Nerveus. Een ander woord had ik er niet voor. Ik was nerveus. Bloednerveus. Jort zou naar mij toe komen. Zonder dat Friso het mocht weten. Hij had niet gezegd hoe laat hij zou komen en ik had er ook niet naar gevraagd. Daar had ik nu spijt van. Wachten is erg, maar helemaal als je niet weet hoe lang je nog moet wachten. Ik ijsbeerde onrustig door mijn huis. Tot overmaat van ramp belde Friso me ook nog op.
‘Ik verveelde me,’ grinnikte hij balorig.
Ik glimlachte.
‘Ik heb me naar mijn kamer laten brengen. Ik heb geen zin om de hele avond met ze voor de tv te hangen.’
‘Kan ik me iets bij voorstellen,’ lachte ik.
‘Jort is naar vrienden.’
‘Geef ‘m eens ongelijk.’
‘Heeft ie ook. Hij ging een kwartier geleden weg. Toen ben ik maar naar mijn kamer gegaan.’
‘Geen gezeur?’
‘Nou, af en toe komt ze naar boven, vragen of ik nog iets nodig heb.’
Ik lachte.
‘Ga jij nog iets doen?’
Ik moest nu snel nadenken. Ik moest iets te doen hebben, anders was de kans groot dat hij nog een keer ging bellen.
‘Ik krijg bezoek,’ zei ik ineens.
‘Komt Hessel?’
‘Nee,’ zei ik zonder er bij na te denken. Daarna bleef het even stil. Ik moest nu iets zeggen. ‘Een oude bekende van mijn school nog,’ ging ik verder.
De bel ging.
‘Zul je ‘m hebben,’ zei ik maar.
‘Veel plezier,’ lachte hij. ‘Ik bel je morgen.’
‘Ja,’ zei ik.
Ik hoorde een kus en gaf een eentje terug. Daarna hing ik op. Ik liep snel naar de intercom en liet Jort binnen. Mijn hart bonkte in mijn keel. Wat ging dit worden? Een beetje onhandig keken we elkaar aan in de hal van mijn appartement.
‘Hang je jas op,’ zei ik, ‘kom verder.’
‘Ja,’ zei hij een beetje nerveus.
‘Koffie?’ vroeg ik.
‘Doe maar een cola als je hebt.’
‘Ga zitten,’ zei ik met een handgebaar naar mijn bank en liep de keuken in.
Ik pakte twee glazen, schonk ze vol en liep de kamer weer in. Jort stond voor het raam naar buiten te kijken.
‘Uitzichtje hè?’ lachte ik gespeeld trots.
‘Ja, gaaf,’ zei hij gemeend.
‘Alsof jullie geen leuk uitzicht hebben.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat is altijd hetzelfde.’
‘Dit niet dan?’ zei ik spottend. ‘Die bomen staan er over een tijdje ook nog hoor.’
Jort draaide zich lachend om, keek waar ik de glazen neer had gezet en ging in de bank zitten.
‘Toch is het een gaaf uitzicht. Je woont leuk.’
‘Dank je. Niet zo groot, maar ik heb het hier nog steeds naar mijn zin.’
‘Kan ik me voorstellen. Zou ik ook wel willen.’
Ik glimlachte.
‘Geen gedoe, thuiskomen wanneer ik wil.’
‘Zelf koken, was doen, stofzuigen, plee schrobben…’
Hij lachte.
‘Maar ik geef toe, dat is het allemaal waard, om te kunnen doen waar je zin in hebt.’ Ik keek hem grijnzend aan. ‘Maar je bent 17, gek. Ik zou eerst nog maar even door studeren.’
‘Doe ik ook wel.’
‘Wat wil je gaan doen?’
‘Economie.’
Dat kwam er zelfverzekerd uit. Het verbaasde me niets. Dat zei ik hem ook.
‘Ik zou niet weten wat anders,’ zei hij schouderophalend.
‘Friso is rechten gaan doen.’
‘Ja, maar dat lijkt me niks.’
