’
‘Tuurlijk.’
‘Fijn, even weg hier.’
‘Top man. Kom maar.’
Ik hobbelde de trap af, pakte mijn schoenen.
‘Pap? Mam? Ik ben even naar Martin.’
Mijn moeder wilde wat zeggen, dacht even na en glimlachte toen. ‘Is goed.’
Ik pakte mijn jas, liep naar de schuur en fietste door de straat. Ongemerkt keek ik rond, alsof ik haar misschien zou zien. Dom eigenlijk. Martin deed meteen de deur open toen ik aan kwam rijden.
‘Sinds wanneer kom ik door de voordeur?’ grinnikte ik.
‘Ja, nou ja…’
Hij lachte, trok de voordeur dicht en liep op zijn sokken met me mee achterom, tussen twee busjes van het bouwbedrijf door. Samen liepen we de keuken binnen.
‘Hey, Valentijn,’ zei zijn moeder vriendelijk, zorgzaam. ‘Hoe is het?’
‘Hetzelfde,’ zei ik.
Ze schudde haar hoofd en wreef even over mijn rug. ‘Wat wil je drinken?’
‘Geen koffie.’
Ze lachte, zette de waterkoker aan.
‘Mietje,’ hoorde ik spottend achter me.
Ik keek om en lachte naar Roel. ‘Tuurlijk jongen.’
Hij sloeg even een arm om me heen. ‘Goed dat je er even bent jongen.’
Ik glimlachte, deed me goed.
Hij schoot een paar werkschoenen aan en ging naar buiten. ‘Ben even naar de schuur, zo terug.’
Zijn moeder bleef nog even bij Martin en mij aan tafel zitten, wilde weten hoe het ging en liet ons daarna alleen.
‘Nou, hoe was het?’
‘Saai,’ zei Martin, ‘dat zei ik toch?’
‘Echt?’
‘Nah, het was leuk, leuke dingen gezien en gedaan, maar verder… François zat vooral de meiden in de gaten te houden en Diederik heeft de halve dag met een stijve rondgelopen volgens mij.’
Ik lachte verbaasd. ‘Door diezelfde meiden?’
‘Nee gek, tuurlijk niet. Allemaal technische nuttige dingen. Bloedjegeil.’
Nu lachten we allebei.
‘We hebben ook flink lopen dollen met wat installaties, eentje leek ook net op een opblaasbare lul, iedereen lachen, maar hij blééf gewoon serieus, wat je daar allemaal mee kon doen en waar het voor was.’ Martin zuchtte en legde zijn hoofd op tafel op zijn armen en schudde zijn hoofd. ‘Echt… Niet gezond.’
Ik zat op een stoel, één voet op de zitting, mok op mijn knie en lachte. Martin keek weer op en grijnsde.
‘Ik ben blij om je te zien lachen, weet je dat?’ zei hij ineens serieus.
‘Ik ben ook blij dat ik dat hier weer even kan.’
We keken elkaar aan en grijnsden.
‘Maar was wel gaaf om te zien. Zat een hoop kracht achter.’
‘Wat?’
‘Die opblaasbare lul. Nooit in je anus met dat ding, want je scheurt gewoon doormidden.’
Ik nam grinnikend nog een slok.
Roel kwam met Ton terug naar binnen.
‘Mietje nog een bakkie thee?’ vroeg Roel met gestrekte arm naar mijn mok.
‘Lekker.’
Hij lachte, klopte een keer op mijn schouder.
‘Hoe is het?’ vroeg Ton.
Ik haalde mijn schouders op.
‘Niet over hebben?’
‘Nee, even niet.’
Martin keek me veelbetekenend aan. Hij knipoogde.
Ik werd redelijk laat wakker. Eigenlijk mijn eerste ochtend dat ik weer een beetje uitgerust wakker werd. Het begon te wennen, leek het wel. Maar de rare sfeer bleef, dat wel. Mijn ouders wisselden elkaar nog steeds af, er bleef iemand wakker. In de ochtend kwam de politie weer langs. Ik bleef er niet bij zitten, geen zin in om dat allemaal aan te horen. Na een kwartier werd ik naar beneden geroepen.
‘Valentijn, weet jij hoe die jongen er uit zag?’
‘Op die scooter?’
Een van de agenten knikte.
‘Nee, niet echt. Hij stond ook zo dat ik eigenlijk alleen zijn achterkant zag. Grijze jas, petje op.’
‘Weet je wat voor scooter?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘En groene volgens mij. Het ging allemaal zo snel. Ik keek meer naar Lilly.’
‘Wat had ze aan?’
‘Ehh… Haar zwarte jasje, spijkerbroek.’
‘Weet je wat voor schoenen?’
‘Volgens mij die witte sneakers.’
‘Had ze een tas bij?’
