Ik kreeg het warm en wist niet wat ik moest voelen. Ik was blij voor Loïc, was verbaasd over Albert. Had die teveel gedronken? Nee, dat had ik moeten zien. Albert had een hele tijd met Patrick staan praten, ik dacht terug aan wat Patrick tegen me had gezegd over hem. Die wist meer. Ik voelde me jaloers op een of andere manier. Een onrustig gevoel. Mijn ogen waren helemaal aan het donker gewend. Ik probeerde niet te bewegen en lette op mijn ademhaling. Blijven doen alsof ik sliep. Albert had Loïc stevig vast. Ik hoorde de rits van een slaapzak open gaan. Daarna nog eentje. Loïc bewoog, ik zag een slaapzak omhoog komen en daarna over Loïc heen gaan. Albert gniffelde. Hij kreunde zachtjes. Zijn hand aaide achter over het hoofd van Loïc.
‘Dit wil ik al zo lang,’ fluisterde Albert.
‘Sst,’ siste Loïc zachtjes. ‘Straks wordt Joshua wakker.’
Albert grinnikte en kuste hem. Ze draaiden op hun zij. Ik deed mijn ogen bijna dicht, door spleetjes volgde ik ze verder. Loïc streelde over zijn wang.
‘Je bent lief.’
Albert hield hem stevig vast en kroop weg, half onder de slaapzak.
‘Jammer dat je toen in de woonkamer wilde slapen.’
‘Ik durfde niet,’ kwam mompelend onder de slaapzak vandaan. ‘Ik had nooit gedacht dat jij ook op mij…’
‘En ik niet van jou. Ik hoopte zo dat je bij mij kwam liggen toen.’
Albert kuste zijn schouder zo te horen.
‘Maar toen jij per se in de woonkamer wilde slapen, dacht ik dat je… Ik wist dat ik je uit mijn kop moest zetten.’
‘Ik durfde echt niet.’ Hij grinnikte verlegen. ‘Ik was bang dat je… Nou ja, je weet wel. Kon zien dat ik ehh…’
‘Wat?’
‘Naderhand liep je in jouw boxer nog een keer de kamer in. Je was zo mooi… Ik ehh… Als ik toen niet onder dat dekbed had gelegen had je het zo kunnen zien.’
Loïc lachte zachtjes. ‘En nu?’ Er bewoog wat onder de slaapzak. ‘Hetzelfde probleem?’
Albert zijn hoofd schoot weer omhoog, hij hapte naar adem terwijl hij in zijn ogen keek.
‘Loïc…’
‘Ssst.’
Albert kreunde. Loïc kuste hem zachtjes, zijn hand ging traag op en neer onder de slaapzak. Albert bewoog. Loïc zuchtte een keer.
‘Lekker?’ fluisterde hij.
‘Loïc, niet doen.’
Loïc kuste hem.
‘Straks wordt Joshua wakker. En… Ik weet niet…’
Albert klonk nerveus. Loïc kuste hem nog een keer.
‘Slapen?’
Albert ademde opgelucht. ‘Ja.’
Ik zag de arm van Loïc boven komen. Hij legde hem voorzichtig over Albert heen. Albert verborg zijn gezicht weer. Loïc kuste zijn voorhoofd.
‘Lekker slapen.’
‘Hmm-m.’
Het was even stil.
‘Sorry,’ fluisterde Albert ineens.
‘Ssst.’ Loïc ging wat anders liggen en kroop weer tegen hem aan. ‘Slapen.’
Ik was blijkbaar weer in slaap gevallen want toen ik mijn ogen open deed was het licht buiten. Ik keek naar beneden, Loïc en Albert lagen allebei weer in hun eigen slaapzak. Ze lagen wel dicht bij elkaar, hun gezichten naar elkaar toe. Albert had een ontspannen gezicht, dat van Loïc kon ik niet zien. Ik draaide me op mijn rug en deed mijn ogen weer dicht. Albert en Loïc. Gaaf. Maar ik was jaloers. Niet op Albert zelf of op Loïc, maar op hun samen. Eerst Kelvin, al was dat dan met Mariska waar ik niet aan wilde denken, en nu zij samen. Albert keek zo gelukkig, zo tevreden. Ik zuchtte. Jammer dat Petra niet mee kon. Ze had me gekust. Op mijn wang weliswaar, maar het scheelde niet veel. De manier waarop ze keek. De verlegen manier waarop ze twijfelde. Ik keek nog een keer naar beneden. Dat wilde ik ook. Met haar. Gewoon samen liggen, tegen elkaar aan kruipen. De opmerking van Loïc flitste door me heen. Hij had gelijk, ze was jong. Dat zouden we nooit voor elkaar krijgen, ik kende de ouders van haar en Gert goed genoeg. Loïc had helemaal gelijk. Ik draaide een keer geërgerd om. Achter me bewoog wat. Ik bleef maar gewoon liggen. Ik hoorde een kus.
Albert gniffelde. ‘Goedemorgen.’
Weer een kus.
‘Lekker geslapen?’ Dat was de half krakende stem van Loïc.
Alberts hoofd bewoog kort.
‘Ik ook,’ zei Loïc zacht.
Ze bewogen. Ik hoorde dat ze zoenden. Er ging een rits open. Ik kon nu moeilijk laten merken dat ik wakker was. Aan de andere kant, dit kon ik niet maken. Maar ik was te nieuwsgierig. Ik bleef liggen en hoorde Albert zuchten, Loïc grinniken.