Hij keek wat ongemakkelijker, ging wat verzitten. Hij wilde een slok nemen om zich een houding te geven maar zijn glas was al leeg. Een beetje onhandig keek hij naar zijn glas, even naar mij en weer naar zijn glas. Ik stond op, pakte de glazen en ging ze maar weer een keer vullen. Dit werd een ongemakkelijke avond. Ik nam mijn tijd om in te schenken. Waarom was hij nou hier? Wat wilde hij met mij bespreken? Zou het om die sleutels gaan, of was er wat anders? Waarom dan met mij? Met een zucht gooide ik de deur van de koelkast dicht en ging weer terug. Jort leunde met zijn armen op zijn knieën en keek naar zijn handen. Het gaf me wel wat kracht, hij leek nog minder op zijn gemak dan ik. Dat gaf me een voorsprong. Maar waarop? Mijn nieuwsgierigheid wilde er meteen naar vragen, maar mijn voorzichtigheid hield me tegen. Alsof ik het onvermijdelijke zo toch kon ontlopen. Eigenlijk wist ik wel waar het over zou gaan. Friso en mij. Op wat voor manier dan ook. Het werd ongemakkelijk. We zwegen. Geen van tweeën wilde beginnen. Hij keek naar zijn handen, af en toe een keer naar mij waarbij hij een keer voorzichtig glimlachte. Ik werd er gek van. Hij zat nu al een uur binnen, af en toe pratend over nietszeggende dingen, maar eigenlijk was er nog niets gezegd.
‘Waar kwam je nou eigenlijk voor?’ flapte ik er ineens uit.
‘Ja…’
‘Jort? Wat is er?’
Hij keek me aan en zuchtte. ‘Ik had dit niet moeten doen.’
Het ging me toch niet gebeuren dat hij straks weer zou gaan met alleen een “sorry”? Dat het in de lucht zou blijven hangen dat hij van alles dacht zonder dat er over gepraat zou worden?
‘Maar je bent er wel. Je kunt nu niet meer gaan zonder iets te zeggen. Er is iets, maar ik weet niet wat. Nu moet je ook praten.’
Hij keek me nog een keer aan en slikte.
‘Is Friso die nacht voor zijn ongeluk bij jou geweest?’
Mij hoofd draaide op volle toeren. Wat moest ik nu? Ik had het kunnen weten, maar ik kon me er niet op voorbereiden.
‘Waarom denk je dat?’ vroeg ik toen maar.
‘Ik zag jouw sleutels donderdag.’
Ik zuchtte. ‘Daar was ik al bang voor.’
‘Dus ze waren van jou?’
Ik knikte. Geen ontkennen meer aan.
‘Maar waarom?’ Hij keek echt verbaasd.
‘Hoe bedoel je?’
‘Wat moest hij met jouw sleutels?’
‘Hij komt hier wel eens na het klimmen. Zijn fiets staat dan beneden in de kelder. Het is gewoon makkelijker dat hij een sleutel heeft, anders blijf ik heen en weer lopen.’
‘Maar waarom heeft hij dat niet gewoon verteld?’
Ik zweeg. Er flitste van alles door mijn hoofd. Hadden we dat toen maar gewoon moeten vertellen? Dat dat de reden was waarom hij sleutels van mijn appartement had? Jort keek me doordringend aan.
‘Was hij hier die nacht?’ vroeg hij toen nog een keer, meer dringend dan de eerste keer.
Ik knikte. Dit kon ik niet meer ontkennen. Dan klapte het maar.
‘Hij heeft hier gewoon geslapen?’
‘Ja.’
‘Ik wist wel dat hij zich alles nog kon herinneren.’ Hij keek even naar me. ‘Dat kan hij toch, of niet?’
‘Ja, dat weet hij nog.’
‘Maar waarom verzwijgt hij dat dan?’
Ik wilde even niets zeggen. Ik zag zijn mond open vallen. Meteen daarna deed hij hem weer dicht en herstelde zich. Het bleef stil. Hij nam nog een slok en keek weer naar zijn handen. Ik kon wel raden wat hij dacht, maar dat ging ik hem niet voorzeggen. Hij keek weer op.
‘Is Friso homo?’
‘Moet je hem zelf vragen. Waarom bespreek je dit trouwens allemaal met mij? Je ziet donderdag die sleutels, je laat het twee dagen liggen om het er met mij over te hebben. Waarom heb je het niet aan hem gevraagd?’
