Ik was boos, kwaad en over de zeik. En dat was aan me te zien. Iedereen in de klas keek af en toe kort naar me. Door die strakke blik maakte ik mezelf alleen maar meer verdacht. Ik keek naar Loïc. Die zat gewoon voor zich uit te kijken, nonchalante houding. Hoe deed hij dat toch? Ik voelde me schuldig, omdat ik het woord “verdacht” door mijn hoofd had laten gaan. Dat klonk niet goed. Er was niets verdachts aan. Toch was ik het. Dat gevoel moest ik maar gebruiken voor het stuk. Ik dacht aan Kelvin. Ik zou hem weer zien, tijdens de repetities. Die zou omvallen als hij het hoorde. Was het me dat allemaal wel waard? Ik wilde stoppen met toneel, stoppen met nadenken over hoe het zou zijn om homo te zijn. Gewoon alles achter me laten en doorgaan met mijn eigen leven.
Kelvin viel dus inderdaad bijna om. Al kwam het omdat hij van verbazing niet oplette waar hij zijn voeten neer zette en een tree van de trap bijna miste.
‘En nu?’
‘Weet ik het. Gert doet raar, gelooft me maar half, de rest van de klas roddelt.’
‘En Loïc?’
‘Die was kwaad. Kan ik me ook wel voorstellen, die heeft gezien dat hij niet zomaar uit de kast kan komen.’
‘Goed voor het stuk, het gevoel er bij, bedoel ik.’
Ik staarde voor me uit. ‘Ja. Nou. Geweldig.’
Corné zag ons zitten en kwam naar ons toe. ‘Is er iets?’
‘Ja,’ zei ik voor me uit. ‘Ik zit er aan te denken de rol terug te geven.’
‘Wat?!’ Ik wist niet wie het eerder zei, Corné of Kelvin. Het zal wel tegelijk geweest zijn.
‘Dat kun je niet menen,’ zei Kelvin.
‘Het groeit een beetje boven mijn kop, Kelvin, sorry.’
‘Wat is er nou gebeurd?’ Corné keek bezorgd.
‘We zijn uit geweest vrijdag,’ zei ik.
Kelvin zuchtte. ‘We waren een beetje melig. Een jongen van zijn school was er ook, die hebben we naar de taxi gebracht. Hij weet waar we mee bezig zijn. Veel gelachen, we hebben hem uit staan zwaaien met een arm om elkaar heen. Dat heeft iemand van zijn klas gezien en nou denkt iedereen dat hij een vriend heeft.’
‘Hoe reageerden ze?’ Corné keek weer naar mij.
‘Raar. Niks zeggen. Alleen maar kijken. En over mij praten als ik er niet bij ben.’
Hij legde een hand op mijn schouder. ‘Leg het ze uit. Vertel wat je hier aan het doen bent. Nodig ze uit voor de première.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Volgens mij geloven ze het dan nog niet.’
‘Joshua, alsjeblieft, blijf wel gewoon hier. Doe die rol. Je kunt het.’
‘Ik wil dit even op een rijtje zetten.’
Zijn hand kneep. ‘Weet je wat je doet? Ga nu gewoon naar huis, laat het allemaal even bezinken. Maar je besluit nog niets. Dan zie ik je volgende week weer.’
Ik knikte. Ik had er toch geen zin meer in die avond. Kelvin keek naar me, bezorgd.
‘Tot morgen,’ zei hij.
‘Is goed,’ mompelde ik.
‘Je moet het doen, Joshua. Ik wil die rol met jou spelen. Met niemand anders.’
Ik stond op en liep naar de deur. Weg. Even tijd voor mezelf.
‘Jij bent vroeg terug,’ zei mijn moeder verbaasd.
‘Ja,’ zei ik.
Ze keek een beetje bestraffend naar me. Ik had haar het hele verhaal al verteld toen ze thuis kwam.
‘Je hebt toch niet opgezegd hè?’
‘Nog niet. Ik moest er maar een week over nadenken van Corné.’
Ze sloeg haar armen om me heen en drukte me tegen zich aan. Bijna zestien, maar dit voelde toch even lekker beschermend.
