Mijn vader legde zijn bestek neer en keek me indringend aan.
‘Weet je dat heel zeker?’
Ik knikte.
‘Het is een soort weglopen,’ zei hij rustig.
‘Weet ik. Maar ik wil weg daar. Dat komt niet meer goed. Die John blijft zoals hij is, ik kan die gast wel… Ik kan het niet loslaten. Ik moet de hele tijd maar aan Jordy denken daar. En voor mezelf wordt het er ook niet gezelliger op.’
‘Is een andere school hier in de buurt geen idee dan?’ vroeg mijn moeder.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik wil gewoon weer terug. Zo ver is het nou ook weer niet met de trein. Ik moet alleen wat vroeger opstaan.’
‘Het is nogal wat jongen.’
‘Het zit me daar de hele dag dwars. Alles doet me aan Jordy denken. Ik blijf daar alleen maar piekeren dat ik meer had moeten doen, dat ik die John gewoon een flinke klap voor zijn bek had moeten verkopen.’
‘Dat lost ook niets op Duco,’ zei mijn vader.
‘Weet ik ook wel. Maar nu iedereen het van mij weet ben ik ook nog eens een aparte daar. Ze snappen het echt niet. Of ze laten dat in ieder geval niet merken, om niet buiten de groep te vallen. Alles bij elkaar… Ik heb daar helemaal niets meer.’
‘Ik wil dat je er goed over nadenkt Duco. Het is vroeg op en laat thuis… Ik zou het wel erg jammer vinden als jouw resultaten er onder zouden gaan lijden.’
‘Ik kan al een hoop doen in dat uurtje in de trein.’
Hij glimlachte, pakte zijn mes en vork weer en keek me aan. ‘Je hebt hier echt al diep over nagedacht hè?’
Dat had ik. Eigenlijk al sinds het begin, maar helemaal na de opmerking afgelopen zaterdag op het terras. “Laat ze toch kapot vallen man, kom gewoon weer hier op school.” Ik heb er de hele tijd aan zitten denken in de trein terug naar huis. Huiswerk in de trein, desnoods ’s ochtends nog wat. Het kon best. Oké, het was vroeg opstaan, maar dat viel eigenlijk ook wel weer mee. Het was daar niet ver van het station. Ik had er echt zin in, terug naar mijn oude vertrouwde plek. Dan liep ik maar weg van alles, van de confrontatie. Ik wilde gewoon terug. Door met mijn leven. Rust aan mijn kop.
Mijn ouders keken me aan.
‘Je overvalt ons er wel mee,’ zei mijn moeder, ‘maar ik snap je wel.’
Mijn vader knikte.
‘Ik wil gewoon weer terug.’
‘Ik weet niet of het kan,’ zei hij. Hij keek naar mij, naar mijn moeder. ‘Morgen bellen?’
Ik bekeek ze anders de volgende ochtend. John, hij kon echt kapotvallen. Ik stond op een afstandje, ze stonden bij elkaar. Hans had weer mooie verhalen zag ik. Wat betekenden ze eigenlijk? Hij had nog niets tegen mij gezegd erover. Geen mening, geen steun, helemaal niets. Ik keek naar Abel. Hij was misschien de enige die ik zou missen. Hoewel…, missen… Ik had er weinig aan. Maar hij bleef leuk om naar te kijken, hij was ook de enige die af en toe nog iets tegen me zei. Ik hoopte maar dat ik terug kon gaan. Weg van die zooi hier. Ik slenterde naar binnen. Geen zin om er bij te gaan staan. Geen zin meer om er ook nog maar iets moeite voor te doen hier.
Rond half twaalf had mijn vader een berichtje gestuurd. “Na de vakantie of volgende week?” Ik belde hem meteen in de pauze.
‘Volgende week.’
‘Ik vraag het je nog één keer: weet je het heel zeker?’
‘Ik weet het zeker.’
Nadat we opgehangen hadden liep ik de kantine in, keek naar het groepje aan tafel. Ik glimlachte, draaide me om en ging naar buiten. Ging ik dit Daphne vertellen of ging ik haar verrassen? Kon ik dit voor me houden? Ik had haar nummer al aangeklikt.
‘Hey, Duuk! Hoe gaat het?’
‘Goed.’
‘Wat is er? Ik hoop aan je stem dat er wat is.’
‘Ik kom terug.’
‘Terug? Hoe bedoel je?’
‘Naar jullie. School.’
‘Wat?! Echt? Wanneer?’
‘Snel. Volgende week misschien al.’