‘Dat rugzakje, dat ze altijd bij zich heeft.’
Hij zat alles op te schrijven. ‘Dank je wel, jongen. Maar die jongen op die scooter, die had je nog nooit eerder gezien?’
‘Nee, niet dat ik weet.’
‘Dank je wel.’
Ik keek nog even naar ze aan tafel, ik was de hele tijd blijven staan. Mijn vader knikte een keer naar me. Ik draaide om en ging terug naar boven. Een half uur later hoorde ik ze gaan. Ik keek ze na vanuit mijn kamer en ging daarna terug naar beneden. Mijn ouders zaten aan tafel, voor zich uit te kijken.
‘Niet schrikken jongen,’ zei mijn vader serieus. ‘Maar er gaat vanmiddag een Amber Alert uit. Het duurt te lang.’
Ik knikte. Van mij had dat al veel eerder gemogen. Ik liep naar de keuken om wat te drinken te pakken. Ik trok de koelkast open die redelijk leeg begon te raken.
‘Moeten we niet weer eens boodschappen doen?’ vroeg ik, terwijl ik het laatste uit een pak sap in een glas schonk.
‘Ja,’ zei mijn moeder, ‘dat is er allemaal niet van gekomen.’
‘Zal ik dat straks doen?’
‘Wil je dat doen?’ vroeg ze bijna opgelucht.
‘Tuurlijk.’
Ik snapte ook wel dat ze zoveel mogelijk thuis wilde blijven, en ik wilde er wel even tussenuit. Al was dat maar om boodschappen te doen.
Het was druk in de supermarkt, maar ik had geen haast. Ik vond het wel even lekker, niemand die me kende, niemand die me vroeg hoe het ging. Gewoon lekker dom boodschappen doen. Nooit gedacht dat ik dat ooit prima zou vinden. Ik keek nog een keer op het briefje dat mijn moeder gemaakt had. Op mijn gemak reed ik door de gangen heen en zocht alles bij elkaar, half in gedachten. Ik schrok op van iemand die tegen mijn karretje duwde.
‘Wel uitkijken hè?’ hoorde ik.
Ik keek in het grijnzende gezicht van Ian. Ik glimlachte.
‘Hey.’
‘Boodschappen aan het doen?’
‘Ja, even tussendoor.’
‘Hoe gaat het? Weet je al wat meer?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Kut. Ik wist niet wat ik hoorde gister.’
‘Was leuk hoorde ik.’
‘Nah, het was wel oké.’ Hij keek weer naar mijn karretje. ‘Moet je nog veel?’
‘Nee, gaat wel.’
‘Even helpen?’
Ik keek verbaasd. Hij had een komkommer vast.
‘Waren we vergeten gister,’ glimlachte hij. ‘Nog een pakje spekjes om te bakken en ik ben klaar.’
Ik keek nog een keer op mijn briefje.
‘Slim. Wij doen dat altijd uit ons hoofd.’ Hij hield zijn komkommer omhoog. ‘Ik kan altijd nog wel een keer terug.’
We lachten, liepen samen door de gangen heen. Bij de kassa stond hij achter me.
‘Hoe ben jij hier eigenlijk?’
‘Fiets.’
Hij lachte. ‘En jij krijgt dat allemaal mee?’
Ik keek naar de berg op de band, die ondertussen gescand werd en achter de kassa al een aardige verzameling begon te worden. Ik pakte er nog maar een extra plastic tas bij.
‘Zal wel lukken,’ zei ik.
Hij glimlachte, hielp me daarna met alles in de tassen te proppen. Samen liepen we naar buiten.
‘Weet je het zeker?’ lachte hij.
Het was inderdaad zwaarder dan ik dacht.
‘Ik heb een krat voorop mijn fiets. Zal ik even meerijden?’
‘Nah, nee… Nou…’
‘Wacht.’
Hij liep weg, pakte verderop zijn fiets en kwam weer terug. ‘Kom.’
Hij laadde de plastic tas leeg, in de krat. ‘Jij die andere tas bij jou achterop.’
‘Thanks.’
Samen reden we naar mijn huis. Ik was verbaasd. Eén van de meest coole jongens uit mijn klas reed naast me, hielp me alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Hij maakte me vrolijk.
‘Heb je wel tijd dan?’ vroeg ik nog voorzichtig.
‘Ja hoor,’ lachte hij. ‘Ik hoef straks pas weer thuis te zijn.’
Hij keek me aan met een geruststellende blik. Ik glimlachte maar. Bij mijn huis zette hij zijn fiets tegen de muur. Hij viste de plastic tas weer uit de krat en begon alles in te laden. Mijn moeder kwam naar buiten.
‘Ik help wel even.’
Ik voelde me dom, alsof ik zelf niets kon. Ik keek voorzichtig naar Ian, wat moest die wel niet denken nu?