‘De hele school denkt dat ik homo ben, mam.’
‘En jij weet dat het niet zo is. Dat heb je me ook al twintig keer verteld. Ik geloof je jongen. Maak je geen zorgen. Maar is het dan niet juist belangrijk dat je die rol speelt? Dat je laat zien wat het voor die jongens die wel zo zijn inhoudt? Ik vond het juist zo mooi dat ze bij toneel zo’n onderwerp aanpakten, om te laten zien dat er niets mis mee is.’
‘Is het ook wel, maar ik weet niet…’ Ik twijfelde. ‘Ik heb hier gewoon geen zin in.’
‘Jij kunt er voor weglopen, zij niet.’
De manier waarop ze het zei. Uitdagend. Irritant belerend. Ze had wel gelijk, maar ik had er even niets aan.
‘Gert gelooft me ook niet.’
‘Dan bel je hem op. Vraag of hij thuis is of zin heeft om hierheen te komen. Dan laat je hem het script zien.’
‘En dan?’
‘Hij is een goede vriend van je, al jaren. Ik kan me niet voorstellen dat hij je laat vallen.’
Ik wrong me uit haar armen en zuchtte.
‘Moet ik voor je bellen?’
‘Nee, doe ik zelf wel.’
Ik pakte mij telefoon uit mijn jas. Het idee dat mijn moeder ging bellen. Ik was geen zes jaar meer. Dat mama gaat bellen of een vriendje kan komen spelen.
Gert pakte vrij snel op.
‘Hey,’ zei ik een beetje nerveus. ‘Ben je thuis?’
‘Ja.’
‘Kan ik langskomen?’
‘Heb je geen toneel vanavond dan?’
‘Nee, ik sla even over.’
‘Ik kom wel naar jou toe.’
‘Is ook goed.’
‘Petra had het ook al gehoord op school, ik kan me voorstellen dat je niet op die loerende blikken van mijn lieve zusje zit te wachten.’
Ik grinnikte om de manier waarop hij over haar sprak. En het was ook van opluchting. Hij kwam naar mij. Hij sloot zich niet af.
Ik had het script al klaar liggen. Gert keek er ook meteen naar.
‘Nou, vertel,’ zei hij. ‘Hoe zit dat nou allemaal?’
Ik vertelde hem het hele verhaal, van het toneelstuk, wat ik moest doen met Kelvin en het idee van het uitgaan. Ik vertelde alles, behalve dat van Loïc. Ik heb er maar van gemaakt dat er iemand anders in die taxi zat.
‘Dus jij hebt gezoend met Kelvin?’ Hij lachte.
‘Nee. Dat moet nog. Maar we durven niet,’ grijnsde ik.
‘Lijkt me ook raar.’
‘Heel raar, geloof me.’
‘Maar waarom heb je me dat niet eerder verteld?’
‘Ik wilde je uitnodigen voor de voorstelling, net als vorig jaar. Maar Kelvin en ik hadden het idee om niemand iets te vertellen. Ik had jouw gezicht wel eens willen zien als wij daar ineens zouden zoenen op het podium. Volgens mij was jouw mond open gevallen.’
‘Zeker weten.’ Hij keek even lachend naar me, daarna trok zijn gezicht serieus. ‘Nou ja, dat is je vandaag ook al gelukt.’
‘Ik had het je moeten vertellen, dat ik daar naar toe zou gaan.’
‘Maar is het daar leuk?’
‘Echt gezellig. Ga je mee de volgende keer?’
Hij keek verschrikt. ‘Echt niet!’
Ik lachte. ‘Ik kom er ook niet vaak hoor.’
‘Raar.’
‘Was het ook wel de eerste keer toen we daar binnen stapten.’
‘Ik zou het niet durven.’
‘Wat zei Petra eigenlijk?’
‘Die vroeg me wat ik wist. Ze kon het niet geloven eigenlijk. Ik heb haar verteld dat het voor toneel was, maar meer kon ik ook niet vertellen.’
‘Wil je het haar uitleggen voor mij?’
‘Waarom?’