‘Gaaf! Maar… Waarom ineens?’
‘Ik ben er klaar mee hier.’ Ik zuchtte en slikte. Ik draaide mijn rug van het pleintje af. ‘En ik mis jullie.’
‘Ahhh, Duukje…’ Ze lachte.
Ik snifte. ‘Ja. Ik wil gewoon weg hier.’
Ze hoorde mijn stem. ‘Dan kom je terug. Gaaf,’ zei ze serieus.
‘Ja. Heen en weer met de trein, kan best.’
‘Mag ik het de rest vertellen?’
‘Owen. Laat de rest nog maar even zitten.’
‘Is goed. Ik moet naar binnen. Dikke kus, Duuk.’
Ik glimlachte toen ze ophing. Rust in mijn kop. Binnen een paar minuten kreeg ik nog een berichtje binnen. Owen. “Gaaf man!” Het gaf me een tevreden gevoel.
Het was raar om naar huis te rijden. Nog een paar dagen. En dan was het allemaal voorbij. Hoefde ik dit stukje niet meer te fietsen. Mijn moeder was al thuis. Ik pakte haar meteen vast en liet me knuffelen.
‘Opgelucht?’
Ik knikte. ‘Echt. Ik ben echt blij dat ik terug kan.’
Ik kreeg een kus op mijn voorhoofd.
‘Die foto? Is dat Jordy?’ vroeg ze even later, toen we aan tafel zaten.
‘Ja.’
‘Hoe kom je er aan?’
‘Gevraagd. Op school.’
‘Niet vergeten?’
‘Jordy vergeet ik nooit meer,’ zei ik voor me uit.
Uitzingen, dat was het. Eigenlijk had ik geen zin meer om daar nog maar een dag te zijn, maar het was verplicht, iets met een leerplichtwet. Bij het begin van de eerste pauze stond mevrouw Schouten op me te wachten.
‘Duco, heb je even?’
‘Ja hoor,’ zei ik.
Ik kon wel raden waarom. John maakte een opmerking, twee vrienden van hem lachten. Het kon me geen zak interesseren. Ze liep naast me, nam me mee naar haar lokaal.
‘Wat hoorde ik nou?’ zei ze toen we alleen waren, in haar lokaal. ‘Ga je ons verlaten?’
Ik knikte. ‘Ja.’
‘Mag ik vragen waarom?’
‘Ik trek het hier niet meer,’ zei ik. ‘Alles blijft me herinneren aan Jordy en aan wat er gebeurd is. En hoe ze nu met me omgaan… Nu ze het van mij weten… Ik kan er niet tegenin gaan.’
‘Vertel je me wel alles?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee.’
Ze wilde wat zeggen maar ik onderbrak haar.
‘Ik heb even geen energie om er tegenin te gaan, de opmerkingen, de kutopmerkingen over homo’s. Niet na Jordy. Ik krijg het benauwd, paniek misschien wel. Ik snap het ook niet. Dat heb ik nooit zo gehad. Maar sommigen zijn zo sterk, hebben alles zo in hun greep… Iedere keer denk ik weer terug aan Jordy, hoe die was, hoe die het allemaal over zich heen heeft laten komen. Ik heb daar geen zin in. Kan het niet. Ik wil gewoon mijn eigen vertrouwde omgeving weer om me heen. Mijn eigen vrienden. Even weg van alles.’
‘Ik vind het jammer dat je gaat, echt.’
‘Ik heb even geen weerstand tegen ze.’
Ze keek me onderzoekend aan. ‘John?’
Ik dacht na, knikte toen. ‘Die vooral ja.’
Ze zuchtte.
‘En de rest laat het gewoon gebeuren,’ zei ik er meteen achteraan. ‘Hij krijgt ook alle ruimte.’
‘Als ik nou voorstel dat ik een gesprek organiseer met jou en John? Ik wil dit uitgepraat hebben.’
‘Heeft geen nut. Ik heb er ook geen zin in.’
Ze schudde haar hoofd. ‘We gaan er toch wat mee doen.’
‘Als ik weg ben,’ zei ik half verschrikt. ‘Ik wil geen gedoe meer hier.’
Ze glimlachte, keek daarna weer serieus. Ze knikte.
