Sem kwam aanlopen de volgende ochtend, keek toch een beetje afwachtend.
‘Hey, Sem,’ zei ik toen hij dichterbij kwam, ‘goedemorgen.’
Hij kwam naar me toe.
‘Morgen,’ zei hij timide.
Daphne glimlachte, Owen zei goedemorgen. Khalid knikte lachend.
‘Nog niet wakker Sem?’
‘Beetje,’ antwoordde hij zachtjes.
Khalid lachte.
‘Khalid,’ zei ik, ‘laat ons met rust. Niet iedereen is meteen zo wakker als jij.’
Ik keek naar Sem en knipoogde grijnzend. Hij glimlachte. Daphne sloeg haar arm om mijn nek en trok me bijna omver.
‘Wakker worden jij,’ lachte ze.
‘Sem, help!’
Hij lachte alleen maar, wist verder ook niet wat hij moest doen. Dat was duidelijk nog een stap te ver. De bel ging.
‘Eindelijk,’ zei ik opgelucht, ‘verder slapen.’
‘Ik snap daar dus echt geen reet van,’ zuchtte ik toen we de les uit kwamen.
‘Wat,’ vroeg Daphne toen we naar buiten gingen.
‘Dat van daarnet. Geen idee waar hij het over had.’
‘Dat was wiskunde,’ zei Sem droog en uitdagend.
Ik keek even verbaasd en grijnsde. ‘Joh…’
Daphne lachte.
‘Het is eigenlijk best simpel,’ zei Sem.
‘Mag jij het me nog een keer uitleggen,’ zei ik toen ik ging zitten.
Sem kwam naast me zitten.
‘Maar niet nu. Ik ben moe.’
‘Moet je op tijd gaan slapen,’ zei Daphne.
‘Niet zoveel aan die Abel denken,’ vulde Sem aan.
‘Wat?’ lachte ik.
‘Woohoo!’ schaterde Daphne.
Ze stak haar hand op en gaf Sem achter mijn rug een high five. Hij lachte, keek me uitdagend aan met pretoogjes. Van binnen gloeide ik. Eindelijk, hij kwam los. Ik lachte.
Het werd een vast ding na school. Sem reed me naar het station, bleef met me op mijn trein wachten. De volgende ochtend verbaasde hij me, hij stond me op te wachten voor het station.
‘Goedemorgen,’ lachte ik.
‘Hoi.’
‘Jij bent vroeg.’
‘Ja, ik was vroeg, ik zag je uit het station komen.’
‘Cool.’
Ik sprong achterop, hij reed meteen weg.
“Lul niet,” dacht ik, “je stond gewoon te wachten toen ik het station uit kwam.”
We kwamen samen op school aan. Opgetrokken wenkbrauw van Daphne, die weg was toen Sem en ik dichterbij waren. Ze glimlachte.
‘Goedemorgen.’
Ze zei er verder niets over.
‘Morgen,’ zeiden Sem en ik tegelijk. De bel ging, Sem liep naast me naar binnen. In het lokaal zat Daphne naast me.
‘Wat was dat daarnet?’ vroeg ze zachtjes.
‘Wat?’ reageerde ik onschuldig.
‘Jullie kwamen samen aanlopen.’
‘Sem was vroeg, ik kon meerijden.’
‘Uhu,’ zei ze veelbetekenend.
‘Ja.’
‘Charmeur,’ zei ze spottend.
Ik keek verbaasd. ‘Wat?’
Ze grinnikte. ‘Is toch duidelijk. Hij haalt je op van het station…’
‘Daf, hou op.’
‘Die jongen is homo, ik zeg het je.’
Ik schudde afkeurend mijn hoofd. Dat snapte ik zelf ook wel, dat opwachten deed hij niet voor niets. Maar ik had het hem beloofd, dat ging ik Daphne niet vertellen. Volhouden dat ze onzin zat te vertellen.
Was het wel verliefdheid? Als het dat was kon Sem het goed verborgen houden. Hij hing wel veel om me heen, maar was dat niet gewoon omdat ik hem uit zijn isolement probeerde te trekken? Ik was zonder twijfel zijn beste vriend. Toen de les begon keek hij nog een keer om. Hij glimlachte. Ik knipoogde terug met een grijns. Ik keek even snel opzij. Daphne had niets in de gaten.
