Ze waren vroeg weg, net na het ontbijt. Sarah zat op haar kamer, de deur open. Ik ging in de deuropening hangen.
‘Komt ie?’
Ze knikte.
‘Mooi.’
Ik duwde me van het kozijn af en draaide me om.
‘Stan?’
‘Ja?’
‘Waarom doe jij dit voor mij?’
‘Omdat ik vind dat het kan, Sarah. Weet je nog wat ik een tijdje geleden zei? Pak je momenten.’
De deurbel ging. Ik liep naar de trap.
‘Daar zul je Emiel hebben.’ Ik keek nog een keer om. ‘Vandaag blijft ons geheim.’
Sarah lachte. Ik rende de trap af en deed de voordeur open. Emiel stapte binnen, kuste me meteen toen ik de deur achter hem dicht geduwd had. Dit ging een bijzondere dag worden. Kussen ging over in zoenen. Eventjes. Ik liet hem los, keek hem aan en glimlachte. Ik trok aan zijn arm, nam hem mee naar boven. Sarah keek toen we boven kwamen.
‘Hé, Sarah,’ zei Emiel vrolijk.
Ze lachte terug. ‘Hoi Emiel.’
Ik liep naar mijn kamer.
‘Veel kansen om je hier mee naar toe te nemen zal ik niet hebben.’
Emiel lachte en keek. ‘Man, wat opgeruimd.’
Ik duwde de deur dicht. Emiel keek me aan.
‘Dit is raar,’ zei hij serieus.
‘Wat?’
‘Stiekem hier zijn, op jouw kamer. Met Sarah binnen gehoorsafstand.’
‘Noem me gek, maar ik wil minstens één keer hier met je gezoend hebben, gewoon op mijn kamer, op mijn bed.’
Emiel lachte, maar hield het niet tegen. We lagen op mijn bed, zoenden. Eigenlijk had ik helemaal geen zin om de stad in te gaan. Het liefst was ik de hele dag hier gebleven. Maar we hadden maar een kwartier, daarna moesten we echt naar het station.
Sarah was vrolijk. Ook niet gek natuurlijk. Emiel grijnsde. Sjoerd stond bij de trap te wachten. Onwennig, zichtbaar nerveus. Sarah liep meteen naar hem toe, met mij vlak achter haar aan. Geen kus, alleen een “hoi”. Ik glimlachte, gaf hem een hand.
‘Hoi Sjoerd,’ zei ik alsof er niets aan de hand was.
‘Hallo.’
‘Je kent hem toch wel?’ vroeg Sarah, ‘mijn broer.’
‘Van school ja.’
Emiel stak zijn hand uit. ‘Ik ben Emiel.’
Onderzoekende blik. ‘Sjoerd.’
‘Nou,’ zei ik, ‘we gaan de stad in.’
Met zijn vieren gingen we de trap af, liepen het station uit. Emiel liep naast mij, Sarah en Sjoerd voor ons. Nadat we de straat waren overgestoken keek ik op mijn horloge.
‘Drie uur hier terug voor het station?’
‘Is goed.’
Sjoerd knikte plichtsbewust, alsof hij wilde bevestigen dat hij daar voor zou zorgen.
‘Tot vanmiddag dan.’
Ze liep samen met Sjoerd weg.
‘O, Sarah!’ riep ik haar achterna.
Ze keek om.
Ik grijnsde. ‘En gedraag je.’
Ze stak lachend haar tong uit en liep toen door. Ik keek naar Emiel, die ook lachte.
‘Wat een braaf jochie.’
‘Ik vind het lief op één of andere manier.’
Emiel glimlachte en legde zijn hand tegen mijn rug. ‘Waar gaan we heen?’
‘Maakt me geen bal uit,’ lachte ik.
Halverwege de dag gingen we wat eten. Dezelfde tent als waar we eerder zaten met Ziggy en de anderen erbij. Toen we binnenkwamen zagen we ze meteen zitten. Sarah en Sjoerd. We bestelden, namen alles mee op één dienblaadje en liepen naar ze toe.
‘Hey,’ zei ik vrolijk.
Sarah keek niet eens vijandig.