Ik zag of sprak niemand in de volgende pauze, vroeg me echt af wat ik er nog deed. Dit had echt geen nut. Ik zat in de pauze buiten, speelde met mijn telefoon. Die groep op WhatsApp was ook al dagen stil. Waarschijnlijk een nieuwe aangemaakt, zonder mij erbij. Ik vond het allemaal best. Ik keek rond, was moe. Ik was vooral moe. Ik keek naar de groep die verderop stond, Abel keek even terug. Ik wist niet wat hij dacht. Ik stond op en liep naar het lokaal van Schouten. Ze was er niet. Aan het einde van de gang zag ik het herinneringshoekje staan. Ik zuchtte, slenterde door de gangen. Nog een paar lessen.
‘Volgens mij kunnen we hem beter Jordy gaan noemen,’ smaalde John toen ze het lokaal in kwamen.
Ik zat er al. Ik zag Abel kijken, ik keek maar kort terug. Hans ging naast me zitten, bij gebrek aan een andere plaats waarschijnlijk. Hij zei niets, keek strak.
‘Kijk maar uit Hans, straks heb je nog een hand op je knie.’
Ik keek vluchtig naar Abel. Als er iemand was waar ik dat bij wilde doen…
‘Of Abel,’ hoorde ik. ‘Ik heb hem wel zien kijken.’
‘Godverdomme John,’ blafte ik. ‘Hou je bek.’
‘En wat anders?’
‘Dan ram ik hem dicht!’
John stond nog en ging me uitdagend aan staan kijken. Ik schatte de situatie in. Er stond nog een rij tafels tussen, voor ik bij hem was had hij zich helemaal kunnen voorbereiden. En hij was sterk, dat wist ik ook wel. Ik stond langzaam op. Dan klapte het maar.
‘Zitten allemaal,’ hoorde ik.
Gered door de leraar. Ik ging zitten, John ook. Hij keek me strak aan, vernietigend. Daar was ik nog niet mee klaar.
Na de laatste les bleef ik even hangen. Geen zin in contact, ik wilde niemand tegenkomen in de fietsenstalling of ergens anders buiten. John al helemaal niet. Ik schrok van de hand op mijn schouder. Met een ruk keek ik om. Mevrouw Schouten keek me bezorgd aan.
‘Duco, alles goed?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik wil al de hele dag naar huis.’
Ze wenkt me mee naar haar lokaal.
‘Het gaat niet goed hè?’ vroeg ze.
Ik zuchtte, wist niet wat ik moest zeggen.
‘Dan ga je. Ik regel het wel, ik meld je ziek voor de rest van de week.’
‘Mag dat?’
Ze knikte.
‘Dank u wel.’
‘Je klinkt bijna opgelucht,’ lachte ze.
‘Het is raar,’ zei ik zacht.
‘Ik snap het.’
‘Ik heb John bijna een klap voor zijn bek gegeven.’
‘Die jongen is er nog niet klaar mee.’
‘Het maakt me niet meer uit. Hij doet maar. Jammer voor de rest, maar als niemand zijn bek open doet… Ik ben blij dat ik weg kan, echt waar.’
Ze stak een hand uit. ‘Laat me nog eens weten hoe het met je gaat.’
Ik pakte hem en gaf haar een hand. ‘Doe ik.’
‘Ik vond het leuk jou te leren kennen hier. Echt.’
Ik glimlachte verlegen.
‘Ga. Neem even rust thuis voor je volgende week weer opnieuw gaat beginnen.’
‘Dank u wel. Voor alles.’
‘Graag gedaan Duco. Ik regel het verder met de rest.’
‘De rest?’ vroeg ik half verschrikt.
‘De andere leraren? Dacht je dat die zich niet af hebben gevraagd hoe het met je ging?’
‘Ja…’
Ze glimlachte weer. ‘Ik doe ze de groeten van je. Ik leg het ze wel uit.’
Het was stil op de gang. Ik pakte mijn spullen, leverde het sleuteltje van mijn kluisje in en liep daarna naar buiten. Ik pakte mijn fiets, bij de poort keek ik nog een keer om. Het voelde niet als een bevrijding, het voelde als een nederlaag. Ik slikte, knipperde met mijn ogen.
‘Het spijt me Jordy,’ mompelde ik.
Daarna draaide ik om en trapte weg.
Ik wilde naar huis. Rust. Eindelijk. Laatste keer dat ik dit stuk zou fietsen. Van school naar huis dan. Nog even over het spoor en dan was ik alweer bijna thuis. Ik zag hem staan toen ik de hoek om kwam. Hij stond stil, keek op zijn telefoon. Toen hij me zag stopte hij hem weg in zijn broekzak. Wat wilde hij nou weer? Ik remde af, het was overduidelijk dat hij op mij stond te wachten.
