Mysterie (deel 4)

‘Hey, Loïc,’ stamelde ik.
Hij grijnsde. Hij keek even naar Kelvin, die me nog steeds vast had. ‘Ik wist niet dat jij…’
Ik wilde wat terug zeggen, het uitleggen, maar een andere jongen trok aan zijn schouder.
‘Loïc, kom op nou. We gaan.’
Loïc keek verontschuldigend. ‘Mijn neef. We gaan naar een andere kroeg. Al een half uur geleden. Ik wilde hem meenemen naar hier, wilde hier eens naar toe, maar nu wil hij weer achter de meiden aan.’
Ik glimlachte en knikte.
‘Maar leuk dit. Nooit gedacht van je.’
‘Ja, maar…’
De jongen protesteerde weer.
‘Ik moet nu echt weg. Ik zie je maandag op school wel weer.’ Hij kwam met zijn gezicht dicht bij mijn oor. ‘Leuke jongen heb je.’
Ik wilde nog wat zeggen maar hij liep al weg met een knipoog.

‘Wie was dat?’ hoorde ik Kelvin naast me vragen.
Voor mijn gevoel was dat een paar minuten later. Ik had me los gewurmd uit zijn arm en staarde naar de deur waardoor Loïc verdwenen was. Kelvin legde zijn hand op mijn schouder waardoor ik sidderde.
‘Een jongen van mijn school, uit mijn klas.’
‘Wist je dat hij…’
‘Nee. Niet verwacht ook.’
‘Meteen uit de kast komen bij een klasgenoot, meteen de eerste keer dat je hier bent. Dat doe je snel,’ zei Patrick half lachend.
‘Niet grappig.’
‘Sorry. Maar je moet maar zo denken, je wist het ook niet van hem. Die wil dus ook niet dat iedereen het van hem weet op school. Die houdt zijn mond wel.’
‘Heb je ook weer gelijk in.’
‘Maandag zie je hem weer, je legt het uit en klaar ben je. Hij zal zich daarna ongemakkelijker voelen denk ik.’
‘Dat weet ik wel zeker. Hij leeft heel gesloten, zit pas net bij ons in de klas.’
‘Zo zag hij er niet uit,’ zei Kelvin. ‘Hij keek wel vrolijk. Hij had ook kunnen gaan zonder iets te zeggen.’
Ik haalde mijn schouders op en zuchtte.
‘Komt wel goed, Josh. Maak je niet druk. Zeker als je uitlegt waarom we hier zijn.’
‘Het zal wel.’
Ik moest dit even verwerken in mijn hoofd. Patrick zag het.
‘Kijk, weet je meteen hoe dát voelt.’
Ik keek verstoord naar hem.
‘Ik meen het. Ik weet niet of je dit ook kunt gebruiken voor je toneelstuk, maar dit soort dingen gebeuren ook. Stiekem misschien wel de angst van iedereen van onze leeftijd. Uit de kast getrokken worden zonder dat je het zelf in de hand hebt kan ook gebeuren. En dat is niet lekker.’
Ik zuchtte. Hij had wel gelijk. En ik kon het dan allemaal nog rechttrekken. Hij niet.
‘Heb je nog een geluk dat hij zelf ook homo is.’
‘Ja,’ zei ik met mijn gezicht naar de grond.
Kelvin drukte een biertje in mijn hand.
‘Voor de schrik,’ zei Kelvin.
Ik ademde een keer diep en nam toen een slok. Dit was raar. Loïc was raar. Hij bleef me verbazen.

We bleven nog lang hangen. Het was gezellig. Patrick en zijn vrienden waren leuke lui. De twee jongens die duidelijk bij elkaar hoorden hingen dicht tegen elkaar aan. Het zag er leuk uit, die verliefde blikken af en toe. Ze kusten elkaar waarna ze nog meer in elkaar opgingen. Eén kus bleef hangen en veranderde in een lange zoen.
‘Nou, zo moet het dus,’ zei Kelvin nuchter.
Ik lachte. ‘Vraag of ze je het even uit willen leggen.’
‘Dáág. Echt niet. Dat hoeven ze mij niet meer te leren. Ik weet hoe je moet zoenen.’
“Hij wel,” dacht ik en lachte maar met hem mee.
‘Zo eens gaan?’
Ik knikte. Het was al laat. We namen afscheid van Patrick en zijn vrienden.
‘Wat is je nummer?’
Ik gaf het hem, hij zette het meteen in zijn telefoon. Hij keek naar me, mijn telefoon trilde in mijn broekzak.
‘Heb je die van mij ook meteen,’ lachte hij toen ik er een beetje van schrok en hem uit mijn zak haalde. ‘En heb ik toch nog iets laten trillen in je broek,’ kwam er achteraan.
Ik lachte, stompte een keer tegen zijn arm. Ik sloeg zijn nummer op.
‘We houden contact,’ zei ik.
Patrick pakte me vast en gaf me een knuffel. ‘Doen we. Laat me weten hoe het met die jongen op school is afgelopen.’
Ik kneep mijn armen om hem heen even bij elkaar. ‘Doe ik.’