‘Loïc… straks wordt Joshua wakker.’
Het was even stil. Daarna een kus. Ik hoorde Loïc op zijn rug draaien. Ik besloot te bewegen. Nog niet omdraaien. Het werd stil op de grond. Ik rekte me een keer uit, gaapte en draaide toen op mijn andere zij.
‘Goedemorgen,’ zei Loïc lachend.
Ik deed langzaam mijn ogen open en glimlachte. ‘Hoe laat is het?’
‘Tien uur geloof ik.’
Ik kreunde en trok mijn benen op. ‘Veel te vroeg.’
Loïc lachte. Ik rekte me nog een keer uit en ging zitten. Ik krabde op mijn achterhoofd en gaapte.
‘Ziet er charmant uit, Joshua,’ grinnikte Loïc.
‘Ik ben niet charmant zo vroeg,’ mompelde ik.
Daarna keek ik hem aan en glimlachte.
‘Jouw haar zit ook leuk.’
‘Nee, heb je jezelf als eens bekeken,’ zei ik meteen terug. ‘Het ziet eruit alsof het helemaal omgeploegd is.’
Loïc lachte, Albert kleurde een beetje.
‘Goed geslapen?’ vroeg ik hem.
‘Ja hoor. Best.’
‘Mooi,’ zei ik. ‘Ik ga douchen.’
Ik gooide mijn dekbed naar mijn voeten en ging op de rand van mijn bed zitten. Mijn voeten konden nog net naast het matras van Loïc staan. Ik balanceerde tussen zijn matras en mijn bed door, trok een handdoek uit de kast en een schone boxershort.
‘Tot zo. Mocht je je vervelen, ik lust wel een mok thee,’ zei ik toen ik de kamer uit liep. Ik stak mijn hoofd nog even terug door de deuropening en lachte. ‘Maar je mag ook nog even blijven liggen hoor.’
Ik deed de deur dicht en liep de badkamer in. Ik had het gevoel dat ze meteen weer tegen elkaar aan gingen liggen. Ik gaf ze groot gelijk. Ik draaide de kraan open, liet het allemaal even warm worden en stapte onder het vallende water. Mijn lichaam ontspande. Ik werd nu echt wakker. Ik douchte langzaam. Ik gaf ze maar even de tijd. Wat moest er nu door het hoofd van Loïc heen gaan? Die moest wel de gelukkigste vent van de hele wereld zijn volgens mij. Verliefd, nooit verwacht en toch voor elkaar gekregen. Wat dacht Albert? Hij was dus ook al een tijdje verliefd op Loïc. Waarschijnlijk sinds dat werkstuk al. Ik glimlachte. Dat had nog een flinke tijd geduurd met die twee. Elkaar willen, zonder het van elkaar te weten. Sterker nog, er van overtuigd zijn dat de ander dat niet was. Mooi dit. Ik draaide de kraan dicht en droogde me af. Ik ging er maar van uit dat ze dat gehoord hadden en liep weer terug naar mijn kamer. Toen ik binnen kwam lagen ze allebei in hun eigen slaapzak. Maar het was van hun gezichten af te lezen. Ik pakte kleren uit de kast en trok mijn broek aan.
‘Jij eerst?’ vroeg Loïc aan Albert.
‘Nee, ga jij maar. Maakt mij niet uit.’
‘Jullie mogen wel samen hoor.’
Het was er uit voor ik er erg in had. Maar wat maakte het ook uit. Albert keek verschrikt, Loïc keek me verbaasd aan.
‘Ik werd wakker van jullie vannacht. Sorry.’
Ik keek naar Loïc en knipoogde. Hij grijnsde.
‘We gaan wel apart,’ zei hij. ‘Straks komt je moeder ons nog tegen.’
‘Zelf weten.’
Hij stond op en kroop over zijn matras naar zijn tas. Hij trok er een handdoek uit en liep naar de deur. Hij hinkte weer wat.
‘Tot zo.’
Albert keek me nog steeds met grote ogen aan toen Loïc weg was.
‘Sorry,’ zei hij zacht.
‘Waarom? Ik vind het leuk voor jullie.’
‘Maar…’
Hij keek echt moeilijk. Hij zat in zijn slaapzak, benen opgetrokken, zijn armen er omheen.
Hé,’ zei ik, ‘het is goed Albert.’
Hij haalde zijn schouders een keer op.
‘Albert? Wat is er? Heb je er spijt van?’
‘Nee.’
‘Nou dan. Wat is het probleem?’
‘Weet ik niet. Hier, op jouw slaapkamer…’
Ik glimlachte. Ik liep over het matras van Loïc en ging voor hem zitten. Hij keek me aan met zijn grote ogen en sloeg ze daarna neer.
‘Albert, niet schuldig voelen. Het is goed. Loïc is een goede jongen. Weet je nog wat je zei over Mariska? Dat Loïc iets beter verdiende? Dat heeft hij nu.’
‘Meen je dat?’
Ik glimlachte. Daarna boog ik voorover en gaf hem een kus op zijn voorhoofd.
‘Albert, Albert. Je bent oké. Jij weet wat Loïc heeft doorgemaakt, jij snapt hem.’
Hij glimlachte. Mijn hand lag op zijn schouder.