‘Snap je ondertussen die wiskunde al van gister?’
Ik nam een hap van mijn brood en schudde mijn hoofd. ‘Geen moeite voor gedaan nog.’
‘Moet ik het nog uitleggen?’
Ik glimlachte. ‘Niet nu.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Na school dan?’
‘Drinken en iets te eten erbij op het station. Goed idee.’
‘Kan ook.’
Ik keek even vragend, wat bedoelde hij? ‘Cool,’ lachte ik.
‘Oké,’ antwoordde hij verlegen.
Mijn telefoon ging. Ik was verbaasd, wie ging mij nu bellen op deze tijd? Ik pakte mijn telefoon. Abel. Sem zat naast me, zag zijn naam staan.
‘Hey,’ zei ik vrolijk. ‘Waarom bel jij ineens midden op de dag?’
Ik zag Sem kijken, voelde Daphne’s nieuwsgierige blik. Ik stond op, liep een stukje bij ze vandaan.
‘John heeft een nieuw slachtoffer.’
‘Verbaast me niets.’
‘Liam.’
‘Liam?’ reageerde ik verbaasd. ‘Liam uit onze klas?’
‘Yup.’
Liam was een gewone jongen, deed geen vlieg kwaad, hoorde niet helemaal bij onze groep, maar viel ook niet buiten de klas. Geen loner, een gewone gast, door iedereen wel oké gevonden.
‘Godverdomme, dat meen je niet. Waarom?’
‘John maakte een grap, Liam schrok er van en sloeg dicht.’
‘En dan gaat John door.’
Abel zuchtte. ‘Ja.’
‘En nu?’
‘En nu heb ik ook een probleem.’
‘Jij?’
‘Ik heb gezegd dat John zijn bek moest houden.’
Ik glimlachte.
‘En toen begon hij tegen mij. En heb ik hem een klap voor zijn bek verkocht.’
Ik lachte. ‘Gaaf! Echt?’
Ik hoorde hem grinniken.
‘Wat zei de rest?’
‘Niet veel, iedereen was vooral verbaasd.’
‘Hoe voelt het?’
‘Slecht. Mijn oog begint te zwellen.’
‘Er is echt gevochten?’
‘Ja, en ik zit nu op de fiets naar huis, ik ben geschorst voor twee dagen. John ook.’
‘Jezus. Maar… Sorry dat ik het zeg, eindelijk gebeurt er iets.’
‘Ja.’
‘Wat zei Hans?’
‘Die sprong er tussen, maar toen waren er ook al snel twee leraren bij.’
‘Goed gedaan man.’
‘Ja nou.’ Dat klonk cynisch. ‘Ik heb wel twee dagen schorsing aan mijn broek hangen.’
‘Dat overleef je ook wel weer.’
‘Ey, ik ben thuis, ik ga naar binnen. Ik heb wat uit te leggen.’
‘Succes.’
‘En ijs op mijn oog.’
Ik liep ondertussen langzaam terug. ‘Doe dat. Kusje erop.’
Ik hoorde hem glimlachen, daarna hing hij op. Ik ging tevreden weer zitten.
‘Wat was dat?’ vroeg Daphne.
‘Dat was Abel.’
‘Dat had ik al door. Wat moest die ineens?’
‘Hij heeft gevochten. Met die John.’
‘Nice.’
Ik grijnsde. ‘Yup.’
Ik pakte nog een boterham en nam tevreden een hap. Sem keek me onderzoekend aan, glimlachte toen hij me zag kijken.
‘Ga je naar hem toe?’ vroeg Daphne.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Vanavond misschien even denk ik. Ik wil weten wat er nou precies gebeurd is.’
Nog een hap. Mooi dit. Eindelijk.
‘We kunnen ook in de kantine gaan zitten,’ zei ik toen Sem weer over wiskunde begon.
‘Nee,’ zei hij onhandig, ‘station is ook goed.’
‘Oké,’ antwoordde ik vrolijk, ‘mij best. Daar hebben ze ook betere dingen te eten dan hier.’
We reden door de straat, het station was in de verte al te zien.