‘Hoe was het?’
Mijn moeder was nog wakker, ze zat in de bank met een boek, glas wijn op tafel.
‘Leuk, gezellig.’
‘Dat dacht ik al. Weet je hoe laat het is?’
Ik keek op de klok en schrok. Het was al bijna drie uur.
‘Ik heb de tijd niet in de gaten gehouden. Sorry.’
‘Voor deze keer zeg ik er niets van. Maar je bent vijftien, Joshua. Ik wist dat je met Kelvin weg was, en die is ouder. Probeer er de volgende keer wat op te letten.’
‘Sorry.’
‘Goed, hoe was het?’
‘Raar in het begin. Maar we hebben lang staan praten met een jongen, hij wil komen kijken als we het stuk op gaan voeren.’
Ze reageerde enthousiast. ‘Leuk.’
‘Ik kwam een jongen uit mijn klas tegen,’ zei ik voor me uit. Het zat me nog steeds dwars op een of andere manier.
‘Een jongen uit jouw klas? Wist je dat van hem?’
‘Nee. Het is die nieuwe jongen, Loïc.’
‘Die stille, waar je wel eens over verteld hebt?’
‘Ja. Ik wist nergens van.’
‘Hoe reageerde hij dat je daar was?’
‘Ik had hem niet eens gezien, hij tikte ineens op mijn schouder. Hij moest ook weer meteen weg, ik heb hem verder niet gesproken. Hij vond dat ik een leuke vriend had.’
Mijn moeder lachte. ‘Kelvin?’
‘Ja. Maar daarna was hij meteen weg.’
Mijn moeder keek me lachend aan. ‘Die denkt nu dus dat je een vriend hebt?’
Ik knikte. ‘Ik zie hem maandag weer, dat leg ik hem nog wel uit.’
Nu lachte ze hardop.
‘Wat lach je?’
‘Zomaar. De manier waarop je het zegt. Misschien kan hij je nog helpen om je meer in die rol te verplaatsen.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik zie wel. Maar ik ga nu slapen.’
‘Ja, ik ook. Ik had er twee uur geleden al in willen liggen.’
Ik voelde me schuldig toen ze me veelbetekenend aankeek.
‘Truste.’
Ze stond op en aaide een keer door mijn haar. ‘Slaap lekker jongen.’

Ik bed dacht ik aan Patrick. Hoe hij me mee had genomen naar de dansvloer, hoe hij mijn arm had vastgepakt en vastgehouden. Hoe hij had gereageerd toen ik hem vertelde wat ik daar eigenlijk deed. Ik dacht aan de ontmoeting met Loïc. Hij bleef een raadsel. Waarom had hij me aangesproken? Hij had ook gewoon kunnen gaan, dan had ik nooit geweten dat hij daar was geweest. Hij was vrolijk, uitgelaten. Anders dan op school. Was hij zo in het echt? Ineens flitste het door me heen: hij was zichzelf toen hij me aansprak. Op zijn gemak, geen toneel. Wat zou er door zijn hoofd gaan? Zou hij ook aan mij denken?

Ik ging enigszins nerveus naar school maandag. Gert had niet veel in de gaten. Voordat de lessen begonnen bleven we nog even buiten staan, het was lekker weer. Binnen zitten moesten we de hele dag nog. Ik keek rond maar zag Loïc nergens. Die moest ik zo snel mogelijk spreken. Ik moest hem uitleggen waarom ik daar was vrijdagavond. Gert praatte met wat andere jongens die bij ons stonden maar het drong niet tot me door waar ze het over hadden. De bel ging, maar ik zag Loïc nergens. Tot mijn verbazing was hij al in het lokaal toen wij binnen kwamen. Hoe flikte hij hem dat toch? Hij keek voor zich, in een boek dat hij al op tafel had gelegd. Ik had geen idee of hij me had gezien, maar hij liet niets merken. Loïc was weer gewoon Loïc. Ik moest hem spreken. Dan in de volgende pauze maar.