‘Ik weet niet wat ik mee maak,’ zei hij onzeker. ‘Ik had dit echt niet verwacht.’
Ik ging naast hem zitten en trok hem tegen me aan. Zijn huid gloeide tegen die van mij.
‘Gewoon van genieten, Albert. Alles komt vanzelf.’
Hij keek opzij en glimlachte voorzichtig. Ik lachte kort, hield hem even dicht tegen me aan en liet hem toen los. Achter ons hield het water op. Ik stond op en trok een shirt aan. Niet veel later kwam Loïc binnen. Albert stond op en liep naar de douche. Hij deed de deur zachtjes achter hem dicht. Loïc keek me grijnzend aan.
‘Doe je voorzichtig met hem?’ zei ik.
Hij knikte. ‘Hij is wel heel erg onzeker.’
‘Komt wel op zijn tijd, Loïc. Maar dit is allemaal erg nieuw voor hem.’
‘Zei hij net nog wat?’
‘Twintig keer verontschuldigen dat jullie dit deden in mijn slaapkamer.’
‘Er is niets gebeurd hoor. Alleen wat zoenen.’
Ik keek spottend. Hij lachte.
‘Oké, en wat voelen. Jij was echt wakker hè? Had je niet even wat geluid kunnen maken?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik was te verbaasd.’
‘Anders ik wel.’
‘Kan ik me voorstellen.’
‘Hij begon ineens heel gerichte vragen te stellen, maar dat heb je allemaal wel gehoord denk ik.’
‘Ik werd pas wakker toen jullie al lagen te zoenen.’
‘Ow. Nou ja. Hij had door dat ik daar vaker kwam, waar je me al voor waarschuwde. Ik heb maar toegegeven, wat moest ik anders. Toen kwam er ineens hakkelend uit dat hij ook eigenlijk…’ Loïc keek glimlachend voor zich uit. ‘Hij was zo lief, Josh.’
Ik knipoogde. ‘Ik ga vast naar beneden. Ik zie jullie zo wel.’
Mijn moeder was al wakker.
‘Hé, goedemorgen. Al wakker?’
‘Nee.’
Ze lachte. ‘Ga maar zitten, de tafel is al klaar voor ontbijt.’
‘Lekker.’
Niet veel later kwamen Albert en Loïc naar beneden. Albert was nog een beetje stil, Loïc leek nog niet helemaal wakker. We aten traag, praatten nog na over het toneelstuk en de avond stappen.
‘Heb je Kelvin nog gewaarschuwd voor Mariska?’ vroeg Loïc.
‘Nee, daar ga ik me niet mee bemoeien.’
‘Hij komt er wel achter.’
‘Misschien. Misschien ook niet. Misschien is hij wel degene die ze zoekt.’
Hij lachte.
‘Nee, serieus. Goed, ze was wel heel erg op zoek, maar misschien juist wel omdat ze zo graag wilde.’
‘Ik hoop het voor ze.’
‘Ja,’ zei Albert.
‘Lullig voor Gert, dat wel.’
Ik keek naar Loïc. ‘Beetje. Maar die begon net op tijd in te zien dat hij haar moest vergeten.’
‘Gaat dat lukken denk je?’ vroeg Albert.
‘Geen idee.’
‘Heb je een glas water voor me?’ vroeg Loïc.
‘Natuurlijk.’
Ik zette een glas water voor hem neer op tafel. Loïc haalde een doosje uit zijn broekzak en haalde twee pillen uit de strip.
‘Enkel?’
Hij knikte. ‘Te lang op gestaan gisteren.’
Albert keek bezorgd. De schat. Loïc deed de twee pillen in zijn mond, nam een slok water en slikte ze door met een ruk van zijn hoofd naar achteren.
‘Als ik teveel leuke dingen doe dan wordt dat meteen afgestraft.’
Hij zei het serieus, een beetje wrang. Daarna grijnsde hij meteen naar ons.
‘Komt goed, jongens.’
Tegen een uur of 12 waren ze weg. Ik heb ze maar even alleen gelaten toen Albert op zijn fiets naar huis toe ging. Daarna was Loïc ook weg. Ik was vrolijk. Albert en Loïc samen, een erg goed verlopen toneelstuk, ik kon de hele wereld aan. Het was een leuke avond en nacht geweest. Het toneelstuk, het stappen met iedereen. Kelvin met Mariska… Shit, ik moest Gert nog bellen. Dat was ik door dat gedoe met Loïc en Albert helemaal vergeten. Ik pakte mijn telefoon en belde hem.
‘Hey, Josh. Goed geslapen?’
‘Ja hoor. Jij?’
‘Gaat wel. Zijn Albert en Loïc nog bij jou?’
‘Nee, die zijn al naar huis. Hoe gaat het daar?’
‘Petra raakt niet uitgepraat over jou. Ze vond het fantastisch.’
Dat gaf me een warme gloed door mijn lichaam. ‘Dat bedoelde ik niet.’
Ik hoorde hem glimlachen. ‘Het gaat wel,’ zei hij toen serieus.
‘Zeker weten?’
‘Zolang ik er niet teveel aan denk. Maar wees eerlijk Josh, als ik nou iets met haar had gehad, dan had ik over de zeik mogen zijn. Nu niet.’
‘Knap dat je er zo over denkt.’
‘Je kunt niet alles hebben in het leven.’