‘Hey,’ zei ik.
Abel keek serieus. ‘Hey.’
We reden samen door.
‘Wat doe je op school man?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je sluit je overal buiten ineens. Zo geef je John ook wel alle ruimte en zijn zin.’
‘Ik heb geen zin in die gast. Niemand die verder zijn bek open trekt als hij weer grappen zit te maken tegen me. Niemand. Laat dan ook maar zitten. Klaar mee.’
Hij schrok, ik zei het fel, verwijtend bijna.
‘En waarom zou ik er nog moeite voor doen? Ik ga toch weg.’
‘Wat?!’
‘Ik ga weg. Terug naar mijn oude school.’
‘Wanneer?’
‘Nu. Ik heb net mijn sleuteltje ingeleverd van mijn kluisje.’
‘Kut.’
‘Kut? Ben je gek, ik had er geen zin meer in.’
‘Jammer.’
Het raakte me, hij meende het.
‘Tsja,’ zei ik. ‘Maar wat had ik hier nou. Ik had hier eigenlijk niemand meer. Sorry, maar zo gezellig waren jij en Hans nou ook weer niet de laatste tijd.’
‘Sorry.’
‘Laat maar. Ik was de nieuwe, die ineens met rare dingen kwam. Indringer. En nou ga ik weer.’
Abel keek me moeilijk aan.
‘Geen verwijt Abel. Niet naar jou. Jij vraagt nu tenminste nog iets. Hans was meteen enthousiast toen ik binnen kwam en daar heb ik echt helemaal niets meer van gehoord sinds het met John uit de hand begon te lopen. Jou zag ik tenminste af en toe nog kijken, maar hij… Laat maar. Ik ben weg.’
‘Ja, Hans… John is gewoon een lul.’
‘Ik weet niet hoeveel mensen dat vinden…’
‘Veel,’ onderbrak hij me.
‘Dat wordt het eens tijd dat hij dat gaat merken.’
‘Ik ga er niet mee beginnen.’
‘Snap ik. Maar ik ook niet. Ik ben niet gek.’
Abel glimlachte. Ik was bij mijn straat.
‘Ik zie je wel weer,’ zei ik. ‘Ik ga verder niet verhuizen.’
‘Mooi,’ zei hij.
Ik stak mijn hand op en reed mijn straat in. Ik keek hem nog even na en zag dat hij hetzelfde deed. We glimlachten. Viel me niet tegen van hem.
Vrij! Ik was er van af! Ik liet me met een diepe zucht op mijn bed vallen. Ogen dicht. Ogen open. Plafond. Ik keek naar de foto van Jordy op mijn bureau. Ogen weer dicht. Ik lag op mijn rug, handen achter mijn hoofd. Jordy. Ik had het gevoel dat ik hem nu helemaal verraden had. Weggelopen van alles. Ik zag hem weer kijken onder de douche. Zijn grijns, zijn stijve. Misschien had ik hem toch nog iets gegeven de laatste paar dagen. Het gevoel dat hij niet de enige was. Maar het was niet genoeg geweest. Ik had gefaald.
Ik was toch een paar dagen vrij dus ging ik vrijdag al naar mijn nieuwe oude school om alvast wat dingen te regelen. Ik zat in de trein en glimlachte. Dit ging ik vanaf de volgende week dus iedere dag doen. Ik keek naar buiten, leunde tegen het raam, het koude glas tegen de zijkant van mijn voorhoofd. Het voelde goed maar echt vrolijk kon ik nog niet worden. Hoe lang was ik nou weggeweest? Nog geen twee maanden, en ik ging al weer terug. Ik maakte me er zorgen om. Zoals om zoveel de laatste tijd. Zouden ze me zomaar weer accepteren? Zij hadden ook niet stilgestaan. De trein was er sneller dan ik verwachtte. Ik liep het station uit, naar school. Ik had het zo uitgerekend dat ik iets voor de pauze aan zou komen. Snel wat dingen regelen en dan zou ik de rest weer zien. Ik liep de hal binnen, vertrouwd. Ik meldde me bij de conciërge.
‘Hé, Duco. Ga je vandaag alweer beginnen?’
Ik lachte. ‘Maandag.’
‘Kom even zitten. Ik heb hier wat formulieren, die kun je even invullen. Wil je wat drinken?’
‘Thee is lekker.’
Ik ging aan een tafeltje zitten, hij drukte op een knopje van de automaat.
‘Suiker?’
‘Nee.’