Ook dat lukte me niet. Loïc was weer spoorloos verdwenen. Zat hij er dan niet mee? Of was dat de reden dat hij me niet aan durfde te spreken? De bel ging weer, we gingen terug naar binnen. Toen ik naar binnen liep keek ik nog een keer om, hij kwam net de hoek om, telefoon aan zijn oor. Hij keek niet vrolijk. Gert zei wat tegen mij, ik kon niet op Loïc blijven wachten, dat zou vragen opleveren. Samen met Gert liep ik de trap op, naar het lokaal waar we les hadden. Loïc kwam als laatste binnen, strak gezicht. Hij ging zitten zonder iets te zeggen. Mariska keek naar hem, schudde haar hoofd een keer. Naast me zuchtte Gert.

Na de laatste les voor de lunchpauze ging ik naar het toilet. Niet veel later kwam Loïc binnen. We waren niet alleen.
‘Hey,’ zei hij neutraal.
‘Hoi.’
Zwijgend stonden we naast elkaar bij de urinoirs. Het was rumoerig, er werd gelachen bij de wasbakken. Ik liep er naar toe, waste mijn handen. Ik treuzelde. Ik wilde nu in de buurt van Loïc blijven. Hij snapte het waarschijnlijk, hij waste zijn handen en liep achter me aan de gang op. Loïc liep door, ik bleef verbaasd staan.
‘Loïc!’
Hij stopte en draaide zich om. Ik keek even rond, de mensen die in de gang waren stonden op genoeg afstand.
‘Over vrijdagavond…’
‘Je gaat dat niet aan Gert of iemand anders vertellen hè?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Weet Gert dat jij…’
‘Nee, maar…’
‘Dan blijft het ons geheim. Gelukkig.’
‘Ja, dit hoeft niemand te weten. Maar…’
‘Komt nog wel. Ooit misschien. Maar leuke tent hè?’
‘Ja, was gezellig.’
‘Was jij er ooit eerder geweest?’
‘Nee, ik…’
‘Ik ook niet. Maar het viel me niet tegen. Maar jouw vriend ziet er leuk uit. Knappe jongen. Waar ken je hem van?’
‘We zitten samen op toneel.’
‘Je speelt toneel? Leuk. Wist ik niet.’
‘Weten ook niet veel mensen.’
‘Ey, ik moet even bellen.’ Hij knipoogde. ‘Ik zie je nog.’
‘Ja…’ Voor ik verder kon gaan was hij al doorgelopen. Ik wilde hem nog roepen maar dat zou de aandacht trekken van de anderen in de gang. Ik zuchtte. Dit ging niet zoals ik wilde.

‘Goed, de werkstukken.’
Iedereen zuchtte. Gert haalde ons werkstuk uitgeprint en aan elkaar geniet uit zijn tas. We hadden er toch nog mooi vier bladzijdes van kunnen maken. De leraar liep langs de tafel om ze op te halen. Ik hield Loïc in de gaten. De leraar hield stil bij Albert.
‘Loïc heeft hem.’
De leraar knikte en liep verder de rijen langs. Bij Loïc bleef hij even staan.
‘Zo, flink werk van gemaakt.’
Loïc glimlachte kort, verlegen. De leraar knikte en ging verder met zijn ronde. Loïc keek even naar Albert en grijnsde. Albert lachte terug. Zo zag ik hem niet vaak. Loïc niet, maar Albert ook niet. Gert gaf zijn werkstuk af, ik keek naar de stapel en zag het werkstuk van Loïc en Albert er tussenuit steken. Niet zomaar een paar blaadjes, er zat een voorblad en achterblad aan, dikker ook dan de rest. Albert keek nog even naar Loïc. Ze lachten. Dat werkstuk had een verbond gesmeed tussen die twee. Ik zag het aan ze. Ik voelde wat jaloezie. Albert wist meer van hem.

Tussen de twee lessen keek ik even op mijn telefoon. Patrick had me een sms gestuurd.
Hoe ging het?
“Niet goed,” dacht ik.
Ik heb hem niet echt kunnen spreken. Hij ontwijkt iedereen, typte ik terug.
Ik dacht er nog eens over na, het was een rare situatie. Ik sleepte me door de rest van de lessen heen. Toen we naar huis konden keek ik weer op mijn telefoon. Patrick had terug gesms’t.
Dus hij denkt nog steeds dat je homo bent?
Hij had afgesloten met een breed lachende smiley. Ik tikte twee letters in en verstuurde het.
Ja
Ik zag Loïc in de verte het schoolterrein aflopen, naar het station. Ik keek nog een keer naar mijn telefoon. Patrick had al weer gereageerd.
Bel me maar als je kunt. Ik ben al uit.
Dat deed ik thuis wel. Loïc keek nog een keer om, zag me en liep toen door. Gert was bij me, ik kon niet achter hem aan. Ik baalde.