‘Gewoon, zij zit ook bij ons op school. Hoe meer mensen weten hoe het zit, hoe beter.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze weet dat ik hier ben, die gaat me straks toch honderd vragen stellen.’
‘Gert? Geloof je mij?’
Hij keek naar de vloer voor hem. ‘Jawel,’ zei hij zachtjes.
‘Je twijfelt.’
‘Nee, ik geloof je wel. Maar vanmiddag… Ik wist niet wat ik hoorde. Ze beschreven die jongen waar je bij was, en ik wist meteen dat het Kelvin moest zijn. Het klopte gewoon.’
Ik zuchtte. ‘Ik had het je veel eerder moeten vertellen, van dat toneelstuk.’ Ik pakte het script. ‘Wil je het lezen?’
‘Nee, hoeft niet, ik geloof je zo ook wel.’
‘Het mag wel.’
Hij schudde zijn hoofd en glimlachte toen. ‘Dan is er helemaal geen verrassing meer.’
Ik keek hoe laat het was. Het werd al laat.
‘Ik ga zo eens,’ zei Gert, ‘anders wordt Petra gek.’
Ik glimlachte maar.
‘Ik zie je morgen,’ zei ik bij de deur.
Gert treuzelde. ‘Sorry, dat ik je niet meteen geloofde.’
Ik haalde mijn schouders op. Hij had me er mee geraakt, beledigd, dat hij me niet geloofde. Maar ik was te opgelucht om daar nog iets van te zeggen. Hij geloofde me nu, en daar ging het om.
Kelvin kwam de avond erna naar mij toe. Zonder te bellen van tevoren, alsof er geen discussie was of ik er wel mee door wilde gaan of niet. Maar het was wel het eerste wat hij vroeg.
‘Je gaat toch wel door hè?’ Hij klonk nieuwsgierig, bezorgd bijna.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Heb ik een keus?’
‘Dat lijkt me wel. Als je stopt dan stop je gewoon.’
‘Maar… Waarom doen we dit stuk? Om vooroordelen aan te pakken toch? Is het niet een beetje idioot om er dan zelf mee te stoppen? Dat kunnen jongens die er echt mee te maken hebben ook niet.’
Kelvin glimlachte en knikte.
‘Dus je gaat door?’
‘Ja, ik heb er even over na moeten denken, maar ik ga wel door.’
Hij kwam naast me zitten en sloeg een arm om me heen. ‘Gaaf.’
‘Ja. Ik denk het.’
‘Hoe ging het vandaag?’
‘Ik heb gisteravond nog met die vriend van mij gebeld, Gert. Hij is nog hier geweest. Hij gelooft me, maar ik heb wel moeten verraden waar we mee bezig zijn met het toneelstuk.’ Ik keek naar hem en grijnsde. ‘Sorry.’
‘Gaaf, dat hij het zo oppakt.’
‘Zijn zus had ook al vragen, die had het via via ook al gehoord op school.’
‘En hoe ging het daar?’
‘Kut.’
‘Veel vervelende opmerkingen?’
‘Helemaal niets.’
‘Helemaal niets?’
‘Nee. He-le-maal niets. Ik vraag me af wat erger was geweest.’
‘Hoezo? Dat is toch alleen maar rustig?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Je had er bij moeten zijn vandaag. Niemand zei er iets over. Sommigen praatten ook gewoon tegen me. Maar van een afstandje kijkt iedereen naar je. Je ziet ze kijken, denken. Ze praten over je, dat voel je gewoon. Zie je ze praten, naar je kijken, elkaar aanstoten en lachen. Ik heb liever dat ze wat tegen mij zeiden, dan kon ik tenminste antwoord geven.’
‘Zo had ik het nog niet bekeken. Dat lijkt me nog erger ja.’
‘Het geeft je het gevoel dat iedereen het van je weet. Ik bedoel, je ziet er een paar praten en kijken, maar dat zijn degene die niet zo subtiel zijn. Ik heb echt het gevoel dat ik het gesprek van de dag ben. Misschien hebben ze het nu op MSN wel over me. Weet ik veel. Ze zullen het me niet vertellen.’