‘Lekker weer,’ zei ik, ‘beetje fris misschien. Maar flesje drinken erbij en het gaat helemaal lukken.’
‘Ja,’ hoorde ik hem zeggen.
We stopten voor het station. Ik stapte af, stond naast hem. Hij treuzelde.
‘Moet je niet naar die jongen?’
‘Wie? Abel?’
‘Uhu.’
‘Nee. Vanavond misschien. Kom.’
Hij bleef even staan. Ik was al twee stappen van hem weg, draaide om en keek vragend.
‘We…’ Hij twijfelde. ‘We kunnen ook bij mij thuis gaan zitten,’ kwam er ineens achteraan.
Ik glimlachte. ‘Ook goed.’
Hij leefde op. ‘Oké.’
Ik liep naar hem toe, sprong achterop en zette een paar stappen mee tot hij op snelheid was. We gingen een eindje verder over het spoor, reden aan de andere kant weer terug, door een oud gedeelte van de stad. Grote oude huizen, de meeste vrijstaand. Niet veel later reed hij over de stoep en draaide bij een huis het pad op.
‘Nice,’ zei ik toen ik afstapte.
Hij keek verlegen. Nergens voor nodig, hij woonde in een mooi huis. Ook van binnen. Hij gooide zijn jas over een kruk van de keuken, zette zijn tas neer.
‘Ik heb honger,’ zei hij, ‘lust je ook iets?’
Ik haalde lachend mijn schouders op. ‘Mwoh…’
Hij grijnsde, trok een kastje open, pakte twee kommen.
‘Soepje?’
‘Lekker.’
Een andere kast ging open. ‘Welke smaak?’
‘Maakt me niet uit. Wat heb je?’
‘Groenten, kip, tomaat, …’
‘Tomaat.’
Hij pakte twee zakjes, draaide de kraan open en liet kokend water in de twee kommen lopen. Hij schudde de twee zakjes leeg, pakte een garde en roerde. Ik keek naar hem, zijn rug, hoe hij voor het aanrecht stond, bezig was. Zelfverzekerd, thuis, in zijn element. Hij mikte de garde in de gootsteen, pakte een zakje dat hij tussen zijn tanden klemde en draaide om met de twee kommen in zijn handen. Hij knikte naar de grote tafel. Ik pakte een stoel, hij ging tegenover me zitten. Hij trok het zakje open en liet een flinke berg knapperbolletjes in zijn soep glijden. Hij grijnsde.
‘Veel, anders is het niet lekker.’
Ik lachte. ‘Heb je ook een lepel?’
‘Ow, ja,’ grijnsde hij.
Hij stond weer op, deed meteen zijn schoenen uit in de open keuken en kwam weer terug met twee lepels. Ik roerde, nam een hap.
‘Smakelijk.’
‘Jij ook,’ antwoordde ik en kreunde tevreden. ‘Dit is nog beter dan op het station.’
Sem glimlachte naar me, kijkend over de lepel voor zijn mond.
Ik keek rond. ‘Mooi huis.’
‘Paar jaar geleden helemaal verbouwd.’
‘Mooi.’
Hij knikte. ‘Uhu.’
Ik blies in mijn lepel, nam nog een hap. We zaten zwijgend te eten.
‘Boven gaan zitten?’ vroeg hij toen we het op hadden.
‘Goed.’
Ik wilde zijn kamer wel eens zien. Hij nam wat te drinken mee, ging voor me de grote brede trap op. Ik volgde, liep achter hem aan een grote kamer in. Hij draaide zich om, keek weer een beetje ongemakkelijk. Dit was zijn privédomein, waar hij me binnen liet. Rustige kamer, opvallend beter opgeruimd dan die van mij. Ik knikte en glimlachte.
‘Ja, mooi huis,’ lachte ik.
‘Ga zitten,’ zei hij.
Hij schoof een stoel bij aan een grote tafel. Ik pakte mijn tas, trok er een schrijfblok uit. Hij pakte zijn boek. Hij zat vlak naast me, legde uit, raakte af en toe mijn arm aan, mijn been met zijn knie. Ik luisterde, stelde domme vragen, we lachten, praatten. Over niets. Over Owen, over Daphne, over Khalid. Over de school.