‘Hij had toch alles ontkend. Je kent hem toch? Friso laat nooit iets los. Liegt alles bij elkaar.’
Dat stak me. Was dat zo? Kende ik hem wel, of was er nog veel meer?
‘Geen idee. Jij zegt het.’
‘Maar is hij homo?’
‘Moet je hem vragen,’ zei ik dwars.
‘Hebben jullie iets samen? Mogen we daarom niet weten dat hij hier was die nacht?’
Ik zuchtte. Ik stond op, pakte de twee lege glazen van tafel en vluchtte de keuken in. Laf, maar ik kon even niet anders. Ik kon niet meer ontkennen. Dat zou het alleen maar erger maken. Konden we Jort vertrouwen? Was nog niet alles verloren, of was dit het begin van een grote ontploffing? Ik liep zwijgend de kamer weer in.
‘Je houdt hier je mond over tegen jouw ouders. Tegen iedereen,’ zei ik terwijl ik ze weer op tafel zette. Bekennen met een omweg.
‘Dus het is echt zo?’
Ik knikte kort.
‘Gadverdamme.’
Ik keek hem met een ruk van mijn hoofd aan. En die blik was niet vriendelijk.
‘Ik vroeg niet naar jouw mening, ik vroeg of je jouw mond kunt houden.’
‘Pa en ma mogen er van Friso zeker niet achter komen?’ vroeg hij schamper.
Zijn zelfverzekerdheid, op het arrogante af, irriteerde me.
‘Nee, inderdaad.’
‘Geef ik hem nog gelijk in ook. Ze zetten hem meteen het huis uit.’
‘Zoiets hoorde ik. Wat is dat toch?’
‘Pa wil dat hij hetzelfde gaat doen als hij. Een gewone stevige vent worden. Friso heeft hem altijd uitgedaagd wat dat betreft. Hij wilde ook niet hockeyen.’
‘Een gewone stevige vent worden?’ Ik lachte.
‘Homo’s zijn zwak.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen.
‘En het is gewoon fout.’
‘Wie zegt dat?’
Hij keek voor zich uit. Ik had goed geraden.
‘Je bent 17 Jort, het wordt eens tijd dat je zelf gaat nadenken en je eigen mening gaat vormen.’
Die kwam aan. Daar trapte ik tegen zijn eergevoel aan.
‘Ik moet er niet aan denken dat er zo iemand in mijn team zit. Het idee dat hij naar me gluurt als we gaan douchen.’
‘Maak je geen zorgen,’ zei ik. ‘Friso is er al mee gestopt.’
‘Klimmen jullie daarom?’
‘Als je bedoelt dat we daarmee een sport hebben waarbij niet alleen maar hetero’s en macho’s rondlopen? Ja, misschien wel.’
Ik begon onredelijk te worden. Ik moest me rustig houden. Begrip kweken, geen weerstand. Jort schudde met zijn hoofd.
‘Gadverdamme,’ zei hij nog een keer.
‘Dat zei je net ook al. Mogen wij dat alsjeblieft zelf bepalen? We vragen je toch niet om mee te doen, of wel?’
‘Nee.’
Ik glimlachte. Dat klonk timide, verontschuldigend bijna.
‘Maar jij bent bijna 10 jaar ouder dan Friso,’ klonk het ineens weer strijdbaar.
‘Ja,’ zei ik nuchter. ‘En? Als iemand van jouw vrienden het doet met een vrouw van 25, is het dan een held?’
Hij grijnsde.
‘Dat dacht ik al.’
‘Dat is anders.’
‘Dat mag je me uitleggen.’
Hij zweeg weer.
‘Jort. Friso is oud en wijs genoeg om zelf te bepalen wat hij doet. Dat jij daar anders over denkt verandert daar helemaal niets aan. En wat jouw ouders denken ook niet. Het maakt het allemaal wel net even wat lastiger.’
‘Dat kun je wel zeggen ja.’
‘Zo lastig zelfs dat hij heeft moeten liegen over die avond. Dat hij vol heeft moeten houden dat hij niet wist waar hij was. Simpel alleen maar omdat er anders een hoop gezeik van was gekomen. En waarom? Omdat jullie het niet normaal vinden dat iemand homo is?’