Kelvin kneep even in mijn schouder. Ik ging tegen hem aanhangen.
‘Iedereen heeft een mening over me, maar mij wordt niets gevraagd.’
Hij knuffelde me.
‘En die vriend van jou, Gert? Die kan iedereen toch wel vertellen hoe het zit, als hij wat hoort?’
‘Hij is een hele goede vriend van mij, dat weet iedereen. Ik vraag me af of ze hem niet dezelfde behandeling geven?’
‘Denken dat hij homo is?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Niets tegen zeggen. Ze roddelen graag, maar het is niet de bedoeling dat ik dat te horen krijg, of zoiets.’
‘En Loïc?’
‘Die ergert zich kapot en maakt zich zorgen tegelijk. Ik heb nog even met hem zitten praten. Hij heeft echt mazzel gehad dat ze hem niet in hebben zien stappen in die taxi. Maar voor hetzelfde geld… We hebben ook niet zo lang gepraat. Loïc heeft met bijna niemand op school contact, dus als hij nu ineens veel met mij staat te praten… Je snap al welke conclusie er gemaakt gaat worden.’
Niet dat je die conclusie ooit te horen krijgt, natuurlijk.’
‘Nee, die krijg ik niet te horen. Vanzelfsprekend.’
Ik zuchtte, hing tegen Kelvin aan. Zijn hand wreef over mijn rug. Dit was niet gespeeld, hij probeerde me echt op mijn gemak te stellen.
‘Ik had er nooit zo over nagedacht eigenlijk, Josh. Ik stelde me voor dat het een hoop commentaar en flauwe grappen op zou leveren, misschien zelfs pesten of bedreigen. Maar dat ze ook hun mond zouden houden en achter je rug om gingen fluisteren, dat had ik niet verwacht. Is iets voor het stuk ook.’
‘Ja, inderdaad. Volgende week eens met Corné overleggen, dit moeten we in het stuk verwerken vind ik.’
Kelvin grinnikte. ‘Zie je nou wel, dat het ook zijn voordeel heeft om je te verdiepen in je rol?’
Ik moest lachen om zijn opmerking.
‘Je lacht weer. Gelukkig.’
Ik hield mijn hoofd schuin omhoog en keek even in zijn ogen. Hij glimlachte verlegen. Voor hij iets kon doen duwde ik me iets omhoog en kuste hem. Niet snel, niet te lang. Gewoon een goede kus. Ik schrok er misschien net zoveel van als hij. Hij keek me met grote ogen aan.
‘Bedankt,’ zei ik schor.
Daarna glimlachte hij met me mee.
‘Je hebt lef. Ik kan niet anders zeggen.’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik ben je echt dankbaar. Ik ben blij nu met je gesproken te hebben.’
‘Ik zei net al, het heeft zijn voordelen. We zijn weer een stap verder.’
‘Denk je?’
‘Hierna moet het makkelijker gaan.’
‘Ik kan het me niet voorstellen.’
Zijn arm hield me nog steeds vast. Ineens begon hij de zinnen die we ingestudeerd hadden op te zeggen. Ik viel in. Bij de laatste zin keken we elkaar aan en toen ging het bijna als vanzelf. We kusten elkaar. Mijn arm trok hem tegen me aan. Even hielden we onze lippen tegen elkaar. Kelvin keek me even aan en drukte toen zijn lippen weer tegen mijn mond. We zoenden, zonder tong. Maar zijn lippen wreven over die van mij. Langzaam vielen we om en lagen op mijn bed. Dit was raar, maar het voelde goed. Heel goed zelfs. Kelvin was van mij, hem had ik nodig, hem kon ik vertrouwen, bij hem kon ik mijn verhaal kwijt. En hij ging er voor zorgen dat alles goed zou komen. Dat gevoel gaf het.