‘Wat ga je doen bij Abel vanavond?’ vroeg hij ineens.
‘Ik wil weten wat er gebeurd is,’ zei ik.
‘Hij had gevochten toch?’
Ik knikte. ‘Met de grootste lul die er daar rondloopt.’
Sem knikte.
‘Hij heeft ooit een jongen zo gruwelijk lopen pesten, en niemand deed wat. Vandaag had hij weer iemand anders te pakken en toen heeft Abel ingegrepen.’
‘Gaaf.’
‘Ja.’
‘Heeft die jongen jou ook…?’
Ik knikte. ‘Hij had ontdekt dat ik homo was. Maar dat was allemaal nog niet zo erg.’
‘Niet?’
‘Daarvoor… Er was een jongen, die moest hij altijd hebben.’
Ik zweeg. Wilde ik hem dit vertellen? Sem keek vragend.
‘Nou ja. Die jongen werd zo gepest…’ Ik slikte. ‘Die heeft er een eind aan gemaakt. Voor de trein.’
Sem reageerde onthutst. ‘Nee.’
‘Jawel. Zomaar ineens was hij er niet meer.’
Sem was stil, keek voor zich uit, strak. Bleek.
‘Sem? Sorry, gaat het?’
‘Jawel…’
‘Ik had je dit niet moeten vertellen.’
‘Nee, het is oké.’
We keken elkaar aan, hij ademde traag.
‘Heb jij daar ooit wel eens aan gedacht?’ vroeg hij.
‘Nee. Jij wel?’
Hij schokte met zijn armen. ‘Soms. Heel even. Maar toen heb ik thuis alles verteld.’
‘Gelukkig.’
‘Ja, ik wilde daar weg. Dat was de enige oplossing nog.’
‘Jij hebt tenminste nog gepraat. Hij niet. Tegen niemand.’
Sem schudde zijn hoofd.
‘Ik ben blij dat jij dat wel gedaan hebt.’
‘Ik ook.’ Hij glimlachte. ‘Ik heb jullie nu.’
Ik grijnsde. Hij keek even naar de tafel.
‘Snap je het nu?’
‘Ik snap het,’ zei ik, ‘als je maar nooit meer zo gaat denken.’
‘Nee,’ zei hij. ‘Maar ik had het over wiskunde.’
Ik keek hem aan en lachte. ‘Ook dat. Bedankt.’
‘Mooi,’ zei hij.
Ik keek naar de rechterhoek van zijn computerscherm.
‘Hoe lang is het lopen naar het station?’
‘Vijf minuten, hooguit. Dan sta je echt op het perron. Moet je gaan?’
‘Zometeen. Ben ik nog een beetje op tijd thuis.’
‘Oké,’ zei hij, licht teleurgesteld.
Ik hoorde een deur beneden. Ik stond op, pakte mijn spullen in mijn tas. Sem pakte de glazen en liep achter me aan de trap af. Mijn jas hing nog op de stoel in de kamer. Daar kwam ik zijn moeder tegen.
‘Hallo,’ zei ze vrolijk en gaf me een hand.
‘Hallo. Duco.’
Sem keek verlegen, je moeder voorstellen is nou niet meteen het coolste wat je kunt doen.
‘Dus jij bent Duco. Welkom.’
Ik glimlachte, pakte mijn jas.
‘Ik ga mijn trein halen,’ verontschuldigde ik me.
‘Nou kort maar krachtig. Je moet nog een stuk?’
‘Half uurtje met de trein ongeveer.’
‘Toe maar.’
‘Ik ben verhuisd pas geleden, vandaar.’
‘Je kunt blijven eten als je wil.’
Ik zag Sem kijken.
‘Dank u,’ zei ik, ‘maar ze wachten op me.’
Ze lachte. ‘Snap ik.’
‘Tot ziens,’ zei ik toen ik de kamer uit wilde.
‘Tot ziens Duco.’
In de gang grijnsden we naar elkaar.
‘Mijn moeder.’
‘Joh. Echt?’
Hij grinnikte. Ik stootte mijn vuist tegen zijn schouder.
‘Bedankt Sem. Zie je morgen.’