‘Papa en mama zullen tevreden zijn,’ zei ik droog toen ik zat, ‘we hebben samen zitten lunchen.’
Emiel keek me spottend vanaf de overkant van de tafel aan. Sjoerd zat naast hem, een beetje stil aftastend.
‘Wat ging je eigenlijk halen vandaag,’ vroeg Sarah.
‘Niets,’ zei ik.
‘Niets?’
‘Nee, nou ja, wat dingen voor school. Tenminste, dat zeg ik thuis als ze er nog naar vragen.’
‘Maar je zei dat je de stad in moest vandaag.’
‘Ik kon moeilijk zeggen dat ik zomaar de stad in wilde vandaag met Emiel. Hij moet nog wat dingen hebben voor zijn skates.’
‘Je had er niet op gerekend dat ik dan mee moest.’
‘Jawel. Je weet hoe hij is.’
‘Maar…’
Ik lachte. ‘Heb ik het goed geregeld of niet?’
Ze keek me verbaasd aan.
‘En, heb jij nog iets gekocht vandaag?’ vroeg ik alsof er niets aan de hand was.
‘Nee.’
‘Gewoon een beetje shoppen zonder iets te kopen?’
‘Zoiets.’
Ik keek spottend naar Sjoerd. ‘Is dat vol te houden?’
‘Ja hoor,’ antwoordde hij serieus.
Die moest nog los komen. Geen idee wat Sarah allemaal over haar vreselijke broer had verteld, maar hij moest nog even wennen aan me.
‘En nou eerlijk?’ vroeg Emiel spottend, duidelijk als grap.
Nu lachte hij gelukkig toch. Ik lachte mee.
‘Niet klagen, we hebben net meer dan een half uur in die gamestore gestaan,’ protesteerde Sarah.
Mooi, ze ging gevatte opmerkingen maken. Niet op een vervelende manier, ze kon lachen om de situatie. Nooit gedacht, maar ik genoot hiervan.
Na het eten zijn we weer uit elkaar gegaan. Samen met Emiel liep ik naar de skatewinkel, net buiten de binnenstad. We liepen dicht tegen elkaar aan, ook omdat het trottoir zo smal was. In mijn ooghoek zag ik Jacco fietsen, maar volgens mij zag hij ons niet. Het duurde even voor Emiel had gevonden wat hij wilde, daarna werd het tijd om terug naar het station te gaan. Ik zag Sarah al staan. Sjoerd had zijn fiets al gepakt, ze stond bij hem, plukte aan zijn jas. Ze zagen ons niet aankomen, keken alleen maar naar elkaar. Verliefde glimlachen op hun gezicht.
‘Blijven we hier staan?’
‘Als ze daar achter komt dan heeft ze helemaal het idee dat we hebben staan gluren.’
‘Ze zien er lief uit.’
Ik lachte. ‘Hou op.’
We liepen door.
‘Hey,’ zei ik toen we nog een aardig aantal stappen van ze weg waren.
Ze keken en gingen iets van elkaar af staan. Ik glimlachte.
‘Leuke dag gehad?’
‘Ja hoor,’ antwoordde ze zo normaal mogelijk maar haar enthousiasme was niet te verbergen.
Ook Sjoerd glunderde half.
‘Zullen we zo eens gaan?’
Ze knikte half. ‘Hij komt pas over tien minuten.’
‘Of we pakken een trein later,’ zei Emiel. ‘Moeten jullie echt deze trein hebben?’
Hij had gelijk, ook ik wilde nog wel even blijven. Bovendien had ik die drie uur afgesproken met Sarah omdat ik er vanuit ging dat ze het tot het einde zou rekken en gewoon te laat zou komen. Ik haalde mijn schouders op. ‘Trein later kan ook wel.’
‘Wat te drinken halen?’
‘Mij best,’ zei ik en keek naar Sarah en Sjoerd. ‘Wat willen jullie?’
‘Water,’ zei Sarah.
‘Sjoerd keek verbaasd. ‘Eh, cola?’
‘We zijn zo terug.’
Emiel en ik liepen het station in, naar de kleine supermarkt daar. Emiel was vrolijk.