‘Vertel op,’ zei Patrick toen ik hem belde.
Ik was net thuis, met mijn telefoon klem tussen mijn oor en schouder schonk ik een glas cola in.
‘’Hij ontwijkt me. Maar dat is niks nieuws, dat doet hij altijd. In de pauzes is hij weg, staat hij te bellen. Geen idee wat hij allemaal doet.’
‘Dus je hebt hem helemaal niet gesproken?’
‘Jawel, eventjes. Maar hij praatte maar door, ik kreeg de kans niet om uit te leggen hoe het zit. We hebben wel afgesproken om de rest op school niets te vertellen.’
‘Dat zei ik je al.’
‘Ja. Maar verder kreeg ik geen kans. Morgen maar weer.’
‘Raar.’
‘Zo is hij. Je moet hem kennen. Of eigenlijk juist niet. Zoals iedereen. Hij zei nog wel dat ik een leuke vriend heb. Knappe jongen.’
Patrick lachte. ‘Daar heeft hij gelijk in. Maar vergeet jezelf niet.’
‘Patrick…’ protesteerde ik.
Hij lachte nu nog harder. ‘Ik plaag je maar. Hou me op de hoogte over hem.’
‘Doe ik.’
‘Kun je hem niet bellen?’
‘Ik heb zijn nummer niet.’
‘Ik leef met je mee.’
‘Dank je.’
‘Spreek je. Doei.’
Ik nam een slok en liep naar mijn kamer. Huiswerk. Toneel die avond.

Kelvin kwam meteen naar me toe. ‘Heb je hem nog gesproken vandaag?’
‘Eventjes. Maar hij ontwijkt alles en iedereen. Ik kreeg niet de kans om het hem uit te leggen.’
Kelvin keek me lachend aan. ‘Die denkt dus nog steeds…’
‘Ja,’ onderbrak ik hem. ‘Lach me niet uit. Dat heeft Patrick al gedaan vandaag.’
Corné kwam naar ons toe gelopen.
‘Hoe gaat het jongens?’
‘Goed,’ zei Kelvin. ‘We zijn op veldonderzoek geweest.’
‘Veldonderzoek?’ Corné lachte.
‘Vrijdag zijn we uitgeweest in de homobar in de stad.’
‘Hoe was het?’
‘We hebben alvast één toeschouwer geregeld voor je,’ lachte Kelvin. ‘We raakten aan de praat met een jongen daar, en die vond het te gek wat we deden.’
‘Mooi, jongens, mooi.’
‘En een jongen denkt nog steeds dat Joshua homo is.’
Corné lachte nu echt hard. ‘Hoe krijg je dat voor elkaar?’
‘Jongen uit mijn klas. Hij was daar ook, maar hij moest weg. Ik heb het hem nog niet uit kunnen leggen.’
Kelvin grinnikte.
‘En hij denkt nog steeds dat ik een erg leuk vriendje heb.’
Kelvin’s mond viel open.
‘Dat zei hij, toen hij weg ging.’
‘Ik hoor het al,’ zei Corné, ‘jullie zijn op de goede weg.’
Hij liep weg, riep de groep bij elkaar.
‘Zei hij dat echt?’ vroeg Kelvin nieuwsgierig.
Ik knikte en lachte. ‘Dat vond hij ja. “Leuke jongen heb je.” Dat was precies wat hij zei.’
Ik lachte nog harder toen Kelvin begon te blozen.