Op school bleef het raar. Niemand zei wat, maar ik voelde van alles. Schuine blikken, schampere lachjes. Gert steunde me wel, maar op zijn eigen manier. Hij was voorzichtig. In de pauze zag ik Petra lopen. Ze glimlachte naar me, eventjes maar, kort. Die had nog met haar broer gepraat, dat kon ik wel zien. Het was goedbedoeld, die glimlach. Het sterkte me een beetje. Ik gaf snel een korte knipoog waardoor ze nog een keer glimlachte. Gert stond naast me.
‘Ze blijft me maar vragen stellen,’ zei hij toen ze naar binnen was gegaan.
‘Over mij?’
‘Over wie anders?’
‘Ze zal wel vreemd opgekeken hebben.’
‘Ze moet zich niet zo bemoeien met iedereen.’
‘Dat valt toch wel mee?’
‘Je moest eens weten. Maandag na school kreeg ik de kans niet om mijn jas uit te trekken of ze stond al bij me in de gang. En maar vragen stellen.’
Ik lachte.
‘Ik heb haar verboden om het er over te hebben waar onze ouders bij zijn. Gaat ze niets aan.’
‘Van mij mogen jouw ouders het weten hoor. Bovendien, er is toch niets aan de hand.’
‘Ze moet niet alles willen weten,’ sloot hij mopperend en beslist af.
Hij stond op en liep naar het schoolgebouw. Ik keek hem lachend na. Hij en zijn zus. Water en vuur. Maar volgens mij konden ze toch niet zonder elkaar. Ik keek rond en zag nog net wat schuine blikken wegdraaien. Mariska stond er ook bij. Ik zuchtte. Deden ze dat nou, of werd ik achterdochtig? Ik stond op en liep Gert achterna. Naar binnen. Ik had geen zin om alleen buiten te blijven zitten, dat gaf me een ongemakkelijk gevoel. Bovendien was de pauze toch bijna voorbij.
Binnen was het nog redelijk druk. Ik zag wat klasgenoten aan een tafeltje zitten, een paar anderen stonden er omheen. Ik zag het haar van Loïc er tussendoor. Die was weer een truc aan het uithalen. Ik liep dichterbij en zag hem nog net triomfantelijk een kaart op tafel omdraaien. Er vielen wat monden open, er werd gelachen. Loïc genoot. Hij was wat minder een buitenbeentje. Sinds zijn uitleg op het feestje werd hij meer in de groep opgenomen. Geen idee of het uit medelijden was of gewoon nieuwsgierigheid, maar ze praatten meer tegen hem. Ik liep om de tafel en keek naar hem. Hij zag me, glimlachte. Een paar mensen volgden zijn blik. Het werd stil aan tafel toen ze mij zagen. Ik wilde omdraaien maar Loïc probeerde de situatie te redden. Hij stond op, hield me tegen.
‘Trucje, kom op.’
Hij legde zijn hand op mijn schouder en nam me mee terug naar de tafel. Zijn hand gleed langs mijn rug naar beneden. Ik voelde zijn hand achter op mijn bil. Even kneep hij en gaf er een kort klopje op. Hij zette me op een stoel en knipoogde.
‘Handen op tafel.’
Hijzelf ging tegenover me zitten. Voor hem spreidde hij een stel kaarten open op tafel, in een lange rij. Hij deed ze langzaam bij elkaar, maakte er een waaier van en hield ze voor me.
‘Pak er maar eentje.’
Hij bewoog de waaier voor me heen en weer, om me te treiteren. Iedereen lachte. Hij keek spottend naar me en bewoog even snel zijn wenkbrauwen op en neer. Ik volgde zijn ogen en zag hem nadrukkelijk kijken naar een kaart die er iets bovenuit stak. Ik pakte hem. Hij glimlachte. Ik wist genoeg, ik had de goede te pakken.
‘Laat maar zien aan de rest, niet aan mij.’
Mensen keken over mijn schouder mee.
‘Doe maar terug.’
Hij hield twee stapeltjes iets boven elkaar, ik legde de kaart er weer tussen. Loïc schudde een keer en keek een keer rond. Hij legde de stapel op tafel en streek ze uit elkaar.
‘Zit ie er nog tussen?’