Ik lachte. ‘Zo is het maar net. Ben je thuis?’
‘Nee, ik moet over een half uurtje weg. Ik zie je maandag wel weer.’
‘Is goed,’ zei ik een beetje teleurgesteld. Ik had Petra graag nog even gezien. ‘Doe Petra de groeten.’
‘Doe ik.’
Lachend hing hij op. Ik zuchtte. Na alle drukte en aandacht gisteren voelde ik me een beetje leeg. Maar boven alles voelde ik me goed. Nog steeds dat gevoel van na de voorstelling. Euforisch.
Maandagochtend keek iedereen naar me toen ik met Gert het schoolterrein op liep. Dubbel gevoel. Natuurlijk was het leuk, maar het voelde ook ongemakkelijk. Mariska keek met een grote glimlach naar me. Ze kwam meteen naar ons toe gelopen. Femke kwam er achter aan.
‘Het was gaaf zaterdag, Joshua.’
‘Kan ik me in jouw geval voorstellen,’ lachte ik. ‘Is het nog laat geworden?’
‘Viel wel mee,’ zei ze ontwijkend. ‘Maar het toneelstuk was gaaf. Dat jullie dat durfden, zo op toneel.’
‘Zo makkelijk was het niet,’ zei ik.
‘Dat vertelde Kelvin.’
‘Zeker niet als je die gevoelens niet hebt.’
Dat zei ik met wat nadruk. Ik kon het niet laten. Ze kleurde wat.
‘Maar goed, ik neem aan dat iedereen me ondertussen gelooft?’
‘Vast wel,’ zei ze. ‘Ik in ieder geval wel.’
Langzaam liep ik door. Ik wilde Albert en Loïc zien. Ineens kwamen ze samen het terrein op lopen. Albert met zijn fiets aan de hand. Ik glimlachte. Die had op hem staan wachten bij de bushalte. Loïc wachtte op hem toen Albert zijn fiets weg zette. Hij zag me staan en zwaaide met een grijns. Albert keek vrolijk, anders dan anders. Mariska liep door, met Femke. Albert en Loïc kwamen bij Gert en mij staan.
‘Hey, toneelster.’
Ik lachte om de opmerking van Loïc.
‘Jij gaat nog een keer een Oscar winnen.’
‘Dat is een filmprijs, Loïc,’ zei ik gespeeld serieus.
Hij grijnsde. ‘Nou ja, zoiets. Maar dan voor toneel in Nederland.’
‘Het is maar een hobby hoor.’
De bel ging. Lachend liepen we naar binnen. Albert liep naast me en keek glunderend naar me.
‘Nog een beetje geslapen?’ vroeg ik zacht genoeg dat Gert voor ons het niet hoorde.
Nu glunderde hij nog meer. ‘Jawel hoor.’
Mijn hand lag tegen zijn rug toen we het lokaal binnen liepen. Loïc was al binnen. Ze keken elkaar niet echt aan. Albert ging zitten, even een korte blik naar Loïc en maakte toen zijn rugzak open. Dat was dus de tactiek, niets laten merken. Even ergerde ik me, maar daarna snapte ik ook wel dat ze het voorzichtig speelden. Daar veranderde een amateurtoneelstukje helemaal niets aan. En waarschijnlijk was het allemaal ook zo nieuw nog voor ze dat ze het even zelf een plek wilden geven. Ze hadden het allebei tenslotte ook niet verwacht van elkaar. Niemand eigenlijk. Ik keek de klas rond. Niemand. Sterker nog, ik was de enige die het wist. Gert keek me aan en zag me breed lachen.
‘Het gewone leven begint weer,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ik maar, ‘alles weer normaal.’
Opvallend, er was echt niets aan ze te merken, ook niet in de pauze. Loïc was weer de oude Loïc zoals we hem kenden: stil en teruggetrokken. Albert deed zijn eigen ding, maar was duidelijk onrustiger dan normaal. Mariska werd een beetje geplaagd, het verhaal dat ze wat had gedaan met Kelvin ging snel rond. Gert ging er bij staan, bij de rest van de klas, dat wilde hij meemaken. Ik twijfelde of ik met hem mee zou lopen naar de rest, maar ik zag Albert in zijn eentje staan en besloot naar hem toe te gaan. Hij glimlachte toen hij me aan zag komen lopen. Ik knikte naar een bankje iets verderop. Samen liepen we er naar toe.
‘Hoe gaat ie?’
‘Goed.’
‘Waar is Loïc?’
‘Binnen denk ik. We willen niets laten merken nog.’
‘Groot gelijk.’
‘Wel moeilijk hoor.’
‘Om niets te laten merken?’
‘Nee, niet speciaal. Maar om niet bij hem te gaan zitten.’
Ik keek naar hem.
‘Je ziet er gelukkig uit,’ lachte ik.
‘Ben ik ook,’ zei hij vrolijk.
‘Mooi.’
Hij knikte. ‘We hebben gisteren nog gebeld met elkaar. Hele tijd zitten praten. Over helemaal niets eigenlijk. Hij is lief. Hij heeft zoveel meegemaakt en dan is hij nog bezorgd om mij. Hij zei dat ik lief was, eigenlijk te lief voor hem.’
Ik schudde mijn hoofd. Dat was weer typisch Loïc. Hij had een raar zelfbeeld. Nam veel meer op zijn schouders dan hij zou moeten doen.