En wederom was Loïc nergens te bekennen. Hij zat in de klas en daarna was hij weer weg. Ik werd er niet goed van. Wat hem betreft was het geregeld, we kenden elkaars geheim en dat zouden we zo houden. Maar ik wilde het uitleggen. Ook dat voelde ongemakkelijk. Hoe zou het overkomen om tegen iemand te zeggen “hé, leuk dat je homo bent hoor, maar ik wil toch wel even vertellen dat ík het niet ben”? Daar schopte ik hem toch eigenlijk mee tegen zijn schenen? Er was toch niets mis mee, om homo te zijn? Waarom wilde ik dan met alle geweld duidelijk maken dat ik het niet was? Alsof ik me wilde verontschuldigen. Duidelijk maken dat er met mij niets aan de hand was. Dat ik niks mankeerde. Wat een onzin. Maar toch wilde ik het hem zeggen. Alleen wist ik nog niet hoe. Ik ging het hem niet speciaal vertellen, dat was me wel duidelijk. Dat kon ik niet maken. Het moest maar bij toeval gebeuren, als we het er toch over hadden. Anders zou het helemaal verkeerd overkomen. Misschien was het voor het toneelstuk juist wel goed om me even een homo te voelen. Ik glimlachte om die gedachte toen hij de kantine binnen kwam lopen. Ik zat aan tafel, Gert zat te kaarten. Mij interesseerde dat niet zoveel, ik zat alleen maar te kijken. Loïc keek even naar me, glimlachte en keek toen naar het spel op de tafel. Het potje was afgelopen.
‘Doe nog eens een truc,’ zei een jongen toen hij de stapel voor Loïc op tafel gooide.
Loïc glimlachte weer. Hij zocht in zijn tas en haalde er een eigen doosje kaarten uit. Hij strekte zijn armen een keer, schudde de kaarten en hield het stapeltje in één hand.
‘Mijn kaarten,’ zei hij. ‘Heb je een stift?’
Zonder er bij na te denken zocht ik in mijn tas en gooide een stift op tafel.
‘Joshua. Pak een kaart.’
Hij hield een waaier voor me en ik trok er eentje uit.
‘Laat maar zien.’
Ik legde hem op tafel. Hij grijnsde.
‘Harten vier. Mooie.’ Hij keek naar de jongen naast hem. ‘Mijn kaarten, anders ga je boos worden. Schrijf je naam er maar op, Joshua.’
Ik pakte de stift en schreef mijn naam er op. Loïc stond op en boog zich wat over de tafel.
‘Leg hem er maar weer tussen.’
Ik legde de kaart er weer tussen, mijn vingers raakten kort die van hem. Hij glimlachte naar me, trok zijn armen weer terug en schudde een keer. Hij was snel. Hij legde het stapeltje op tafel, strekte zijn armen nog een keer en pakte de kaarten weer.
‘Dit kan even duren, let op de tijd.’ Hij schudde. Ik keek naar het stapeltje kaarten. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik zei dat je op de tijd moest letten.’
Hij stroopte zijn mouw op, hij lachte en haalde onder zijn horloge een opgevouwen kaart uit. Langzaam vouwde hij hem weer recht. Mijn mond zakte open. Harten vier, met mijn naam erop. Hij stak zijn hand uit naar me, de kaart tussen zijn vingers.
‘Alsjeblieft,’ zei hij.
Hij keek een keer veelbetekenend naar de jongen naast hem en stond op.
‘Volgende keer weer eentje.’
De jongen zei niets, bleef hem half gapend aan kijken. Loïc sloeg hem een keer lachend op zijn schouder en ging weer naar buiten. Maar niet voordat hij me nog een knipoog had gegeven.

Tijdens de eerste les na de pauze zat ik nog met de kaart tussen mijn vingers te spelen.
‘Waar heeft hij dat geleerd?’ fluisterde Gert naast me verbaasd.
‘Weet ik veel,’ zei ik zachtjes terug. ‘Maar gaaf is het wel.’
Ik keek naar zijn rug, een eindje voor me in de klas. Hij was apart. Heel apart. En hij zat er bij alsof er niets bijzonders was. Nonchalant.
‘En hoe vervoegen we dat in de voltooid verleden tijd? Loïc?’
Hij hakkelde, wist het antwoord niet.
‘Jammer. Iemand anders een idee?’ De leraar keek rond.
Het raakte Loïc niet. Hij bleef zitten zoals hij zat. Nonchalant. En er duidelijk niet met zijn gedachten bij.

Thuis hing ik de kaart op mijn prikbord. Ik bleef er naar kijken. Ik worstelde door mijn huiswerk, Kelvin zou langs komen. Leuk hoor, dat toneel, maar ik begon zo langzamerhand tijd te kort te komen. Ik was ondertussen blij met mijn hoofdrol, als had ik eerst mijn bedenkingen, ik genoot van die uitdaging. Maar het kostte veel tijd en het hield me teveel bezig. Ik kon mijn gedachten ook niet bij mijn huiswerk houden. In mijn ooghoek zag ik de speelkaart hangen en ik dacht weer aan Loïc. Harten vier. Rare gast. Ik zuchtte en concentreerde me weer op scheikunde. Nog twee dingen, en dan was ik klaar. Ik rekte me uit toen ik klaar was. Even eten en dan stond Kelvin al weer voor de deur.