Ik nam een slok en vulde het laatste papier in. ‘Alstublieft.’
‘Dank je. Ik heb hier nog een boekenlijst, maar die heb je niet nodig denk ik. Of heb je die boeken allemaal al meteen weggegooid?’
‘Nee, die heb ik nog.’
‘Heb ik nog een pasje voor je. Ik heb de oude weer geactiveerd, vind je dat erg?’
‘Nee hoor,’ glimlachte ik.
‘En een sleuteltje. Niet hetzelfde kluisje, die is al weer in gebruik ondertussen.’
‘Geeft niet.’
Ik dronk mijn bekertje verder leeg.
‘Mooi,’ zei de conciërge, ‘dan hebben we het zo. Zie ik je maandag weer.’
‘Da’s goed.’
Hij dacht na, wilde nog wat zeggen, maar deed het niet. ‘Tot maandag, jongen.’
Er liepen al leerlingen door de gang, de pauze was begonnen.
‘Duuk!’
Daphne schreeuwde door de gang, ik lachte toen ze naar me toe kwam rennen en tegen me aan sprong. Ik kreeg een kus op mijn wang.
‘Je had helemaal niet gezegd dat je zou komen vandaag.’
Ik grijnsde. ‘Gisteren besloten. Ik was daar toch al weg.’
Ze knuffelde me nog een keer. Ik zag Owen staan, ik stak mijn vuist uit.
‘Hé man. Blijf je nog even?’
‘Ik ga hier nooit meer weg.’
‘Ik had het over vandaag, gek.’
‘Ik blijf nog wel even.’
‘Kom, gaan we naar buiten.’
We gingen op het muurtje zitten, aan de voorkant van de school. Er kwamen meer klasgenoten bij zitten. Ik kreeg een duw tegen mijn rug. Ik schrok er van. Achter me hoorde ik Khalid lachen.
‘Hé, Duco, kom je weer eens kijken? Heb je een vrije dag vandaag?’
Daphne en Owen keken me glimlachend aan.
‘Ik heb net wat papieren ingevuld, sleutel van kluisje, dat soort dingen.’
Khalid stond ondertussen voor me en keek me verbaasd aan. ‘Kom je terug?’
Ik glimlachte. ‘Maandag.’
‘Whaaaaa! Goed man. Gaaf!’
Ik lachte. Dit ging helemaal goed komen.
De zaterdagavond film had ik afgezegd. Mijn ouders verrasten me met een avondje uit eten. Daar had ik wel zin in. Gewoon een rustige avond, geen lol trappen met mijn vrienden. Alsof ik dan zou vieren dat Jordy… Ik wist het niet, het voelde alsof ik hem echt in de steek had gelaten. Eerst in het echt, maar nu alsof ik hem meteen zo snel mogelijk wilde vergeten. Dat wilde ik niet. Nooit. Jordy had me iets geleerd, en nog op een harde manier ook. Zou Abel er ook zo over denken? Had ik dan toch op moeten staan tegen John? Had ik hem dan toch recht in zijn gezicht verantwoordelijk moeten stellen voor de dood van Jordy? Was dan de rest van de klas wakker geworden? Ik vroeg het me echt af. Misschien dat er mensen zich nog ongemakkelijker gingen voelen, maar er zou niets veranderen. Helemaal niets.
‘Waar zit je met je gedachten?’ vroeg mijn moeder, maar ze kon het wel raden.
‘Bij alles van de afgelopen weken.’
‘Het is goed dat je een paar dagen vrij bent geweest.’
Ik knikte, keek het restaurant in. Gelukkig niemand die ik kende.
‘Ik had je eigenlijk zelf meteen ziek moeten melden.’
Ik keek haar aan en glimlachte.
‘Sorry.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik had het zelf ook niet bedacht.’
‘Het is goed zo.’
‘Nieuw begin,’ zei mijn vader. ‘Je had ook gewoon daar moeten blijven.’
‘Hm,’ zei ik kort.
‘Ik was zo enthousiast over die nieuwe baan, het huis… Ik heb helemaal niet aan jou gedacht.’
‘Hé, hou op,’ zei ik. ‘Pap, het was kut genoeg dat je ineens zonder werk zat. Dit was toch logisch? Had je dan thuis blijven zitten voor mij?’
‘Nee, maar ik vond het vanzelfsprekend dat jij hier ook opnieuw zou kunnen beginnen. Heb ik geen moment over nagedacht. Die trein kost ook wat per maand.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Je hebt wel gelijk, stukje huiswerk in de trein, jij gewoon jouw eigen school… Wat maken die kosten dan uit? En zo heel erg ver is het nou ook weer niet. Sorry.’