‘Wat lach je?’
‘Ze zien er zo leuk uit, Stan. Lekker verlegen. Maar nog meer… Jij en Sarah gaan vandaag om met elkaar zoals ik en mijn broer dat doen. En Sjoerd is een geschikte gast.’
Sarah en Sjoerd waren op de rand van een grote plantenbak gaan zitten. Ik ging naast Sarah zitten, Emiel op de grond vlak bij mijn voeten.
‘Dank je,’ zei Sjoerd toen ik hem zijn flesje had gegeven.
‘Wat heb je gekocht?’ vroeg Sarah met een blik naar de plastic tas tussen de voeten van Emiel.
‘Wieltjes.’
‘Wieltjes?’
‘Ja,’ zei hij terwijl hij het uit de tas haalde, ‘wieltjes.’
Hij gaf het aan Sarah, Sjoerd hing meteen tegen haar aan en keek.
‘Gaaf.’
Sjoerd keek voor Sarah langs naar mij. ‘Skate jij ook?’
Ik knikte.
‘Nou ja,’ zei Emiel, ‘hij doet een poging.’
‘Zeg,’ lachte ik en gaf hem een duw.
Hij pakte mijn arm en trok. We stoeiden half zittend, wat langzaam overging in tegen elkaar hangen. Ik had hem bijna gekust tot het tot me doordrong waar we zaten, en met wie. Sjoerd lachte alleen maar. Gelukkig.
Emiel had voorgesteld om alvast naar het perron te lopen en dat Sarah wat later zou komen maar dat was niet nodig. Sjoerd zette snel zijn fiets weer in de het rek en liep met ons mee. Op het perron beleven we staan, langzaam werden Sarah en Sjoerd wat stiller. Toen de trein binnen was stapten Emiel en ik in. We gaven Sjoerd nog een hand en gingen zitten. Sarah bleef bij hem bij de deur staan. Ze hing tegen de rand aan, ze strekte haar hand wat, speelde met de vingers van Sjoerd. Het signaal klonk, ze bukte snel voorover en gaf hem een kus. Hij glimlachte, gaf er eentje terug. De deuren sisten dicht, ze zwaaide toen hij meeliep, tot de trein te snel ging. Emiel had mijn hand vast toen we zaten te kijken. Sarah zat al tegenover ons toen hij hem langzaam losliet. Ze keek vrolijk. Erg vrolijk.
‘Alles goed gegaan?’ vroeg mijn moeder toen ze thuis kwamen.
Sarah en ik waren net een half uur binnen.
‘Ja hoor,’ zei ik.
Ze keek de keuken in. ‘Hebben jullie niet meer gegeten?’
‘We hebben in de stad wat gegeten,’ zei ik.
Ze glimlachte. ‘Mooi,’ zei ze. ‘Ik wist wel dat het goed zou gaan.’
Ik lachte maar terug, alsof het allemaal de normaalste zaak van de wereld was. Mijn vader keek tevreden. Sarah zei niet veel, bevestigde zonder woorden dat het allemaal goed was gegaan. We hadden samen een leuke dag gehad. Ze pakte haar tas en ging naar boven.
‘Wat heb je aan jouw tas hangen?’ vroeg mijn moeder.
‘O, een sleutelhanger. Ik zag hem vanmiddag, ik vond hem leuk.’
Ik keek, had hem nog niet gezien. Simpel ding, metalen hartje. Met een S erop.
‘Leuk,’ zei mijn moeder.
Sarah glimlachte en ging naar boven. Ze keek me niet meer aan.
Ik volgde niet veel later. Haar deur was dicht. Ik ging naar mijn kamer en sloot mijn deur. Niet veel later geklop.
‘Ja?’
Sarah keek voorzichtig om de hoek.
‘Hey,’ glimlachte ik. ‘Wat is er?’
‘Niets. Gewoon, leuke dag gehad. Bedankt.’
Ik grijnsde. ‘Vaker doen?’
Nu lachte ze. ‘Is goed.’
‘Niet te vaak. Niet opvallen.’ Ik knipoogde. ‘Iedere dag naar het station brengen is ook al wat toch?’