Kelvin plofte op mijn bed en keek me aan.
‘Hoe gaat het?’
‘Hetzelfde nog.’
‘Heb je het hem nog niet verteld?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Ontwijkt hij je zoveel?’
‘Ook. Maar wat moet ik doen? Hem aanspreken en zeggen dat ik geen homo ben? Ik heb er veel over na zitten denken, maar als ik dat doe, veroordeel ik hem dan niet op een of andere manier?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Als ik naar hem toe loop, en zeg dat ik even wil vertellen dat ik geen homo ben, dan lijkt het toch op zeggen dat ik niet apart ben, dat ik duidelijk wil maken dat ik wel normaal ben?’
Hij glimlachte.
‘Ja toch? Eigenlijk zeg ik dan dat ik niet afwijkend ben, en hij wel.’
‘Zit wat in.’
‘Dus zal ik het hem wel eens vertellen als het toevallig ter sprake komt.’
Kelvin knikte.
‘Als hij weer eens begint over mijn erg leuke vriendje bijvoorbeeld.’
‘Hoe komt hij daar bij?’
‘Je hing tegen me aan, gek. Wat denk je?’
‘Ja, maar dat leuke, dat snap ik niet.’
‘Kelvin, je ziet er goed uit. Kom op nou.’
‘Homo.’
‘Flikker.’
We keken elkaar aan en schoten in de lach. Zijn blik bleef ineens hangen op de kaart op mijn prikbord.
‘Naar een goochelshow geweest?’
‘Nee. Loïc.’
Hij keek vragend.
‘Die jongen van school, die we vrijdag tegen kwamen. Hij deed even een kaarttrucje vanmiddag.’
‘Een kaarttrucje?’
‘Hij is echt goed, geloof me. Ik moest een kaart pakken, mijn naam erop zetten en terug in de stapel stoppen. Hij schudde een keer en daarna haalde hij hem opgevouwen onder zijn horloge vandaan.’
‘Gaaf.’
‘Iedereen was stil. En hij maar lachen. Hij heeft het al eens eerder gedaan. Haalde hij ineens een kaart bij iemand uit zijn trui.’
‘Lachen zoiets. Waar heeft hij dat geleerd?’
‘Ja, hallo. Als ik hem al niet duidelijk kan maken dat ik geen homo ben, denk je dan dat ik wel weet waar hij dat geleerd heeft? Je zou hem eens op school moeten zien. Zoals je hem even hebt meegemaakt vrijdag, zo is hij op school dus niet. Hij is zo gesloten als het maar zijn kan.’
‘Aparte naam trouwens. Frans?’
‘Hij woont pas net hier. Is vanuit Frankrijk verhuisd.’
‘Maar hij spreekt gewoon Nederlands.’
‘De familie van zijn moeder komt hier vandaan. Hij is tweetalig opgevoed.’
‘Je weet al best veel over hem.’
‘Ja, dat heeft de leraar ons vooraf verteld,’ zei ik schamper.
Kelvin glimlachte. ‘Klinkt als een aparte jongen.’
‘Dat is ie.’
Mijn telefoon ging. Patrick belde me.
‘Hey,’ zei ik terwijl ik met mijn mond zonder geluid het woord Patrick maakte naar Kelvin.
‘Hoi Joshua. Heb je komende vrijdag wat te doen?’
‘Nog niet,’ lachte ik.
‘Zin om vrijdag uit te gaan? Ik vier mijn verjaardag dit weekend, maar vrijdag wil ik met een paar mensen wat gaan drinken.’
‘Klinkt gezellig,’ zei ik.
‘Vraag je Kelvin ook mee?’
‘Die zit hier nu bij me, momentje.’
Kelvin trok zijn wenkbrauwen omhoog.
‘Patrick vraagt of we vrijdag mee uit gaan. Hij is jarig dit weekend.’
‘Mij best. Leuk.’
Ik hield de telefoon weer tegen mijn oor. ‘Is goed. We zullen er zijn.’
‘Gaaf. Zien we elkaar vrijdag. Je hoeft geen cadeau mee te nemen hoor, we gaan gewoon wat drinken.’
‘Is goed. Zie je vrijdag.’
Ik schoof mijn telefoon dicht en keek Kelvin aan.
‘Het lijkt er op dat we helemaal opgenomen worden in de homowereld.’
‘Ja. Gaaf toch?’ Kelvin lachte. ‘Als dat toneelstuk achter de rug is ga ik weer gewoon achter de meiden aan hoor.’
‘Goed idee.’
‘Je kijkt ineens dromerig. Hoe heet ze?’
Ik pakte een kussen en gooide die lachend naar hem toe. Kelvin keek op zijn telefoon.
‘Is het al weer zo laat? Ik moet zo weer gaan.’
Ik liep met hem naar beneden, hield de voordeur voor hem open.
‘Hebben we helemaal niets gerepeteerd vandaag,’ zei ik.
‘Maakt niet uit. Het was toch wel interessant.’
Tsja.’
‘Je hebt me aan het denken gezet. Je hebt gelijk. Dat je het die Loïc nog niet verteld hebt. Dat zou raar staan, alsof je even wil duidelijk maken dat jij wél normaal bent.’
Ik glimlachte.
‘Weet je wat wel grappig is? Je zit in een omgekeerde wereld. Je durft niet te vertellen dat je hetero bent.’
Ik lachte. ‘Dat had ik zelf ook al bedacht.’
‘Goed om je rol in te leven. Hou dat vast.’