Ik vroeg het uitdagend en dat had succes.
‘Je praat alsof het onze schuld is.’
‘Dat ongeluk was niemand schuld. Hooguit die van Friso dat hij even niet oplette. Maar verder? Ja. Ik geef toe dat het ook typisch Friso is om het zo op te lossen, maar hebben jullie hem ook niet zo gemaakt?’
Hij keek nadenkend voor zich uit.
‘Ik heb vaak op hem ingepraat. Dat hij moest vertellen dat hij zijn geheugen niet kwijt was. Dat al die extra onderzoeken niet nodig waren. Hij reageerde er op in paniek. Dat is toch niet normaal? Jullie zijn z’n familie.’
Ik wachtte even. Liet alles op hem inwerken.
‘Neuken jullie ook?’
Ik had van alles verwacht, maar niet deze vraag.
‘Gaat je geen donder aan. Wat denk je zelf? Maar ik vraag jou toch ook niet of jij het al eens gedaan hebt? Of met wie?’
Zijn mond viel weer open. ‘Friso en jij. Ik word al misselijk als ik er aan denk.’
‘Mag ik je een tip geven?’
‘Nou?’
‘Als je er zo misselijk van wordt: niet aan denken dan.’
Dat zorgde zowaar voor een glimlach op zijn gezicht.
‘Weten die Hessel en Simon het ook?’
Ik knikte. ‘Ja. Mijn familie, al mijn vrienden. Eentje die je zelfs kent.’
‘Die ik ken?’
‘Ja, goede vriend van mij. Speelt in Heren 1 bij jullie.’
‘Wie?’
‘Marnick.’
‘Is dat een vriend van jou?’ vroeg hij verbaasd.
‘En een hele goede.’
Mijn telefoon piepte. Ik keek even, Friso had me een berichtje gestuurd. Dit voelde ongemakkelijk. Ik las het snel. Veel stond er niet in, hij verveelde zich en miste me. Ik stuurde terug dat ik hem ook miste en dat meende ik op verschillende manieren. Hij had hier bij moeten zijn. Na het versturen legde ik mijn telefoon terug op tafel.
‘Is Marnick ook…?’
Ik zuchtte. ‘Het is niet besmettelijk hoor, Jort. Man, wat heb jij voor een beeld?’
‘Ik vraag maar,’ zei hij verdedigend.
‘Hij is gewoon hetero. Hij speelt hockey, wat dacht je dan?’
Hij knikte even op een manier waardoor ik wist dat hij mijn grap niet eens door had.
‘Hessel, Simon: allemaal hetero. Simon woont ook gewoon samen. Met een vriendin zelfs.’
Mijn spottende toon ging hem irriteren zag ik. Hij was gewend om degene te zijn die in het middelpunt stond, degene waar iedereen naar luisterde. Ik moest even gas terug nemen. Ik kon hem met de grond gelijk maken, maar dat was niet verstandig. Het enige wat ik daar mee zou bereiken was dat hij het op Friso ging afreageren. En dat konden we niet gebruiken.
‘Jort, probeer het een beetje te begrijpen.’
‘Dat kan ik niet.’
‘Dat bedoelde ik niet. Ik bedoel de situatie van Friso. Dat hij zijn mond wel moet houden, alles verborgen moet houden.’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Als jij een vriendin zou hebben, lief en aardig meisje, maar jouw vader zou haar niks vinden. Weet ik veel, omdat ze niet al te slim is, omdat haar vader vuilnisman is. Zou je haar dan dumpen? Hoe zou jij je voelen als hij er iedere keer weer opnieuw over zou beginnen? Je steeds weer zou confronteren met zijn minachting? Hoe zou jij je voelen?’
We keken elkaar even aan.
‘Dat bedoel ik,’ zei ik als conclusie. ‘Dus doe me een lol, hou dit gewoon tussen ons. En als je lef hebt, praat met je broer. Zeg dat je hem niet zult verraden thuis. Of waar dan ook.’