Albert keek naar me. ‘Jij wist het van hem hè?’
Ik knikte.
‘Hij vertelde me dat jullie elkaar tegen waren gekomen in die bar.’
‘Ik schrok me kapot. Het was de eerste keer dat ik daar was en meteen kwam ik een bekende tegen.’
‘Kan ik me voorstellen. Maar je kon het hem toch uitleggen?’
‘Daar kreeg ik de kans niet voor,’ lachte ik. ‘Hij was meteen weg.’
‘Hij vertelde me van die taxi, dat ze je gezien hebben.’
‘Nog een wonder dat ze hem niet gezien hebben.’
‘Ja, nou. Weet jij dat hij een vriend heeft gehad in Frankrijk?’
Ik knikte. ‘Heeft hij me verteld ja.’
Loïc had ondertussen al veel aan Albert verteld, merkte ik. Mooi.
‘Ik ga vanmiddag met hem mee. Ik heb tegen mijn ouders gezegd dat ik hem ga helpen met zijn huiswerk.’
Ik lachte. ‘Heb je mooi voorbereid de afgelopen weken.’
Hij glimlachte. ‘Maar dat gaan we ook doen, hij snapt geen bal van wiskunde.’
Nu schaterde ik. ‘Vast niet de hele middag.’
Albert deed iets wat ik hem nog nooit had zien doen. Hij keek ondeugend. ‘Denk het ook niet.’
Het liet me niet meer los de rest van de dag. Ik bleef er aan denken. Albert ging naar Loïc en ik kon me wel voorstellen wat daar ging gebeuren. Was ik jaloers? Op een of andere manier wel. Zij hadden elkaar, dat wilde ik ook. In de laatste pauze kwam Petra voorbij lopen en dat hielp ook niet echt. Ze glimlachte, zei nog een keer hoe gaaf ze het had gevonden zaterdagavond. Haar hele houding, hij manier van doen, bijna verlegen. Voelde ze nou hetzelfde als ik? De woorden van Loïc galmden weer door mijn hoofd. “Niet doen. Kijk uit.” Dat kon ik wel denken, maar ik reageerde hetzelfde. Onhandig, verlegen. Ik werd er gek van.
Ik probeerde de volgende dag te peilen aan het gezicht van Albert hoe het was geweest. Hij glunderde toen hij me zag. Dat was dus duidelijk een leuke middag geweest. Loïc kwam wat later, neutrale kop, en ging meteen naar binnen. Albert kwam naar me toe maar wilde duidelijk geen details vertellen.
‘Leuke middag geweest?’ vroeg ik toch maar.
‘Ja hoor, zeker,’ zei hij enthousiast. ‘Het was heel leuk.’
Ik glimlachte.
‘Veel gepraat, over van alles.’
‘Zoals wiskunde?’ lachte ik.
‘Ook. Maar verder hebben we op de bank gezeten.’
‘Gezeten?’
‘Nou ja, gelegen ook.’
‘Ik dacht al.’
Hij grinnikte. ‘Ik was nog bijna in slaap gevallen.’
‘In slaap gevallen?’ lachte ik.
‘Ja, nou…’
‘Je hoeft het me niet te vertellen hoor. Ik kan me er wel iets bij voorstellen.’
Albert keek me aan en glimlachte verlegen. Samen liepen we naar binnen.
Of ik wilde of niet, ik bleef ze in de gaten houden. Het was leuk om te zien. Albert die af en toe heel verliefd naar Loïc keek, hem glimlachjes toespeelde. Op die momenten ontdooide Loïc, hij glimlachte terug. Maar verder had hij een neutraal gezicht. Strak bijna. Met zijn gedachten er niet bij. Ze draaiden om elkaar heen, af en toe te voorzichtig naar mijn zin. Wat maakte het uit? Iedereen wist dat ze elkaar kenden en samen dat werkstuk hadden gemaakt. Iedereen wist dat Albert had geholpen met zijn huiswerk toen Loïc in het ziekenhuis had gelegen. Het ging bijna nog opvallen dat ze zo weinig bij elkaar waren. Ze moesten het zelf maar weten. Ik had ook wel makkelijk praten natuurlijk. Ik zou er ook nerveus van worden en supervoorzichtig. Af en toe, als ik naar Albert keek, kreeg ik een veelbetekenende glimlach van hem. Ik wist wat hij voelde. Het sterkte hem op een of andere manier. Loïc liet niet veel merken. Die ging gewoon zijn eigen gang. Het is dat ik van Albert had gehoord dat hij weer naar Loïc zou gaan na school, anders zou ik bijna denken dat er met Loïc niets aan de hand was. Ik wilde hem even alleen treffen, ik wilde weten hoe het met hem ging. Dat lukte me in de middagpauze. Hij kwam uit het lokaal en ik hield hem tegen.
‘Hè, Casanova,’ lachte ik.
Hij grijnsde.
‘Alles goed?’
Hij knikte lachend. ‘Ja hoor.’
‘Het ziet er leuk uit, jullie twee.’
‘Hij is zo verliefd…’
‘Je bent zijn eerste.’
‘Ja.’ Hij glimlachte. ‘Hij is zo lief, Joshua.’
‘Verlegen en onzeker, lijkt me.’
‘Beetje. Gisteren ook. We hebben samen op de bank gelegen, maar meer dan wat zoenen en knuffelen kwam er niet van.’