Ik keek, en keek voor de zekerheid nog een keer. Ik kon hem niet vinden en schudde mijn hoofd. De mensen om me heen die meegekeken hadden begonnen al verbaasde geluiden te maken.
‘Hm,’ zei Loïc alsof hij een fout had gemaakt.
Hij veegde de kaarten weer bij elkaar en stopte ze in zijn broekzak. Daarna keek hij naar mij en lachte.
‘Sta es op.’
Ik deed het.
‘Jij,’ zei hij tegen een jongen die naast me zat, ‘zijn rechter achterzak.’
‘Wat?’ Hij keek achter me.
‘Zie je dat hoekje er bovenuit steken? Volgens mij…’
Ik keek achterom. Ik voelde achter me en haalde de kaart uit mijn zak. Ik gooide hem voor me op tafel. De juiste kaart. Dezelfde als ik uit de waaier had gehaald. Er werd gelachen, vol ongeloof. Loïc pakte hem van tafel, lachte naar me en stopte hem weg bij de rest van zijn kaarten. Hij stond op terwijl de bel ging.
‘Pauze is voorbij volgens mij,’ zei hij droog.
Hij liep met me mee de gang in, de rest verbaasd achterlatend. Lachend liep hij naast me, sloeg nog even snel op mijn achterzak.
‘Eigenlijk is het heel simpel,’ lachte ik.
‘Ik weet het. Maar zij hebben het niet door.’
‘Ik voelde die kaart bijna mijn achterzak in glijden.’
Hij lachte. ‘Dat was ook de bedoeling.’
‘Jij bent zo doorzichtig…,’ grinnikte ik.
‘Ik kan geen geheimen voor je bewaren,’ zei hij spottend. ‘Raar is dat toch.’
Na de lessen liep ik vrolijk naar buiten. We waren vroeg uit. Ik had nog bijna de hele middag voor me. Loïc liep naast me naar buiten.
‘Toch snap ik het nog niet helemaal,’ zei ik.
‘Wat niet?’
‘Waar was die kaart in de stapel gebleven?’
Loïc lachte en legde zijn hand kort op mijn schouders. ‘Heb ik toch nog geheimen voor je.’
Ik lachte mee. ‘Blijkbaar.’
Bij de ingang van de fietsenstalling stonden we stil. Hij dacht na.
‘Wil je het geheim weten?’
‘Als je mij in je trucs betrekt heb ik daar recht op.’
Hij lachte weer. ‘Oké. Vooruit. Heb je tijd vanmiddag?’
‘Ik wel.’
‘Zin om naar mijn huis te komen? Laat ik je wat trucjes zien.’
‘Gaaf.’
‘Je weet waar ik woon?’
‘Bij Mariska in het dorp.’
‘In het centrum, bij de winkels. Ik woon boven de slager, kan niet missen. Aan de achterkant is de ingang naar de woningen er boven. Nummer 21.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Als ik opschiet, heb ik mijn bus nog. Ik ben thuis als jij op je fiets aan komt.’
‘Is goed, zie ik je straks.’
Loïc liep naar de bus maar draaide zich nog een keer om.
‘Bereid je voor op mijn geheim,’ zei hij mysterieus. Daarna lachte hij.
Ik liet Gert niets merken. Ik fietste een stuk met hem mee en deed alsof ik naar huis reed. Niets aan de hand. Op het punt waar we altijd uit elkaar gingen stak hij zijn hand op en met een “tot morgen” sloeg hij af. Ik trapte door. Ik was benieuwd, reed flink door en was er binnen een half uur. Ik reed langs de winkels, draaide de straat er achter in en zette mijn fiets op slot. Ik zag de deur, met een hoop bellen er naast. Nummer 21. Geen naamplaatje. Ik belde aan, niet veel later zoemde het slot van de deur. Ik duwde hem open, liep de trap op en zocht zijn huis op de galerij. Loïc stond al in de deuropening. Hij lachte. Het was een appartement en dat had ik niet verwacht.
‘Iets drinken?’ zei hij toen ik binnen was en de woonkamer in me op nam.
Ik mompelde iets en bleef rondkijken. Loïc schonk twee glazen in op het aanrecht van de open keuken en zag me kijken toen hij zich weer omdraaide.