Hij zette twee stappen naar buiten op zijn sokken, zodat hij me het pad af kon zien lopen. Hij zwaaide, keek me na met zijn handen in zijn zakken.
‘Jezus,’ lachte ik, ‘dat wordt een mooi oog zo.’
Abel liet me binnen. ‘Dank je.’
Hij wees naar de trap. ‘We zitten boven.’
In de deur van zijn kamer bleef ik staan. Hans. Had ik daar zin in?
‘Hey,’ zei ik.
‘Hey.’
‘Hoe is het?’ vroeg ik maar aan Abel.
‘Gaat wel. Mijn oog trekt als hell, maar verder gaat het wel. Twee dagen thuis, flinke schrijfopdracht meegekregen. Mijn ouders vinden het allemaal wel oké geloof ik, nadat ik verteld had wat er gebeurd was.’
‘Mooi.’
‘Ja.’
‘Maar die schrijfopdracht,’ zei Hans, ‘dat slaat toch nergens op?’
Abel haalde zijn schouders op. ‘Ze willen niet dat ik twee dagen ga zitten gamen thuis denk ik.’
‘Opstel schrijven is gay,’ mokte Hans.
Ik lachte.
‘Ik ga het over Jordy hebben. Over jou.’
‘Over mij?’
‘Ik moet een opstel schrijven over nutteloos geweld. Nou, dat kunnen ze krijgen.’
Ik grijnsde. ‘En verder?’
‘Weet ik veel. Moet je Hans vragen. Ik was vrij snel weg.’
Ik keek naar Hans.
‘Iedereen vond het wel cool dat John eens een klap voor zijn bek heeft gekregen.’
‘En terecht,’ zei ik.
‘Ja, misschien wel.’
‘Misschien?’ vroeg ik fel.
Abel keek afwachtend.
‘Nou ja, het was wel terecht. Hij is ook gewoon gek.’
‘Vertel mij wat,’ zei ik. Ik keek naar Abel. ‘Hoe zal hij reageren als je hem weer tegen komt over twee dagen?’
‘Geen idee.’
Ik keek naar Hans. ‘Gaan jullie bij hem aan tafel zitten, of bij Abel?’
‘John zoekt het maar uit. Hij is nu echt te ver gegaan.’
Ik liet het maar zo. Beter laat dan nooit.
Ik liet Hans gaan. Wachtte tot hij weg was, voordat ik zelf ging. Ik wilde Abel nog even alleen. Ik keek hem na toen hij wegreed, bleef bij de deur staan.
‘Poot stijf houden nu,’ zei ik tegen Abel.
‘Zeker.’
Ik grijnsde. ‘Ik ben trots op je.’
‘Beter laat dan nooit.’
Ik lachte, keek hem aan. Voor hij het wist gaf ik hem een kus, vlak naast zijn oog. ‘Beterschap,’ zei ik.
Mijn lippen tintelden. Dat nam hij me niet meer af.
‘Dank je,’ zei hij. ‘Komt wel goed.’
Het vlamde toch weer door me heen. Ik wilde van alles, wist me geen houding te geven. Hij merkte het.
‘Duco… Vergeet het. Zoek een vriend.’
Au. Ik glimlachte geforceerd, stak mijn hand op en liep naar huis. Het kwam nu wel heel duidelijk binnen. Beter laat dan nooit. Hij had ook gewoon gelijk.
Sem was niet op het station. Ik zag hem op school aankomen, neutraal gezicht. Hij kwam wel meteen bij ons staan, daar was hij ondertussen aan gewend. Ik gaapte. Ik had nog lang wakker gelegen. Stiekem wilde ik wel weer eens op mijn vorige school gaan kijken. Gewoon om te zien hoe het daar nu verder ging, wat de sfeer was. Ik had John graag die klap gegeven, in plaats van Abel. Geen idee of dat net zo’n indruk had gemaakt. Abel was toch uit een onverwachte hoek opgestaan. Als ik had geslagen dan was het wel duidelijk geweest, maar John had Abel niets misdaan. Ik was trots op hem. Hij had ingegrepen, eindelijk. Abel was cool. En mooi. En hetero. Vannacht in bed trouwens niet. Ik had hem weer vlak naast me gezien, onder de douche zien staan, met en zonder blauw oog. Zijn wang tegen mijn lippen. En nog veel meer. Was die jongen echt helemaal hetero? Hij was duidelijk geweest, al een paar keer. Ik moest hem uit mijn kop zetten. Maar nog even een nachtje niet. Fantaseren kon geen kwaad toch?