‘Hallo,’ zei hij tegen mijn moeder.
‘Mam, dit is Ian. Jongen uit mijn klas. Hielp me even met de boodschappen. Ik kwam hem tegen in de supermarkt.’
Ze glimlachte naar hem. ‘Wat aardig.’
Hij gaf de tas aan mij.
‘Bedankt.’
‘Is goed.’
‘Bied je hem niet even wat te drinken aan?’ vroeg mijn moeder.
Ian keek meteen verschrikt. ‘Nee, hoeft niet. Ik bedoel…’
‘Doe niet zo gek,’ zei mijn moeder. ‘Ik heb net een pot thee gezet.’
Mijn moeder nam de tas mee naar binnen.
Ian keek me weer aan. ‘Ik bedoel, jullie hebben wel wat anders aan jullie hoofd.’
Ik glimlachte, haalde mijn schouders op. Ian liet zijn fiets staan, volgde me naar binnen.
‘Hallo,’ zei hij voorzichtig tegen mijn vader.
‘Pap, dit is Ian. Zit bij mij op school. Hij hielp even met de boodschappen thuis brengen.’
Ian hield zijn jas aan, ging tegenover mij aan tafel zitten. Mijn moeder zette wat mokjes op tafel en pakte de pot thee. Ik keek naar de kleur en hoopte maar dat hij het lekker zou vinden.
Hij nam een slok, maar ik kon niets aan zijn gezicht zien. Ik pakte het blik met koekjes en hield die voor hem. Hij glimlachte en pakte er eentje. Ongemakkelijke stilte. Mijn vader keek naar zijn telefoon, en liep naar mijn moeder.
‘Dit wordt hem. Vind jij het oké zo?’
Ze knikte, aangedaan. Mijn vader zuchtte, liep de gang in en ging bellen. Ik keek even onderzoekend naar mijn moeder.
‘De Alert,’ zei ze een beetje vaag, waarschijnlijk omdat Ian er bij zat.
Ik knikte een keer en staarde naar mijn handen. Ian keek me aan, begripvol, alsof hij exact snapte wat er aan de hand was. Hij nam nog een slok en bleef me aankijken. Flauwe glimlach om me gerust te stellen.
‘Er gaat een Amber Alert uit,’ zei ik voor me uit, tegen hem.
‘Heftig. Maar wel goed dat ze dat doen.’
Ik knikte. Mijn vader kwam de kamer in.
‘Mag ik hem zien?’ vroeg ik.
Hij knikte en gaf me zijn telefoon. Het was een combinatie, foto van Lilly met daarnaast die van Cheyenne. Het was ook wel heel waarschijnlijk dat ze samen weg waren gegaan. Ian keek naar me, ik boog voorover en liet hem meekijken. Eerst keer dat ik die Cheyenne zag. Ik had er geen positief beeld van. Ik snapte ook wel dat Lilly geen lieverdje was, maar daar straalde wel een hele hoop negativiteit van uit. Volgens mij was ze ook ouder dan Lilly. De tekst zei van niet. Ze zag er in ieder geval veel ouder uit dan ze eigenlijk was. Ian en ik keken elkaar aan. Hij dacht hetzelfde als ik, dat kon ik wel zien.
‘Raar,’ zei ik, terwijl ik de telefoon terug gaf aan mijn vader. ‘Dat is dus die Cheyenne.’
‘Ja,’ antwoordde hij veelbetekenend.
‘Die kennen jullie helemaal niet?’ vroeg Ian.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, nooit gezien.’
Hij had zijn mok leeg, keek een keer hoe laat het was.
‘Ik moet zo mijn zusje op gaan halen,’ zei hij verontschuldigend.
‘Is goed,’ zei ik.
Ik keek naar hem, hij had nog steeds die geruststellende blik. Eerste keer dat ik hem zo lang van dichtbij zag. Anders dan op school. Persoonlijker. Hij stond op, ik liep met hem mee naar de deur.
‘Bedankt voor de hulp,’ zei ik.
‘Graag gedaan,’ lachte hij. Daarna keek hij serieus. ‘Ey, het komt wel goed, denk ik.’
‘Jawel, maar wanneer?’
‘Na zo’n alert vaak wel snel.’
‘Ik hoop het.’
Hij glimlachte weer om me gerust te stellen. Voor hij zijn fiets pakte kwam hij nog een keer dicht bij me staan. Hij pakte me vast, trok me tegen zich aan en klopt even zachtjes op mijn rug.
‘Laat je niet gek maken. Het komt goed, echt.’
Verbaasd glimlachte ik, keek hem na toen hij weg fietste. Hij keek nog een keer om, stak zijn hand op. Geruststellende glimlach.
© 2020 Oliver