‘Rondleiding hebben?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Is goed.’
‘Nou, dit is de woonkamer en de keuken,’ begon hij luchtig.
‘Goh, echt?’
Hij lachte, nam me mee naar een halletje. ‘Toilet, maar dat zie je vanzelf wel een keer,’ wees hij naar een deur, ‘en de badkamer.’
Hij trok een deur open en ik keek naar binnen.
‘Luxe.’
‘Mooi hè? Dat bad is echt te gek.’
Hij deed de deur weer dicht en deed een andere kamer open.
‘Slaapkamer.’
Er stond een gigantisch tweepersoons bed.
‘Mooi man.’
‘Ja,’ zei hij toen we terug in de woonkamer waren, ‘ik ben er wel bij mee.’
Ik keek nog een keer rond. Dit was het. Meer deuren waren er niet. Hij zag me kijken en glimlachte toen verlegen.
‘Ik woon hier alleen ja,’ zei hij serieus.
‘Maar…’
Loïc ging zitten. ‘Na dat ongeluk heb ik in Frankrijk een jaar in revalidatie gezeten. Dat was mijn thuis. Dat kon niet anders. Daarna ben ik pas naar hier gekomen. Mijn oom en tante zijn echt te gek hoor, maar ik wilde ze niet tot last zijn. Ze zijn al wat ouder, hadden een eigen zaak. Die hadden ze net verkocht. Ze wilden gaan reizen, genieten van hun vrije tijd. En toen kwam ik ineens bij hun in huis. Konden ze nog nergens naar toe. Ik vond dat ik dat niet kon maken.’
Ik nam nog een slok en bleef hem verbaasd aankijken.
‘Mijn ouders hadden geld. Niet super veel, maar meer dan genoeg. Ik heb toen voorgesteld om dit te kopen van dat geld. Een beetje alsof ik op kamers zou gaan.’
Hij zag mijn blik.
‘Joshua, ik ben twee jaar ouder. Dat scheelt ook.’
‘Twee jaar?’ Ik was verbaasd.
‘Ik was een jaar kwijt door dat ongeluk en ik ben hier lager begonnen. Om er weer in te komen en vanwege de taal.’
Dat klonk logisch.
‘Ze waren het er eerst niet mee eens, ze vonden dat ze voor me moesten zorgen. Doen ze nu ook hoor. Mijn tante komt hier regelmatig, helpt me met veel dingen. En ze beheren het geld en het huis en zo.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
‘En zo is iedereen tevreden,’ zei hij nonchalant, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
‘Knap van je.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Zij kunnen nu doen wat ze wilden.’
‘Maar dat had toch ook gekund als je bij hun had gewoond?’
‘Misschien wel.’
‘Maar?’
Hij zuchtte. ‘Je stelt teveel vragen.’
Ik glimlachte. ‘Ik vind het raar. Iemand van jouw leeftijd, eigen huis, voor alles zelf zorgen… Al helemaal na wat er gebeurd is.’
Hij keek strak voor zich uit. ‘Ik ben heel blij dat ze mij hebben opgevangen. Echt. Maar het zijn mijn ouders niet. Ik kon er niet aan wennen bij hun in huis te wonen, alsof het mijn ouders waren. Ik voelde me niet thuis.’
‘En hier wel?’
Hij knikte. ‘Alles wat hier staat komt uit mijn oude huis.’
Ik begon het een beetje te begrijpen. Loïc pakte een stapeltje kaarten. Er was weer even genoeg gepraat.
‘Hier,’ zei hij met een kaart tussen zijn vingers.
Ik nam de kaart aan.
‘Je hoeft hem me niet te laten zien, ik weet zo ook wel dat het ruiten zes is,’ glimlachte hij.
Daarna ging het snel. Hij deed weer hetzelfde, spreidde de kaarten uit, hield ze voor me, treiterde weer door ze heen en weer te bewegen en duwde me bijna met zijn ogen naar die ene kaart. Ik pakte hem.
‘Goh,’ zei Loïc, ‘ruiten zes. Wat een toeval.’