‘Sjoerd vond je een leuke gast.’
‘Mooi.’Ik keek haar aan. ‘Ik hem ook Sarah, hij is oké.’
‘En Emiel vond ie cool.’
Ik grinnikte. ‘Dat is hij ook.’
Ze lachte. ‘Ja.’ Ze dacht even na. ‘Hij weet het van jullie hè?’
‘Sjoerd?’
‘Ja. Er wordt op school gepraat, weet je dat?’
Ik zuchtte. ‘Ja, dat weet ik.’
‘Hij vindt het raar dat ze er zo over praten.’
Dat raakte me. ‘Fijn.’
Ze drentelde wat, leunde van de ene voet op de andere.
‘En jij?’ vroeg ik toen.
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik vind het nog steeds raar allemaal. Maar jij kunt er niets aan doen. Dat zei Sjoerd ook. Het is niet voor niets denk ik. Je kunt toch niet alleen blijven?’
‘Nee.’
Ze glimlachte, wilde omdraaien.
‘Leuke sleutelhanger trouwens,’ zei ik.
‘Van Sjoerd gekregen. Jij zult het wel stom vinden.’
‘Nee, ik vind hem slim. Als er Sjoerd op had gestaan waren alle alarmbellen afgegaan hier. Gewoon slim dit.’
‘Ja. Dank je.’ Ze zei het een beetje verbaasd.
‘Sarah? Heb je goed over hem nagedacht? Vertouw je hem? Is hij oprecht?’
‘Ja.’
‘Dan is het goed toch?’
‘Ja.’ Dat kwam er bewust uit.
Mijn moeder riep.
‘Kom,’ zei ik, ‘we gaan eten.’ Op de overloop hield ik haar nog even tegen. ‘Kijk je wel uit? Met Sjoerd? Een paar klasgenoten van jou komen iedere zondag naar onze kerk. Je hebt aan Emiel en mij gezien hoe snel de verhalen gaan.’
Ze knikte.
Jacco zei niet veel zondag. Er waren ook teveel andere mensen bij. Ik hield de dominee in de gaten. As hij nu weer naar me toe kwam dan draaide ik om. Ik ging hem glashard ontwijken. Even keek hij me aan, maar mijn blik zei blijkbaar genoeg. Ik probeerde wel contact te zoeken met Jacco, maar die had blijkbaar dezelfde tactiek. Er waren altijd mensen om hem heen, daar zorgde hij wel voor. Praten was geen optie. Hij keek strak, er was iets. Ik kwam er alleen niet achter.
Niet die zondag. De dag erna liet ik hem niet glippen. Ik dreef hem nog net niet in de hoek. Hij zag ook wel dat er niet aan te ontkomen was en liep mee naar buiten.
‘En nou ga jij mij vertellen wat er is,’ zei ik uitdagend.
‘Wat er is? Alsof jij dat zelf niet weet.’
‘Gaat dit nog steeds over mijn…’
‘Die Emiel, da’s jouw vriend hè?’
Oké, die zag ik niet aankomen.
‘Ik heb jullie samen gezien zaterdag.’
Ik zweeg, had even geen antwoord. Jacco schudde zijn hoofd.
‘Ik snap jou niet meer. Echt. Heb je zelf niet door wat dit allemaal met jou doet?’
‘Pardon?’
‘Die andere jongen, die Loek, die vecht er tenminste voor. En dan ga jij ons verwijten dat het allemaal onze schuld is. Jij gaat tegen de leer in, en het ligt allemaal aan ons dat het fout gaat. Je bent niet goed wijs, Stan. Kijk eens naar jezelf. Jij blijft er gewoon mee door gaan. Je spot met de Heer, Stan. En die Emiel…’ Hij keek afkeurend. ‘Een vriend van Ziggy… Je laat alle waarden vallen, je liegt nu zelfs tegen jouw beste vrienden. Het doet rare dingen met je.’
‘Wat moest ik dan? Zeggen dat hij mijn vriend was? Waren jullie blijven zitten? Had ik ooit een kans gehad bij mijn “vrienden”? Ik was meteen een paria voor jullie. Geen steun, niets. Mooie vrienden. Ziggy praatte tenminste nog met me.’