‘Wel geprobeerd zeker?’
Hij grijnsde. ‘Beetje. Hij was zo hard als het maar zijn kon. Ik heb hem even vast gehouden, maar dan draaide hij weer zodat ik er niet bij kon.’
‘Het is ook allemaal nieuw. Zou ik ook hebben.’
‘Nou ja, hij vond het wel lekker hoor. Ik weet niet hoe hij zijn onderbroek in de was heeft gedaan, maar zijn moeder zal wel vragen stellen denk ik.’
Ik lachte met hem mee. ‘Dat zal toch wel meevallen?’
‘Jawel. Het meeste zat ook aan mijn hand.’
‘Ik krijg veel te veel informatie geloof ik.’
Hij lachte, sloeg me op mijn schouder.
‘En vanmiddag komt hij weer langs hoorde ik?’
Loïc keek balorig.
‘Veel plezier alvast,’ lachte ik.
Albert zag er vrolijk uit de dag erna. Dat was een mooie middag geweest, dat kon ik wel aan hem zien. Hij kwam meteen naar me toe.
‘Hoi,’ zei ik.
‘Hoi,’ zei hij terug, een schuine blik naar Gert.
Hij kon nu niets zeggen. Hij wiebelde wat op zijn voeten heen en weer. Ik vroeg me af of er iets was, maar zijn gezicht stelde me gerust. Hij keek blij. Gelukkig. Gert praatte ondertussen gewoon door, ik luisterde maar half. Mijn gedachten zaten ergens anders. Met zijn drieën liepen we de school binnen, de trap op naar het lokaal van de eerste les.
‘Het was leuk,’ knipoogde Albert toen Gert een stukje voor ons uit liep.
‘Dat geloof ik graag,’ grijnsde ik.
‘We hebben in bad gezeten.’
Ik wou nog wat zeggen maar we waren al bij de deur van het lokaal. Ik knipoogde even terug en liep toen naar mijn tafel achterin. Loïc zat er al, strak gezicht. Hij ontweek mijn blik. Raar. Hij speelde het allemaal wel erg overdreven. Ik snapte dat niemand iets mocht merken, maar dit ging nergens meer over. Bij het wisselen van het lokaal bleef hij zo. Daar ging ik hem iets over zeggen in de pauze. Mariska keek ook al naar hem, zij begreep hem ook niet. Ik kon bijna niet wachten. Aan het einde van de tweede les zag ik hem snel zijn spullen in zijn tas duwen en de klas uit lopen. Ik deed rustig aan, ik zag hem straks wel. Albert liep met Gert naar buiten, ik bleef nog even binnen. Dat deed Loïc ook altijd. Ik keek de kantine rond maar Loïc was nergens te bekennen. Zou hij dan toch naar buiten zijn gegaan? Het gaf me een vrolijk gevoel, waarschijnlijk was hij gewoon naar buiten en had hij Gert en Albert op gezocht. Hij had dan waarschijnlijk toch door gekregen dat hij zich anders moest gaan gedragen. Ik was dan ook een beetje verbaasd toen ik Albert en Gert bij de rest van onze klas zag staan. Zonder Loïc. Sterker nog, Loïc was nergens te bekennen. Ik liep naar ze toe en besloot niets aan Albert te vragen. Die was gewoon vrolijk, maakte grapjes. Hij was scherp, gevat. Zo kenden we hem niet. Lachend liepen we naar binnen toen de pauze voorbij was. Toen de les begon keek Albert nog eens om naar mij. Hij keek bezorgd. Loïc was er niet. Ik haalde mijn schouders op, ik wist ook niet waar hij was. Ik was net zo verbaasd. Het leek uren te duren voor de les voorbij was. Ik haalde Albert in buiten het lokaal. Hij was aan het sms’en.
‘Weet jij waar Loïc is?’vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd terwijl hij naar de telefoon in zijn handen bleef kijken. Zijn duimen drukten snel op de toetsen. ‘Ik stuur hem nu net een berichtje.’
‘Raar.’
‘Misschien heeft hij last van zijn enkel, daar had hij het gisteren ook al over.’
‘Ja, ik denk het,’ zei ik.
Hij drukte op verzenden en keek me aan. Hij glimlachte. Maar vrolijk was het niet.
Na de volgende les zag ik Albert bellend naar buiten lopen. Ik bleef op een afstandje, maar nadat ik hem geërgerd zijn telefoon uit zag drukken liep ik naar hem toe.
‘Hij neemt niet op,’ zei hij.
‘Misschien slaapt hij.’
‘Misschien,’ zei hij twijfelend.
Hij pakte zijn telefoon weer en stuurde opnieuw een berichtje. Hij zuchtte. Ik legde mijn hand op zijn schouder.
‘Komt wel goed,’ zei ik.
Daar glimlachte hij van. Ik liet hem alleen, ik zocht een bankje en haalde mijn brood uit mijn tas. Ik de verte zag ik Albert zitten, hij keek af en toe op zijn telefoon. Hij zag er bezorgd uit. Begrijpelijk, dat zou ik ook zijn. Ik was het ook. Wat was er met Loïc aan de hand? Ik pakte mijn telefoon en tikte een berichtje in.
Alles goed?
Stomme tekst, maar ik wist ook niets anders op dit moment. Albert keek weer naar zijn telefoon en knipperde even met zijn ogen. Hij zocht me, zag me zitten en knikte. Ik stond op.