‘Ha, zijn jullie er weer?’ De uitsmijter lachte breed. ‘Was het zo goed bevallen de vorige keer? Gezellig, kom binnen.’
We hingen onze jassen op, Kelvin had een envelop vast. Tegen de belofte in hadden we dus toch een cadeau voor Patrick. We liepen naar binnen en zochten hem op, hij stond bij de bar met zijn vrienden.
‘De kaartjes zijn nog niet gedrukt, maar dit is een soort waardebon,’ zei Kelvin toen hij hem feliciteerde. ‘Je bent uitgenodigd voor de première.’
Patrick reageerde enthousiast. Zonder er bij na te denken gaf Kelvin hem drie kussen.
‘Gefeliciteerd.’
Ik glimlachte, pakte Patrick vast en gaf hem ook drie kussen, ik kon niet achter blijven.
‘Dank je,’ zei Patrick.
Hij gaf ons wat te drinken. Het was weer gezellig, het liep al snel vol, veel mensen dansten. Ik bleef aan de bar hangen, dat dansen had ik wel even gezien. Bovendien was het gewoon gezellig praten met Patrick en zijn vrienden. Ik keek nog een keer rond en zag Loïc staan. Hij keek rond, neutraal gezicht. Hij was alleen. Ineens zag hij me en kreeg meteen een brede glimlach op zijn gezicht. Hij kwam naar me toe. Kelvin keek naar me, hij lachte.
‘Hey,’ zei Loïc, ‘ik hoopte al dat je hier zou zijn. Mijn neef wilde niet meer mee, maar ik ken hier verder niemand.’
‘Dit is Kelvin,’ zei ik, die stond wel heel erg naar hem te kijken.
Loïc gaf hem een hand.
‘En dat is Patrick, die is jarig dit weekend. Dat is eigenlijk de reden dat we hier zijn.’
Loïc stelde zichzelf voor en feliciteerde hem. Geen kussen. Patrick vroeg wat hij wilde drinken. Water. Loïc en ik praatten over school, Kelvin stond er maar een beetje bij.
‘Die gezichten van iedereen,’ lachte ik op een gegeven moment, toen we het over zijn kaarttrucjes hadden.
‘Jouw mond hing ook ver open hoor.’
‘Ik snap ook niet hoe je dat doet.’
‘Dat is geheim.’
Kelvin lachte. ‘Wat kun je zoal?’
‘Veel met kaarten, vingervlug zijn. Kranten doormidden scheuren en weer aan elkaar plakken, dat soort dingen.’
‘Gaaf.’
Loïc duwde even tegen de billen van Kelvin aan.
‘Even aan de kant,’ zei Loïc.
Hij pakte een bierviltje van de bar. ‘Let op.’ Hij brak hem doormidden, en scheurde verder totdat er alleen nog maar snippers waren. Hij sloot zijn hand, wreef zijn andere hand er overheen en hield toen de gesloten vuist voor Kelvin.
‘Maak maar open.’
Kelvin pakte zijn hand en peuterde de vingers open. Zijn hand was leeg. Loïc grijnsde.
‘Nu weer heel maken is het moeilijkste.’
Kelvin keek geamuseerd. Loïc keek hem uitdagend aan.
‘Ja, hallo, je denkt toch niet dat ik je dat echt laat zien hè? Dan verraad ik de truc.’
Kelvin lachte.
‘Hij zit al in je achterzak,’ zei Loïc droog.
Kelvin keek verbaasd, voelde in zijn achterzak en haalde er een bierviltje uit. Zijn ogen werden groot. Loïc keek triomfantelijk. Ik lachte. Patrick klapte.
‘Nog wat drinken?’
‘Lekker,’ zei ik.
‘Wat drink jij?’ vroeg hij aan Loïc.
Die haalde zijn schouders op. ‘Doe nog maar een water.’
Patrick draaide zich naar de bar. Loïc stootte me even aan.
‘Ik ben even naar het toilet.’
Ik keek blijkbaar verbaasd, want hij lachte.
‘Ik kan die snippers toch moeilijk hier uit mijn mouw schudden.’
Hij liep weg, keek nog een keer om en knipoogde lachend. Ik lachte terug. Leuke gast, ik ging hem steeds meer waarderen. Hij had humor. Hij was ook snel terug. Patrick gaf hem zijn glas.
‘Mag ik even zitten op die kruk?’ vroeg hij aan mij.
‘Tuurlijk.’
Hij ging zitten en keek even moeilijk.
‘Je been?’
‘Het is mijn enkel. Vandaar ook dat water. Ik zit aan de pijnstillers. Als ik nu alcohol ga drinken… Dan lig ik zo op de grond en wordt ik pas morgenmiddag wakker.’
‘Wat heb je aan je enkel?’
‘Ongeluk gehad. Niet verder vragen. Ben er een paar keer aan geopereerd.’