‘Ik heb voor je gebeden Stan.’
‘Heb ik er ooit normaal met je over kunnen praten? Over waar ik tegen heb moeten vechten? Nou?’
‘Jij vecht niet Stan, je geeft er aan toe.’
‘Jij weet niet hoeveel ik gevochten heb. Jij…’ Ik keek hem diep in zijn ogen aan. ‘Jij weet helemaal niets van mij. Vanaf het moment dat het niet in jouw beeld past wil jij niets van een ander weten.’
Jacco zijn mond ging open en weer dicht.
‘Ik zeg nog maar één ding Jacco, ik vind dit jammer. Je was mijn beste kameraad.’ Ik slikte. ‘Ik vraag je niet om met me mee te gaan, ik vraag je niet om hetzelfde te doen. Ik vraag een beetje begrip. Waardigheid. Iedereen in zijn waarde te laten. Is een groot goed bij de Heer, Jacco. Onthoud dat. Denk daar maar eens over na. Mijn deur staat altijd open.’
Jacco zei niets meer. Gelukkig. Ik draaide me om en wilde nog maar één ding: naar het toilet. Deur dicht. Even niemand zien.
Het brandde in mijn ogen. Ik luisterde, maar er was verder niemand. Ik snifte een keer, stond op en rekte me uit. Er kwam iemand de toiletten binnen.
‘Stan?’
Dat was de stem van Ziggy. Twijfelend haalde ik de deur van mijn toilet van het slot en liet hem open vallen. Ik hing met mijn schouder tegen de wand aan. Hij keek naar mijn gezicht, mijn ogen.
‘Wat heb jij gedaan?’
‘Jacco net de waarheid gezegd.’
Ziggy floot tussen zijn tanden. ‘En dat viel tegen zie ik?’
‘Gek genoeg ben ik blij dat ik het gedaan heb.’
‘Wat heb je gezegd?’
Ik schokte een keer met mijn armen. ‘Dat ik telergesteld ben. Ik heb hem verweten dat hij pas interesse heeft in een ander als die compleet in zijn straatje denkt.’
Ziggy lachte. ‘Bam. Die zat zeker wel?’
Ik lachte kort door zijn reactie. ‘Hij zei in ieder geval niet veel meer.’
Ziggy sloeg zijn arm om mijn schouder en nam me mee naar de gang. ‘Ik ben trots op je. Die heeft even stof om over na te denken. Naar buiten? Volgens mij heb je frisse lucht nodig. We hebben nog een kwartier.’
Ik liet me meenemen.
‘Weet je wie er ook weer is?’
‘Nee?’ zei ik nog half in gedachten.
‘Loek.’
‘Echt? Hoe gaat het met hem?’
‘Hij kijkt stilletjes. Straks even met hem praten is wel goed denk ik.’
‘Kun jij dat doen? Ik ben op dit moment niet echt goede inspiratie voor hem.’
We liepen naar buiten en kwamen Sjoerd tegen met een paar vrienden.
‘Hey, Stan!’
Ik zette mijn vrolijke gezicht op, hij hoefde niet te zien wat er aan de hand was.
‘Sjoerd, jongen,’ lachte ik. ‘Alles goed?’
‘Ja hoor,’ lachte hij terwijl hij weer doorliep.
Ziggy grinnikte. ‘Kennis gemaakt?’
‘Zaterdag, met Emiel en Sarah en hem de stad in geweest.’
‘Zo…’
‘Pa en ma waren weg zaterdag. Ik moest haar meenemen. Ik wou met Emiel de stad in, dus toen heb ik haar maar met hem laten afspreken.’
‘Je bent een goede broer.’
Ik glimlachte. ‘Het was leuk, echt. Maar over zaterdag… Jacco heeft Emiel en mij gezien. Daar ging de discussie net ook over. Ik had tegen hem gelogen.’
‘Ik ook.’
‘Whatever. Volgens hem was dat liegen het gevolg van alles. Mijn moraal zakt.’
‘Die gast spoort niet. Hij moet eens naar zichzelf kijken.’