Hij gaf geen antwoord. Ik had ook geen idee of hij dat zou doen of niet. Maar ik wist wel dat ik een beetje tot hem doorgedrongen was. Hij keek een keer op zijn horloge.
‘Ik ga zo weer eens,’ zei hij.
Ik keek op de klok. Het was inderdaad al redelijk laat.
‘Ja, is goed,’ zei ik maar.
Hij stond op, ging nog even naar het toilet en pakte toen zijn jas.
‘Ik ben blij met je gepraat te hebben,’ zei ik.
‘Ik ook wel.’
‘Wat doen we met Friso?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij moet weten dat jij het weet. Praat jij met hem, of moet ik het doen?’
‘Doe jij maar,’ zei hij.
“Lekker makkelijk,” dacht ik.
‘Is goed,’ zei ik begripvol.
Hij glimlachte een keer flauw, deed de voordeur open. Hij zag de sleutels in het slot hangen en glimlachte een keer.
‘Wanneer ga je weer eens mee klimmen?’ vroeg ik.
‘Weet ik nog niet.’
Het klonk niet afwijzend, maar vriendelijk. Ik had het gevoel dat het allemaal wel goed zou komen tussen hem en mij.
‘Zie maar,’ zei ik.
Hij keek nog even naar me voor hij wegliep. ‘Doei.’
‘Rij voorzichtig,’ zei ik.
Met een zucht deed ik de deur dicht. Ik bleef even met mijn hoofd tegen het hout hangen. Alle zenuwen kwamen er uit. Wat een puinhoop. Wat een gigantische puinhoop. Ik moest dit Friso vertellen, maar ik had geen idee hoe hij zou reageren. Terug in de kamer keek ik nog eens naar de klok, het was te laat om Hessel nog te bellen. Ik dacht er aan om een berichtje te sturen naar Friso, om te kijken of hij nog wakker was zodat ik hem kon bellen. Ik bedacht me, dit wilde ik hem niet door de telefoon vertellen. Ik wilde bij hem zijn als ik dat deed. Nee, ik had echt geen idee hoe hij zou reageren.
Dat werden een paar dagen die moeilijk waren. Friso had weer een telefoon en dat was meteen duidelijk. Hij belde me iedere avond, was vrolijk. Ik snapte het ook wel, hij verveelde zich. Zijn studie lag stil. Dat had dit jaar geen nut meer, hij was er al veel te lang uit. Volgend jaar zou hij opnieuw beginnen. Dat ongeluk ging hem een jaar van zijn leven kosten. Op woensdag belde hij me weer op. Vrolijk. Dat verbaasde me niets. Halverwege de middag had ik al een enthousiast berichtje ontvangen. Het gips is van mijn pols!!!!!! Het had mij ook vrolijk gemaakt. Dat liet ik ook meteen merken toen ik opnam.
‘Gefeliciteerd!’
‘Ja,’ lachte hij, ‘dank je. Ik mag nog niet teveel met krukken lopen, omdat mijn pols nog moet aansterken, maar ik kan weer een stukje meer.’
‘Gaaf,’ zei ik.
‘Kun je me morgen komen halen. Ik wil weer mee.’
‘We laten je niet klimmen.’
‘Uiteraard.’
‘Je verstond me niet. Ik zei dat we je NIET laten klimmen.’
Hij lachte, ik zag hem voor me.
‘Maar ik kom je wel halen,’ zei ik.
‘Gaaf. Zie ik je morgen.’
Ik glimlachte een keer. Daarna zocht ik de naam van Hessel en drukte op de groene knop. Na twee keer overgaan nam hij op.
‘Hessel, ik ga morgen niet mee klimmen.’
Een beetje nerveus reed ik bij Friso het pad op. Ik hoopte maar dat Jort niet mee zou gaan. Voor de zekerheid had ik mijn klimspullen achterin gegooid. Hessel wist er van, ik had hem alles verteld, van het bezoek van Jort en de afspraak dat ik met Friso zou gaan praten. Jort bleek niet thuis te zijn. Dat luchtte op, maar aan de andere kant werd ik er wel onrustig door. Friso zat al klaar. Opvallend handig liep hij met de krukken met me mee naar de auto. Ik hielp hem instappen maar dat was eigenlijk niet nodig. Ik zei niet veel, reed gewoon in de richting van mijn huis. Dat had hij snel in de gaten.