‘Ben zo terug,’ zei ik tegen Gert.
‘Zijn enkel,’ zei Albert toen ik bij hem was.
‘Dat dacht ik al.’
‘Dat had hij toch wel even kunnen zeggen?’
‘Ja,’ zei ik.
Albert stuurde weer een berichtje. Een paar tellen later piepte zijn telefoon. Albert keek en staarde toen voor zich uit.
‘Hij wil niet dat ik langs kom vanmiddag,’ zei hij stilletjes.
‘Hij moet gewoon even rust hebben,’ zei ik.
‘Misschien.’
Ik klonk niet overtuigend en hij voelde duidelijk hetzelfde.
‘Volgende week hebben we vakantie,’ zei ik, ‘dan hebben jullie tijd genoeg voor elkaar.’
Albert schudde zijn hoofd. ‘Hij gaat volgende week terug naar Frankrijk. Vrienden opzoeken.’
Dat verbaasde me.
‘Misschien ziet hij daar zijn vriend weer terug.’ Albert klonk bezorgd.
‘Hij heeft jou nu. Dat geeft hij niet zomaar op.’
Albert haalde zijn schouders op. Ik zag Gert kijken. Dit ging opvallen.
‘Ik ga weer terug,’ zei ik.
Albert knikte. Ik kneep in zijn schouder toen ik opstand. ‘Laat hem maar even. Morgen gaat het wel weer met hem.’
‘Ja,’ zei hij.
Ik ging weer bij Gert zitten en deed of er niets aan de hand was. Mijn telefoon trilde in mijn broekzak maar ik durfde niet meteen te kijken. Kort daarna nog een keer. Na de bel, op weg naar het lokaal keek ik.
Enkel gaat wel. Ik moet nadenken.
Ik klikte door naar de tweede.
Zeg niets tegen Albert.
Van binnen vloekte ik. Het was zo mooi allemaal en nu moest hij met zijn twijfels alles weer in de war gooien. Ik moest mijn mond houden tegen Albert. Ik keek naar hem toen hij ging zitten. Die wist van niets. Ik moest mijn mond houden. Ging ik dat ook doen? Ik moest wel. Tegen Albert wel. Maar Loïc was nog niet van me af. Waarom wist ik niet, maar ik had het gevoel dat ik met hem moest praten. De zaak moest redden, leek het wel.
Dat viel nog niet mee. Meneer reageerde nergens op. Ik kon berichtjes sturen of bellen wat ik wilde, ik kreeg hem niet te pakken. Met een vreemd gevoel ging ik dan ook naar school de volgende dag. Eerste twee uur vrij, dus ik moest nog even wachten voor ik wist hoe het nu ging. Loïc was er niet. Albert wel, al kwam die vlak voor de bel pas binnen. Ik keek naar hem toen hij de klas binnen kwam lopen en schrok. Die zag er niet goed uit. Er bekroop me een ongemakkelijk gevoel. In de pauze zocht ik hem meteen op.
‘Hoe gaat het?’ vroeg ik.
Albert wilde wat zeggen maar slikte alleen maar. Ik schudde mijn hoofd.
‘Hij…’ begon Albert maar verder kwam hij niet.
‘Kom, we gaan,’ zei ik.
‘Waar naar toe?’
‘Geen idee. We hebben 50 minuten pauze maar we blijven niet hier.’ Ik pakte zijn arm. ‘Kom mee, we gaan lopen.’
Albert liet zich meevoeren.
‘Via de voordeur, niet langs de rest,’ zei ik.
Hij keek dankbaar. Zijn ogen waren vochtig. Op de hoek van de straat keek ik naar hem. We hadden zwijgend naast elkaar gelopen.
‘Vertel op,’ zei ik begripvol.
‘Ik heb hem gisteravond nog gebeld,’ zuchtte Albert. ‘Gewoon, vragen hoe het ging met zijn enkel.’
‘En?’
‘Zijn enkel ging wel goed, zei hij. Maar er was wat anders.’
Zijn stem brak weer. We waren bij het station aangekomen met een omweg. Ik zocht een bankje aan het einde van het perron.
‘Wat was er dan?’ vroeg ik alsof ik helemaal niet wist wat er aan de hand was.
‘Hij twijfelt.’
‘Waaraan?’
‘Aan ons.’
Nu huilde hij. Ik trok hem tegen me aan, wreef met mijn hand over zijn rug.
‘Aan jullie? Maar waarom dan?’
Albert haalde diep adem. ‘Ik ben te lief voor hem.’
‘Wat?’
‘Dat zei hij. Joshua, weet jij misschien meer? Hij zei dat ik hem niet verdiende, dat hij eigenlijk een grote lul was.’
‘Ik weet het echt niet. Maar er zit iets in die kop van hem… Ik kan het ook niet uitleggen. Ik weet niet wat hij zich allemaal in zijn hoofd haalt.’
‘De dag ervoor was alles nog goed. Ik heb echt niks aan hem gemerkt.’
‘Helemaal niks?’
Albert schudde zijn hoofd. ‘Ik heb nog gevraagd of het met zijn vriend daar in Frankrijk te maken had, omdat hij volgende week weer terug gaat. Maar dat was het niet, zei hij.’
‘Ik snap er niks van.’
‘Ik geloof hem niet. Volgens mij wil hij weer gewoon terug naar hem. Vind hij hem leuker dan mij.’