Ik glimlachte.
‘Kun je het nog volgen?’
‘Nog wel.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik geloof er niks van, maar we gaan verder. Stop er maar weer tussen.’
Hij schudde, spreidde de kaarten weer uit. Geen ruiten zes.
‘En die snap ik dus niet.’
‘Jammer,’ zei hij terwijl hij ze al weer bij elkaar veegde.
‘Lul.’
We lachten tegelijk.
‘Opnieuw, en nu langzaam,’ grinnikte hij. ‘Ik stopte die kaart in je broekzak. Uit een ander pak kaarten.’ Hij legde een kaart op tafel. ‘In dit geval harten drie.’ Hij pakte weer een stapeltje van het tafeltje naast de bank en spreidde ze uit op tafel. Hij wees. ‘Daar zit harten drie. Dat moet ik weten.’ Hij veegde ze weer bij elkaar en maakte er een waaier van. ‘Bij het bij elkaar rapen zet ik er al mijn nagel in. Nu laat ik je er eentje pakken.’ Hij bewoog weer heen en weer. ‘Dat moet ik doen, als ik ze alleen maar stil voor je hou dan zien ze dat ik die ene iets naar boven schuif.’
Ik knikte.
‘Pak maar en stop maar weer terug.’
‘Maar…’
‘Zie je mijn duim op het onderste stapeltje?’
‘Ja.’
Hij tilde hem op. ‘Klein stickertje. Plakt net genoeg.’
Ik grijnsde.
‘Bij elkaar doen, even knijpen, uitsmeren op tafel, laten kijken en meteen weer de broekzak in. Als je ze de tijd geeft om echt te kijken, dan kunnen ze zien dat er eentje dubbel zit.’
‘Shit.’
‘Simpel toch?”
‘Maar ik wist wat de bedoeling was.’
‘Ja, ik had je nodig. Jij hebt me al vaker bezig gezien, ook in de kroeg. Ik wist dat je me wel door zou hebben, dat we de rest voor de gek gingen houden. Maar dat weten zij niet.’
Ik lachte.
Hij keek een keer rond, door de kamer. ‘Nou ken je veel van mijn geheimen,’ glimlachte hij.
Ik knikte. ‘Zeker weten.’
Loïc stond op en haalde een fles uit de koelkast.
‘Gewoon cola hoor, er komt niet ineens water uit of zo.’
‘Zou wel gaaf zijn.’
‘Het kan wel, maar dat soort trucs kosten echt veel. Speciale flessen en zo.’
Hij liep weer terug naar de koelkast. Ik keek nog een keer rond.
‘Weet Albert dit?’ vroeg ik toen hij terug kwam.
Hij glimlachte. ‘Hij is hier geweest voor dat werkstuk.’
‘Is hij toen ook hier blijven slapen?’
Hij knikte.
‘Maar zijn ouders belden met jouw oom en tante.’
‘Zijn ouders weten niet dat hij hier is blijven slapen en niet bij mijn oom en tante. Sterker nog, die weten niet dat ik op mezelf woon.’
‘Dat heeft hij thuis dus niet verteld?’
‘Dan zouden ze het nooit goed gevonden hebben. Dat denkt hij tenminste.’
Ik nam nog een slok en keek naar hem. Hij zag wat ik dacht.
‘Hij heeft op een luchtbed hier in de kamer geslapen, Joshua.’
Ik glimlachte betrapt.
‘Ik stelde nog voor dat hij gewoon in mijn bed kon slapen, groot genoeg, maar toen werd hij ineens heel nerveus en wilde zo op de bank gaan liggen. Toen heb ik maar een luchtbedje opgeblazen.’
We keken elkaar aan en grinnikte.
‘Weet hij het van jou?’
Loïc schudde zijn hoofd. ‘Dat heb ik hem maar niet verteld. Dan had hij hier nooit meer binnen durven komen denk ik.’ Hij lachte en knipoogde. ‘Dat kon ik niet gebruiken. Dan had ik dat werkstuk alleen af moeten maken.’
© 2009 Oliver Kjelsson