‘Heb ik hem ook gezegd.’
‘Goed zo.’
Sjoerd kwam weer naar buiten met zijn vrienden. Hij lachte naar me.
Ziggy grinnikte. ‘Die staat bij zijn vrienden nu de toffe jongen uit te hangen omdat ie vrienden is met iemand van een paar klassen hoger.’
‘Hij weet het van Emiel en mij.’
‘En?’ vroeg Ziggy onverschillig.
‘Hij vindt het oké.’
‘Ik had niet anders van hem verwacht.’
‘En daardoor heeft Sarah haar beeld erover ook bijgedraaid.’
Ziggy lachte. ‘Ook dat verbaast me dan weer niet.’
‘Daar ben ik blij mee, Ziggy.’
‘Snap ik. Is ook mooi. Maar zo zie je maar, lang niet iedereen veroordeelt je. Echt.’
‘Ik weet het, ik weet het.’
‘Zo moet je blijven denken, Stan.’
‘Jacco was mijn beste kameraad, het valt me gewoon tegen van hem.’
‘Misschien draait hij nog wel bij.’
‘Ik heb gezegd dat mijn deur altijd open staat.’
Ziggy glimlachte alleen maar goedkeurend. De bel ging. Ik liep met Ziggy naar binnen, Sjoerd drong bij de deur voor, met een grijnzend gezicht naar me. Ik gaf hem lachend een duw.
‘Rustig aan, snotneus.’
Hij draaide zich nog een keer om en lachte. Daarna was hij weg, rugzak over een schouder. Met eenzelfde sleutelhanger als die van Sarah bungelend aan de ritssluiting.
Loek stond bij de bushalte. Ik remde, liet mijn fiets uitdrijven tot ik bij hem was.
‘Lift hebben?’
‘Nee, hoeft niet.’
‘Ik wil weten hoe het met je gaat, Loek.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Gaat.’
‘En dat houdt in?’
‘Ik kon niet thuis blijven zitten. Dus ben ik vandaag maar weer gegaan.’
‘Met lood in je schoenen?’
‘Ziggy heeft me een stukje gerustgesteld.’
Ik glimlachte.
‘En jij?’
‘Ik heb betere tijden gekend.’
‘Ik hoorde zoiets.’
‘Jacco veroordeelt het.’
‘Doe je niets aan. Ieder zijn mening.’
‘Misschien.’
‘Ik heb veel nagedacht Stan. Ik ben er niet blij mee, maar als ik mezelf in de spiegel aan wil kunnen blijven kijken dan kan ik maar één ding doen.’
Ik keek vragend, maar ik wist al wat er ging komen.
‘Ik kan het mezelf niet verantwoorden. Ik moet dit gewoon volhouden. Ik ben trotser als ik dit volbreng, dan als ik er aan toe geef.’
‘Sterk van je.’
‘Ik hoop het. Met Zijn steun moet me dat gewoon lukken.’
‘Als er iets in wat ik voor je kan doen…’
Loek schudde zijn hoofd. ‘Met jou is het allemaal begonnen Stan. Ik had sterker moeten zijn.’
‘Ik vergeet het nooit meer.’
‘Ik ook niet. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Als het dan toch moest gebeuren, dan ben ik blij dat het met jou was. Jij deed het niet zomaar, het betekende wat voor jou, net als voor mij. Ik zeg je eerlijk, eigenlijk wil ik terug. Jou terug.’
Ik schrok er van.
‘Maar jij hebt nou een andere vriend, en ik hoop oprecht dat je daar heel gelukkig mee wordt. En het mag gewoon niet. Misschien maar goed dat jij nu een vriend hebt. Dat maakt het allemaal misschien wel makkelijker. Ik ga je iets geks vragen.’
‘En dat is?’
‘Blijf uit mijn buurt.’
‘Wat?’
‘Breng me niet meer in verleiding, maak het me niet moeilijk.’
‘Als dat is wat je wil…,’ zei ik twijfelend.
‘Weet dat ik je dankbaar ben, en respect voor je heb als je dat doet. Echt.’
‘Oké…’
‘Het is niet omdat ik je niet meer wil kennen. Maar ik moet verder.’