‘Pap, alsjeblieft. Niemand wist dat het daar zo kut zou zijn. Al helemaal niet dat ik binnen een paar weken iemand…’
Het was even stil aan tafel.
Mijn vader tilde zijn glas op. ‘Op jouw school.’
‘Jouw geluk,’ vulde mijn moeder aan.
Ik wilde wat zeggen maar ik slikte. Mijn moeder keek.
‘Op Jordy?’
Ik knikte, kon niets meer zeggen.
Godverdomme.
Ik gaapte. Oké, het was vroeg. Ik zat in de trein, maandagochtend. Het was te danken aan de gedachte dat ik weer naar mijn oude school ging dat ik wat energie had. Volgende keer iets vroeger naar bed. Ik wist dat er mensen bij mij in de klas zaten die een half uur moesten fietsen voor ze op school waren. Ik had medelijden met ze. Dan zat ik er toch wat beter bij. Het was nog niet erg druk in de trein. Dat werd wel anders bij het volgende station. Iedereen kon wel zitten, maar daar was ook alles mee gezegd. Meer jongeren ook, net als ik op weg naar school. Ik was tevreden maar ook wel een tikkeltje nerveus. Moest ik veel uitleggen aan de klas? Dat was mijn keus toch? Ik vertelde wat ik wilde vertellen. Zagen ze me nu als een soort loser, een jongen die het niet redde op een nieuwe school? Het voelde niet goed op een of andere manier. Ik knipperde met mijn ogen, ik wilde andere gedachten. Alles was beter dan John tenslotte. Zou er veel veranderd zijn?
Waar maakte ik me zorgen om? Toen Daphne eenmaal bij me stond, en Owen, en de rest… Het voelde alsof ik niet weggeweest was. Veel vragen van iedereen, maar ik hield me oppervlakkig. “Niet leuk daar”, meer hoefden ze niet te weten. Ik was vroeg, door de trein, maar dat maakte me niet uit. Voor ik het wist zat ik in het lokaal.
‘Nee, maar,’ zei de leraar, ‘wie we daar hebben. Ik dacht al dat ik je vrijdag zag. We hebben een druk programma vandaag, dus we gaan meteen beginnen. Iedereen huiswerk gemaakt natuurlijk? Lopen we even door die opgaven heen. Duco, opgave één, welk antwoord heb jij daar uitgetoverd?’
‘Eh…’
‘Niet gemaakt? Vrijdag niet gevraagd wat de opgaven voor vandaag waren? Valt me tegen van je.’
Hij zei het streng, was ik niet van hem gewend. Wat was dit nou weer? Ik zweette. Hij keek me bestraffend aan, begon toen te grijnzen.
‘Geintje Duco. Welkom terug.’ Hij stond bij me, legde zijn hand op mijn tafel. ‘Goed je weer te zien.’
Ik glimlachte, half opgelucht.
‘Owen! Jij weet het vast wel.’
Hij liep weer terug naar voren, keek me nog één keer aan en knipoogde.
In de pauze keek ik rond. Niets veranderd. Op die ene jongen na. Hij zat bij ons in de klas. Ik zat naast Daphne op een bankje.
‘Hoe heet hij eigenlijk?’
‘Wie?’
‘De nieuwe.’
‘Sem. Hij doet me echt aan die Jordy denken.’
Ik keek, zag hem naar buiten komen.
‘Neeeeeeee,’ lachte ik. ‘Oké, hij is ook klein, maar verder… Hij lijkt er zelfs niet een beetje op.’
‘Toch vind ik van wel. Hij deed me meteen aan hem denken.’
Ik keek nog een keer. ‘Je bent gek.’
Hij liep verder, keek schuchter, half weggedoken zelfs.
‘Hoi,’ zei Daphne toen hij voorbij liep.
Hij glimlachte verlegen, liep snel door zonder ons maar aan te kijken. Verderop ging hij tegen de muur zitten, niemand om hem heen. Hij zat weggedoken in zijn telefoon. Iemand lachte verderop, hij keek meteen waar het vandaan kwam, dook toen weer met zijn blik naar zijn handen.
‘Mijn god,’ zei ik. ‘Ik geloof dat ik begrijp wat je bedoelt.’
‘Zei het je. Het is eng. En we dringen niet tot hem door.’
© 2015 Oliver Kjelsson