‘Waar ga je naar toe?’
‘Naar mijn huis,’ zei ik balorig.
‘Ga je niet klimmen?’
‘Nee. Ik wil met je alleen zijn.’
Hij glimlachte. Ik liet het maar even zo, ik ging het hem niet vertellen terwijl ik aan het rijden was. Eenmaal thuis duwde hij de deur achter me dicht en pakte me vast. We zoenden. Ik was er niet helemaal bij met mijn gedachten en dat merkte hij.
‘Ruben? Is er iets?’
Ik knikte.
‘Wat is er dan?’
Ik liep voor hem uit de kamer in. Daar bleef ik stil staan. Friso keek me vragend aan, een beetje bezorgd om wat er ging komen.
‘Jort weet het van ons,’ zei ik.
Zijn mond viel open, hij wankelde even. ‘Wat?!’
Ik knikte. ‘Ga zitten, dan vertel ik je het hele verhaal.’
Friso keek in paniek naar me.
‘Friso, rustig, ik leg het je helemaal uit. Ik pak even wat te drinken en dan vertel ik je alles.’
Dat liet hij niet gebeuren. Hij volgde me naar de keuken. ‘Maar hoe dan?’
‘Hij heeft vorige week mijn sleutels gezien, toen hij dat vest voor je uit de auto ging halen.’
‘Hoe weet jij dit?’
Ik liep de kamer in, zette de glazen op tafel en plofte in de bank. Ik sloeg naast me op de zitting. ‘Kom. Zitten.’
Friso was nog steeds gespannen. ‘Hij maakt me kapot.’
‘Dat zal wel meevallen denk ik.’
‘Maar…’
‘Zaterdagmiddag toen hij me uit liet vroeg hij of ik thuis was die avond. Ik wist meteen dat het foute boel was.’
‘Zaterdag?’
‘Hij is zaterdag bij mij geweest.’
‘En je hebt me niets verteld?’
‘Hij vroeg me of ik het je niet wilde vertellen. Hij begon naar die sleutels te vragen. Ik heb maar toegegeven, wat moest ik anders.’
Friso zweeg.
‘Ik heb hem verteld dat je die had omdat je hier wel eens komt en ik zo niet iedere keer mee hoef te lopen naar de berging beneden.’
Friso keek even naar me. ‘Dat was een goede verklaring geweest.’
‘Ik betwijfel het. Hij vroeg daarna meteen of je hier was geweest die nacht voor het ongeluk. Hij is niet gek, Friso.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘De waarheid.’
‘Kut.’
‘Friso, ik kon niet anders. Hij wist het gewoon, ontkennen had geen zin.’
‘En toen?’
‘Heel gesprek gehad. Jouw broer is zelf geen homo, zoveel is wel duidelijk.’
‘Hij vindt het walgelijk.’
‘Zoiets.’
‘Waarom vertel je me dit nu pas?’
‘Omdat ik je dit niet door de telefoon wilde vertellen. Hoe had je dan gereageerd?’
‘Weet ik niet.’
‘Daarom vertel ik het je nu pas en gaan we niet klimmen vanavond.’
Friso staarde voor zich uit.
‘Je hebt me één vraag nog niet gesteld.’
‘Welke?’
‘Waarom hij jou dit nog niet zelf verteld heeft.’
Hij keek even naar me.
‘Friso, ik heb hem wel zover gekregen dat hij zijn mond houdt. Hij snapt ook wel dat jij geen leven meer hebt als jouw ouders er achter komen.’
Hij zuchtte. ‘Dat is nog zacht uitgedrukt. Maar Jort moet er ook niks van hebben.’
‘Weet ik. Heb ik allemaal van hem mogen horen. Maar ergens heb ik hem wel weten te overtuigen dat rondvertellen niet zo’n goed idee was. Geloof het of niet, zoveel inlevingsvermogen heeft hij nog wel.’
‘Verbaast me. Hij is net mijn vader.’
‘Niet zo zwartgallig, Friso.’
‘Ruben, geloof me. Die man haat homo’s.’