‘Je moet me één ding beloven.’
‘Dat is?’
‘Als het echt niet meer gaat, kom. Naar mij, naar Ziggy… We willen je helpen, Emiel ook. Doe geen domme dingen Loek. We zijn er voor je als dat nodig is.’
Hij knikte. Zijn bus kwam er aan. Hij stond op liep naar de stoeprand, vlak langs me af. Ineens pakte hij me even heel stevig vast, liet me daarna weer los.
‘Bedankt.’
Ik knikte, zag hem instappen en wegrijden.
Emiel keek me onderzoekend aan. ‘Alles goed?’
‘Nee.’
‘Praat eens dan?’
‘Even geen zin in.’
Hij nam me mee, naar het bankje achteraan op het perron. Ik ging zitten, hij zat meteen naast me en trok me tegen zich aan. Ik kroop weg met mijn gezicht in zijn jas, het interesseerde me even niets of iemand ons zag of niet.
‘Stan, wat is er gebeurd?’
Ik zuchtte. ‘Ik heb met Jacco gepraat. Hij heeft ons gezien zaterdag.’
‘En dat ging niet goed?’
‘Nee.’
Na een korte pauze vertelde ik hem het hele verhaal. Toen halverwege onze trein kwam en ik op wilde staan trok hij me dichter tegen zich aan. “Volgende,” was het enige wat hij zei. Het maakte allemaal niet uit.
‘Je hebt hem wel mooi op zijn nummer gezet,’ vatte hij het samen toen ik mijn hele verhaal gedaan had.
Ik was rechter gaan zitten.
‘Beste vriend die ik ooit heb gehad,’ zei ik strak voor me uit.
Emiel trok me weer tegen zich aan.
‘Da’s kut.’
‘Ja. Ik ben gewoon teleurgesteld, kwaad.’
Zijn hand wreef over mijn schouder. Zorgzaam.
‘En als klap op de vuurpijl kwam ik Loek nog tegen.’
‘Loek Hij was er weer? Hoe gaat het met hem?’
‘Het gaat, zoals hij zelf zei. Maar hij heeft me gevraagd uit zijn buurt te blijven. Geen contact. Hij wil er echt niets meer mee te maken hebben.’
Ik wist niet hoe ik het uit moest leggen. Ik wilde Emiel nou ook weer niet vertellen dat ik Loek niet in de verleiding moest brengen.
‘Hij hoopt oprecht dat wij gelukkig worden samen, dat meende hij echt. Maar voor hem is het niet goed.’
Emiel schudde zijn hoofd.
‘Emiel, hij worstelt. Hij wil zichzelf aan kunnen blijven kijken in de spiegel. En dat kan maar op één manier.’
‘Volgens hem.’
‘Volgens hem ja. Dus denk ik dat hij dat dan maar moet doen.’
‘Misschien heb je wel gelijk. Jammer, het lijkt me een leuke gast, ik had hem een leuke vriend gegund.’
‘Ja.’
‘Maar jij mag hem dus niet meer in de verleiding brengen?’
Ik tilde mijn hoofd op en keek hem aan. ‘Ja, zoiets.’
Emiel glimlachte en gaf me een kus.
‘Daar komt onze trein.’
Nadat ik thuiskwam en ik naar mijn kamer gegaan en op bed gaan liggen. Ogen dicht, ik liet alles nog eens de revue passeren. Ik schrok wakker van mijn moeder die aan mijn schouder schudde.
‘Stan, kom je eten?’
Ik ging zitten, staan, rekte me uit en liep achter haar aan. Ze keek zorgelijk.
‘Gaat alles goed Stan?’
‘Hm.’
‘Kom, lekker eten, ik heb pasta gemaakt.’
Ik was stil aan tafel. Niet gek, maar het was aan mijn gezicht af te lezen dat het niet goed ging. Ik kon het niet loslaten. Mijn moeder keek af en toe, maar vroeg niets. Niet tijdens het eten. Ook mijn vader keek, zag ik. Na het dankgebed keek ik ze aan.
‘Pap, mam, hebben jullie zo even?’
© 2013 Oliver Kjelsson