‘Ongeluk? Wat is er gebeurd dan?’
‘Ik zei net, niet naar vragen.’
‘Sorry.’
‘Geeft niet.’
Ik zweeg, wist even niet wat ik moest zeggen.
‘Hoe zit dat nou met jou en jouw vriend?’
Ik schrok van de directheid van zijn vraag.
‘Hoe bedoel je?’
‘Vorige keer dacht ik dat hij je vriend was, maar als ik nu zie hoe jullie met elkaar om gaan… Het ziet er uit alsof jullie niks met elkaar hebben, hij gewoon een goede vriend van je is.’
‘Dat is hij ook.’
‘Meer niet?’
‘Nee, meer niet. Ik…’
‘Niks mis mee. Goede vrienden zijn vaak veel belangrijker. Relaties gaan toch alleen maar kapot.’
Daar zat een wrange toon aan. Ik wist niet of ik daar wel op in wilde gaan.
‘Jouw neef weet het van jou?’ Ik vroeg het voor ik er erg in had.
‘Ja.’ Hij lachte. ‘Ik heb meer dan een jaar een vriend gehad, dat wist de hele familie.’
‘Gaaf.’
‘Ja.’ Hij staarde voor zich uit. ‘Dat was gaaf ja.’
‘Mag ik vragen wat er fout ging tussen jou en je vriend?’
‘Nee.’
‘Sorry.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Eigenlijk ging er niets fout tussen ons. Alleen verhuizen naar een ander land is ehh… Hoe zeg je dat?’
‘Niet bevorderlijk voor een vaste relatie?’
‘Dank je wel. Dat woord zocht ik. Het was gewoon niet vol te houden.’
Hij nam een flinke slok van zijn water, keek me aan met een strakke blik en griste toen mijn glas uit mijn handen. Voor ik iets kon zeggen nam hij een flinke slok bier en gaf mijn glas weer terug.
‘Sorry, dat had ik even nodig.’
‘Geeft niet.’
Loïc bleef voor zich uit staren. Ik voelde me ongemakkelijk, wist niet wat ik moest zeggen. Kelvin keek even en zag dat we een serieus gesprek hadden. Hij hield zich afzijdig, draaide zijn rug zelfs een beetje naar ons toe om ons wat privacy te geven, voor zover dat mogelijk was in een volle bar.
‘Weet je,’ zei Loïc ineens, ‘weet je nog dat ik buiten zat, en dat jij zei dat de pauze voorbij was, dat ik terug naar binnen moest?’
Ik knikte.
‘De avond ervoor had ik een hele discussie met hem op MSN. We hadden elkaar ook al een hele tijd niet gezien. We belden veel, zaten iedere avond online. Die avond was hij moeilijk, zag het niet meer zitten. Ik zat met hem te bellen toen in die pauze. Toen hebben we besloten er een punt te zetten.’
‘Jezus.’
Hij keek naar me en haalde zijn schouders op. ‘Ik weet ook wel dat het niet anders kon. Maar ik ging even kapot toen. Ik wilde weg. Jullie zijn naar binnen gegaan, ik heb me naderhand ziek gemeld bij de conciërge en ben naar huis gegaan.’
‘Kan ik me voorstellen.’
‘Weet je, iedereen stond me maar aan te kijken, maar jij kwam naar me toe.’
‘Ik maakte me zorgen.’
Hij glimlachte. ‘Bedankt. Was lief.’
Dat voelde ongemakkelijk. Loïc staarde weer voor zich uit, naar de grond. Ik kreeg het idee dat hij bijna huilde. Ik legde mijn hand tegen zijn rug. Loïc liet zich tegen me aan vallen en leunde.
‘Ik bel en sms nog steeds met hem in de pauze.’
Mijn arm gleed wat verder om hem heen en liet hem maar even. Zijn hand gleed achter me langs en streelde mijn rug.
‘Geen bierviltje in mijn broekzak stoppen,’ probeerde ik grappig te zijn.
Hij grinnikte even en keek me aan.
‘Dank je.’
‘Geen probleem.’
Zijn hoofd hing weer op mijn schouder. Hij zuchtte. Zijn vingers bewogen nog op mijn rug, ik aaide terug. Zijn hoofd ging weer omhoog, ik voelde een kus in mijn nek. Voor ik kon reageren kuste hij me nog een keer. Op mijn mond. Alles draaide om elkaar heen. Mijn verbazing, mijn zorgzaamheid voor Loïc, gesmeerd door het bier wat ik al op had. Hij trok me dichter tegen zich aan. Ik voelde zijn lippen nog een keer, daarna likte zijn tong langs mijn tanden en voor ik er erg in had stonden we te zoenen.

© 2009 Oliver Kjelsson