Albert hing zwaar tegen me aan. Ik wist ook niet meer wat ik moest zeggen. Zwijgend zaten we daar, af en toe zuchtend. Albert’s ademhaling kwam weer langzaam tot rust. Ik aaide nog een keer over zijn rug.
‘Het doet zeer,’ zei hij zachtjes.
‘Dat doet het altijd,’ zei ik.
‘Wat moet ik nou?’
‘Niets. Afwachten. Geef hem even de tijd, Albert. Laat zijn hoofd even tot rust komen.’
‘Ja,’ zei hij met een sprankje hoop in zijn stem.
‘We moeten zo weer terug,’ zei ik.
Albert liet me los en stond op. ‘Ik heb geen zin,’ zei hij balorig.
Daarna glimlachte hij om zijn opmerking.
Loïc had de lestijden goed in de gaten gehouden. Ik was de poort nog niet uit of mijn telefoon piepte.
Hoe is het met Albert?
Met één hand typte ik een berichtje terug.
Vraag het hem zelf maar.
Na een paar tellen ging hij over. Ik nam op. Gert reed naast me.
‘Hoe is het met hem?’ vroeg Loïc.
‘Kun je hem beter zelf vragen. Wat denk je?’
Loïc zuchtte. Gert keek me aan.
‘Kun je hier heen komen?’
‘Kan ik wel doen.’
‘Graag.’
We waren op de splitsing aangekomen. Gert zwaaide, ik zwaaide met mijn elleboog terug, telefoon aan mijn oor. Hij lachte.
‘Ik kom zo wel naar je toe,’ zei ik tegen Loïc. ‘Gert reed net nog naast me.’
‘Ik zie je zo.’
Ik reed zo snel mogelijk door. Een beetje zenuwachtig belde ik even later bij hem aan. De deur klikte meteen open.
Binnen keek ik in een paar droevige ogen.
‘Hey,’ zei ik.
‘Hoi,’ klonk het timide.
‘Wat is er nou aan de hand?’
Loïc haalde zijn schouders op. ‘Van alles.’
‘Heeft het met volgende week te maken?’
‘Heeft Albert je dat verteld?’
‘Ja. Hij denkt dat je terug naar Maurice wil.’
Loïc schudde zijn hoofd. ‘Dat is het echt niet. Dat is echt verleden tijd.’
‘Wat is het dan wel?’
‘Heel verhaal.’
‘Probeer het eens uit te leggen.’
‘Ik weet niet of ik dat wel wil.’
‘Loïc… waarom laat je me hier naar toe fietsen? Om even te komen vertellen dat Albert helemaal stuk zit? Verder niets? Dat had ik je ook wel door de telefoon kunnen vertellen. Jij hebt echt wat uit te leggen.’
‘Ik ben niet zoals hij denkt dat ik ben. Bovendien…’
Hij zweeg verder.
‘Bovendien wat?’
‘Josh, het was echt te gek eergisteren. We hebben samen in bad gezeten.’
Ik glimlachte.
‘Hij was zo… zo voorzichtig. Lief. Wist echt niet wat hij moest doen. Ik ben nog nooit zo lief en zachtjes afgetrokken.’ Hij glimlachte voor zich uit. Verliefd bijna. ‘Ik dacht op een gegeven moment dat hij bijna flauwviel.’
‘Flauwviel?’
‘Laat maar. Onder de douche. Hij kwam eh… een beetje enthousiast klaar zeg maar. Toen ik hem ehh…’
Ik zag hoe hij grijnzend een pijpbeweging maakte.
‘Maar…’ Ik keek hem verbaasd aan. ‘Waarom doe je dat dan?’
‘Omdat ik hem leuk vind?’ reageerde hij spottend. ‘Omdat hij lief is?’
‘O, ja, natuurlijk. Vandaar dat je hem nu aan de kant hebt gezet.’
Hij zuchtte.
‘Loïc, waarom twijfel je dan? Dat kan niet van de een op de andere dag. Er moet meer zijn. Die twijfel had je al moeten hebben. En dan had je rustiger aan moeten doen met hem.’
Loïc slikte. Er liep een traan over zijn wang. Ik wist niet wat ik er mee moest doen. Dat was nummer twee die huilde vandaag.
‘Ik ben niet die aardige jongen die hij denkt dat ik ben. Hij plaatst me op een voetstuk.’
‘Nou en? Hij is verliefd op je. En hoe! Je maakt hem gelukkig.’
Loïc schudde zijn hoofd. ‘Ik weet niet hoe ik dat uit moet leggen. Hij is nu alles aan het ontdekken. Voor hem is alles nieuw, ik heb een verleden.’
‘Dat weet hij. Als hij daar moeite mee zou hebben dan had hij dat wel gezegd denk ik.’
‘Ik ga eerst naar Frankrijk, daarna kijk ik wel verder.’
‘Waarom ga je?’
‘Ik wil daar nog één keertje naar toe. Kijken.’
‘Afsluiten?’
Loïc knikte. ‘Zoiets.’
‘Maurice?’
‘Nee. Grote kans dat ik die niet eens zie daar.’
We keken elkaar aan. Het bleef even stil.
‘Joshua?’ vroeg hij ineens.
‘Ja?’
‘Wil jij met me meegaan?’
© 2010 Oliver Kjelsson