‘Ik vraag me wel eens af hoe hij er over praat als hij er achter komt dat zijn zoon zo is. Vaak worden ze dan iets milder in hun oordeel.’
‘Hij niet.’
‘Dat dacht je van Jort ook.’
‘Misschien. Maar mijn vader niet. Geloof me.’
‘En jouw moeder?’
‘Hetzelfde,’ zei hij dwars.
‘Ik kan het me haast niet voorstellen, als ik zie hoe ze voor je zorgt.’
‘Dat is dan meteen afgelopen.’
‘Zie het als een pluspunt,’ kon ik niet nalaten om te zeggen.
‘Ruben, hou op.’
‘Sorry.’
‘Ze zijn gewoon ouderwets wat dat betreft.’
‘Normen en waarden,’ zuchtte ik.
‘Zoiets.’
‘Raar. Mag ik zeggen dat ik dat gewoon raar vind?’
‘Jij hebt andere ouders Ruben. Je weet niet half hoe blij je daar mee moet zijn.’
‘Ben ik ook.’
‘Ik moet echt weg daar.’
‘Rustig aan, Friso. Rustig aan. Ga nou geen overhaaste dingen doen.’
‘Jort kan zijn mond toch niet houden. Zeker niet bij de club. En als ze het daar weten…’
‘Hij weet dat Marnick een goede vriend van mij is. Ik denk dat hij wel uitkijkt,’ onderbrak ik hem. ‘En dan nog, volgens mij schaamt hij zich er voor. Dus hij gaat dat niet zomaar overal vertellen.’
‘Hoezo?’
‘Eén van zijn vragen was of Marnick ook zo was. Ik heb hem uitgelachen, gezegd dat het niet besmettelijk was.’
‘Denkt hij dat echt?’
Ik grinnikte. ‘Het zou me niets verbazen. Je hebt een rare broer.’
‘Hij heeft ook zijn goede kanten hoor.’
‘Juist, en dat vindt hij ook van jou. Jullie zijn broers. Hij laat je niet zomaar vallen.’
Friso zuchtte.
‘Bovendien voelt hij zich schuldig denk ik. Ik heb hem voor zijn voeten gegooid dat je dat hele geheugenverlies hebt volgehouden omdat jij niet kon vertellen dat je bij mij geweest was.’
‘En nu?’
‘Geen idee. Jullie moeten toch echt eens praten, Friso. Ik zal hem straks een sms sturen dat ik het je verteld heb, maar daarna moeten jullie echt gaan praten.’
Friso zuchtte weer.
‘Dat zal niet makkelijk zijn, dat weet ik ook wel, maar het zal moeten. Jullie kunnen niet zo langs elkaar blijven leven. Dat zou opvallen, en dan gaan jouw ouders weer vragen stellen.’
Dat laatste vond ik wel een sterk argument. Een mooie stok achter de deur om hem aan het praten te krijgen met zijn broer.
Het werd al laat. Het was tijd om hem weer naar huis te brengen, klimtijd zat er op.
‘Ik ga nog even naar het toilet,’ zei hij.
Toen hij de kamer uit was stuurde ik Jort een berichtje.
Hij weet het. Praat met hem. Laat zien dat je zijn broer bent.
Ik kreeg geen reactie terug. Friso kwam terug en keek naar me. Ik stond op, pakte hem vast en kuste hem. We zoenden kort, maar nu was hij degene die er zijn gedachten niet bij had.
‘Geef het tijd, Friso,’ fluisterde ik.
‘Ik kan moeilijk anders.’
‘Kom, ik breng je naar huis.’
In de auto begon hij er weer over. ‘Als dit uitlekt ben ik weg thuis.’
‘Zo’n vaart zal het niet lopen.’
‘Toch hou ik er in mijn achterhoofd rekening mee.’
‘Dan kom je maar bij mij wonen zolang. Maar ik denk dat het niet nodig is.’
‘Ik hoop het.’
‘Toch snap ik niet waar het vandaan komt. We leven toch niet meer in de middeleeuwen?’
‘Zo zijn ze. Hij veracht ze.’
‘Verachten nog wel. Omdat het niet zo hoort in zijn ogen?’
‘Erger.’
‘Ze zijn zwak?’
