Trouw (deel 18, slot)

“Stan!”
Ik glimlachte. “Hey, Milan.”
“Zet die webcam aan. Ik wil zeker weten dat jij het bent!”
Ik klikte hem aan en wachtte tot hij in beeld was. Kleren aan in ieder geval.
“Ik zie je lachen,” las ik. “Daar ben ik blij om.”
Ik stak mijn duim op.
“Waar ben je al die tijd geweest man? Ik heb je maanden niet online gezien. Ik maakte me zorgen. Had je me geblokkeerd?”
“Ik ben al die tijd niet online geweest.”
“Waarom? Ik maakte me echt zorgen, lul. Had je tussendoor niet wat van je kunnen laten horen?”
“Er is veel gebeurd hier.”
“Zoals?”
“Mijn ouders zijn er achter gekomen.”
Ik zag zijn mond open vallen.
“En?”
“Hoop gedoe. Dominee erbij. Ze hebben veel op me ingepraat.”
“En het gaat goed met je?”
“Nu wel. Ze snappen mij, ik snap mijn ouders.”
“Je snapt jouw ouders?”
Ik knikte. “Ze hebben er moeite mee, het gaat totaal tegen alles in waar ze jaren van overtuigd waren. Maar ze snappen dat ik niet anders kan.”
“Gaaf. En die jongen, Loek?”
“Gaat. Denk ik.”
“Zie je hem niet meer?”
“Jawel, maar dat is het ook. Geen contact. Wil hij niet. Hij wil er niet aan toegeven en ik breng hem anders teveel in de verleiding.”
Milan lachte, bewoog zijn wenkbrauwen. “Charmeur. Je bent het nog niet verleerd.”
Ik lachte. “Dank je. Maar het is eigenlijk erg om te zien. Hij is niets meer van de jongen die ik kende. Stil, teneergeslagen.”
“Erg.”
“Zeker, zo is hij sinds het allemaal uitlekte op school.”
“Uitlekte op school?”
“Heel verhaal. Mijn ouders hebben met de dominee gepraat en die vond het nodig me steeds bij zich te roepen op zondag om met me te praten. Om me om te praten zeg maar. Dat gaat opvallen, mensen gaan vragen stellen en conclusies trekken.”
“Hoe reageerden ze?”
“Ik ben een paar hele goede vrienden kwijt. Konden er niet mee omgaan.”
Ik zuchtte, het deed nog steeds zeer.
“Kut man. Dan zijn ze jou ook niet waard jongen, zo moet je maar denken.”
“Ik probeer het. Ik heb er wel een hele goede nieuwe vriend aan overgehouden.”
Ik dacht aan Ziggy. Gouden gast. Ik zag hem iedere zondag. Sjoerd vond het te gek dat ik daar kwam.
“Twee zelfs,” typte ik er achteraan.
“Dat is mooi. Maar dan nog, je bent er ook kwijt, om niets eigenlijk. En dat allemaal omdat die dominee jou zo te kijk zette. Wat een lul. Lekker discreet. Daar ben je nu wel weg mag ik hopen.”
“Ja.”
“Mooi, weg bij die instelling. Opluchting, niet meer naar de kerk gaan?”
“Ik ga nog wel.”
“Huh?”
“Andere kerk, waar ze niet zo moeilijk doen. Vriend van school gaat daar ook naar toe.”
“Jij gaat na alles nog gewoon naar de kerk?” Hij keek zwaar verbaasd.
“Ja. Ik voel me er nog steeds goed bij.”
Milan schudde zijn hoofd.
“Er is niets mis met het evangelie, Milan. Het zijn bepaalde kerken die er verkeerd mee omgaan. In mijn ogen.”
“En hoe reageerden jouw ouders erop?”
“Mijn vader zegt niet zoveel, ik praat vooral met mijn moeder. Maar toen mijn vader hoorde dat ik naar een andere kerk was geweest was hij ontroerd.”
“Ontroerd?”
“Hij huilde. Heel gek, maar sindsdien heb ik zijn respect. Van zijn kerk kan hij het niet goedkeuren, en de kracht van die gemeenschap is heel groot, daar kon je niet zomaar van los. Maar ik blijf zijn zoon. Ik heb daarna nog wel met hem gepraat.”
“Kwam daar nog wat zinnigs uit?”
Ik keek een beetje bestraffend naar de webcam. Het was wel mijn vader.
“Zeker wel. Hij heeft respect voor wat ik doe, overweeg en nadenk over alles. Het doet hem goed dat ik bij de Heer blijf, op mijn manier.”
“Apart.”
“Is het ook wel. Maar dat was het dan ook. Ze willen dat ik gelukkig word. Maar ze blijven het jammer vinden, blijven hopen dat ik tot inkeer kom.”
“Alsof dat gaat gebeuren.”
“Nee, en stiekem weten ze dat ook. En dat maakt het dubbel. Ze weten het, maar er wordt niet over gepraat. Ik heb me daar maar bij neergelegd, leuk is anders. Maar zo blijft het wel handelbaar. Het is jammer, maar vooruit, al betekent dat dus ook dat ik niet altijd hardop zeg wat ik ga doen, al kunnen ze dat wel raden. Als ik naar Emiel ga dan zeg ik dat ik een eind ga hardlopen of skaten. En ik kan Emiel niet mee naar huis nemen uiteraard.”
“Ho, ho! Back up! Emiel??????” Hij lachte naar me. “Wie is Emiel?”
Ik grijnsde. “Mijn vriend.”
“Ik ga nu een heleboel vragen. Waar ken je hem van hoe oud is ie ik wil een foto.”
Ik lachte. “Ik heb je toen verteld van die jongen in de trein?”
“Ja.”
“Nou, hij.”
“Sinds toen al?”
“Kort nadat ik jou voor het laatst gesproken heb.”
“Nee, ik snap nu waarom je niet meer online kwam voor mij zeg.”
Ik lachte.
“Nou, kom op met die foto.”
“Momentje.”
Ik zocht in de fotomap op mijn laptop. Foto’s van Emiel bewaarde ik gewoon daar. Mochten ze zoeken, dan kwamen ze hem maar tegen. Er waren er genoeg ondertussen.
“Schiet es op!”
“Rustig, rustig.”
“Niet al die foto’s van hem bekijken en gaan zitten kwijlen.”
“Ik kwijl niet.”
“Je kijkt verliefd naar je scherm, dat is hetzelfde.”
Ik klikte op een foto van ons samen en stuurde hem door. Milan bewoog zijn muis, klikte. Hij keek naar zijn scherm en glimlachte.
“Leuke foto.” Hij lachte weer. “En wat een lekker ding zeg!”
“Hij ziet er goed uit ja.”
“Ziet er goed uit? Ziet er goed uit? Daar kun je geweldige seks mee hebben volgens mij.”
‘Klopt.”
Milan keek me weer aan, samenzweerderig. “Al uitgeprobeerd?”
“Wat dacht jij dan.”
Milan knikte. “Goed voor elkaar Stan.”
“Hij is lief, begrijpt me.”
Hij lachte. “Goed voor elkaar.”
“En jij?”
Hij grijnsde. “Nah, hetzelfde. Je weet wel.”
“Jij verandert ook nooit,” typte ik lachend.
“Ey, ik moet verder. Zie ik je binnenkort weer? Niet weer zolang offline blijven hoor.”
“Doe ik,” knikte ik. Ik dacht even na en typte toen de laatste twee zinnen voordat we offline gingen.

“Tijd zat. Het is nu weer een stuk rustiger.”
© 2013 Oliver Kjelsson