Friso keek naar me. ‘Dat heb je van Jort zeker?’
Ik knikte. ‘Hij vertelde me dat zijn vader er zo over dacht.’
‘Hijzelf ook.’
‘Ja, zo begon hij er ook over. Ik heb hem gezegd dat hij eens zijn eigen mening moest gaan vormen.’
Friso lachte.
‘Is toch ook zo? Hij is 17!’
Friso lachte nog steeds. Dat maakte mij ook weer wat vrolijker.
‘Dat je vader zo denkt omdat het een ouwe lul is, daar kan ik ook niks aan doen. Maar Jort…’
‘Het is niet alleen zijn leeftijd, Ruben.’
‘Hoe bedoel je?’
Een paar jaar geleden is een oom van mij verongelukt. Broer van mijn moeder. Oom Oscar was altijd zijn grootste vriend geweest. Vanaf school al. Die klap is hij nooit helemaal te boven gekomen.’
‘Kan ik me voorstellen.’
‘Hij was op zijn fiets aangereden door iemand. Hij is een dag erna overleden.’
‘Vandaar die paniek toen jij dat ongeluk had?’
Friso knikte. ‘Hij heeft zitten janken als een klein kind aan mijn bed.’
Ik keek hem verbaasd aan.
‘Dat heeft Jort me verteld. Hij was kapot. Maar goed, degene die mijn oom aangereden heeft is doorgereden.’
‘Jezus.’
‘Erg. Laf.’
Ik kreeg een voorgevoel maar vroeg het toch maar. ‘Ja, maar wat heeft dat met homo’s te maken?’
‘Een week later kwam toch uit wie het was geweest. Jonge gast, dronk altijd veel, hij bleek een halve alcoholist te zijn. En homo. Zijn vriend heeft hem aangegeven.’
Ik reed het oprijlaantje op.
‘Pa was woest. Die vriend wist het vanaf het begin, maar heeft een week gewacht voordat hij zijn vriend is gaan aangeven. Pa had al geen goed beeld van homo’s, maar sindsdien zijn homo’s volgens hem helemaal mannen zonder ruggengraat. Hij spuugt op ze, echt.’
Ik zei niets, keek naar het stuur.
‘Ik ga naar binnen. Kom je nog even mee?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik ben moe. Ik ga naar bed, als je het niet erg vindt.’
Friso keek even naar buiten, het was donker genoeg. Hij kuste me.
‘Wanneer zie ik je weer?’
Ik glimlachte flauw. ‘Zo snel mogelijk.’
Hij glimlachte breed. ‘Morgen.’
‘Morgen,’ kuste ik. ‘Succes met Jort.’
‘Dank je,’ zei hij een beetje zorgelijk.
‘Komt wel goed,’ zei ik.
Met een laatste glimlach stapte hij uit en zwaaide naar me toen ik weg reed. Dat kwam wel goed. Dat wel. Voor de rest was ik er niet zo zeker van. Ik had buikpijn, koppijn en was misselijk tegelijk. Ik zette de auto een eindje verder aan de kant, stapte uit en kotste. Tranen liepen over mijn wangen. Ik was verbaasd over mezelf dat ik me zo strak kon houden net in de auto met Friso. Maar nu kwam alles eruit. Letterlijk. Ik graaide mijn telefoon uit mijn zak en belde Hessel.
‘Hey, Ruben. Ik dacht al dat je me zou bellen. Heb je hem een beetje gerust kunnen stellen? Hoe ging het?’
‘Kut,’ zei ik fel.
‘Ruben?’
‘Ben je thuis? Ik heb je nu even nodig.’
‘Wat is er? Ging het zo slecht?’
‘Dit geloof je nooit. Zijn vader vindt homo’s zwak, mannen zonder ruggengraat.’
‘Dat was al bekend.’
‘Ik weet nu ook waarom,’ snifte ik.
‘O?’
Ik slikte, begon weer te janken. Ik ademde diep.
‘Ruben? Waarom?’
Ik probeerde mezelf weer onder controle te krijgen.
‘Waarom? Omdat ik pas een week na dat ongeluk Daniël heb aangegeven.’
© 2009 Oliver Kjelsson