‘Ben je nog bij die Abel geweest?’
Ik schrok op uit mijn gedachten en keek Sem aan.
‘Ja, even.’
‘En?’
‘Wilde seks?’ onderbrak Daphne.
Owen lachte.
‘Nee,’ zei ik iets harder dan de bedoeling was. ‘Hij is voor twee dagen geschorst, moet een opstel schrijven over zinloos geweld.’
Daphne lachte. ‘Zo zinloos vond ik het niet.’
‘Hij gaat het opstel schrijven over Jordy, en over mij.’
Ze keek verbaasd, lachte. ‘Gaaf.’
‘Ja, vind ik ook wel.’
Sem glimlachte.
‘Geeft ie toch wel om je,’ zei Daphne.
‘Daf, schei uit. Doet ie ook wel, maar niet op die manier.’
Sem glimlachte. Nog breder dan daarnet.
Ik ging hem langzaam anders bekijken. Sem was niet meer die stille teruggetrokken jongen. Hij ontdooide, kwam los. Hij was er overheen, leek het wel. Daphne zag het ook.
‘Hij begint steeds meer op jou te lijken, mag ik dat zeggen?’
Ik grijnsde. ‘Dat mag.’
Ik dacht aan onze momentjes na school, op het perron, iedere middag.
‘Wat denk je?’ vroeg Daphne.
‘Niets. Sem. Hoe hij veranderd is.’
Ze grinnikte.
‘Dat lachje van jou…’
Nu lachte ze echt.
‘Hou op. Wat is er?’
‘Vind je hem leuk?’
‘Ik vind het een gezellige gast, ja. Hou op.’
‘Verder niets? Zit Abel nog in de weg in je hoofd?’
‘Nee, daar ben ik wel overheen. Klaar.’
‘Jammer?’
‘Achteraf gezien? Nee.’
‘Mooie kop is niet genoeg?’
‘Inderdaad.’
‘Zelfs een mooie piemel niet?’
Ik lachte. ‘Nee. Zelfs dat niet.’
Ik liep met Sem het station in toen ik Justin zag lopen. Hij stak zijn hand op, kwam meteen naar ons toe.
‘Hé, Duco. Hoe is het?’
‘Goed.’
Hij glimlachte. ‘Ik ben eens wat gaan vissen,’ zei hij toen serieus. ‘Niemand in de familie weet van die brief.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Raar.’
‘Misschien. Zo raar is het niet eigenlijk. Het is ook wel iets heel persoonlijks.’
‘Misschien.’
‘Maar niemand komt het dus ooit te weten bij ons.’
‘Heb jij nog wat verteld?’
Hij zuchtte. ‘Ik heb lang nagedacht. Nee. Het was zijn geheim, mag ik dat zomaar verraden?’
‘Zijn ouders komen er zo wel gewoon mee weg.’
Justin grijnsde. ‘Niet helemaal. Iedereen snapt wel dat ze het hem niet echt makkelijk hebben gemaakt thuis. Dat laten ze ook wel voelen. Ik heb ze weer even gezien, maar binnen de familie zijn ze bijna nederig. Heel raar, maar ik kan er wel om lachen. Dat helpt wel, het heeft geen nut om zijn geheim alsnog te verraden. Voelt niet goed.’
Ik glimlachte. ‘Misschien.’
‘Jij nog nieuws?’
‘Die John is voor zijn bek geslagen. Hij had een nieuw slachtoffer.’
Justin lachte. ‘Gaaf!’
Ik lachte vrolijk mee, keek even opzij naar Sem. Die glimlachte alleen maar, maar volgde het gesprek met grote interesse.
‘Ey, ik moet weer verder,’ zei ik.
Justin knikte. ‘Ik ook. Hou je haaks.’
Hij gaf me een hand, we liepen verder het perron op.
‘Dat was een neef van die jongen die eh…’
Sem knikte.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Raar allemaal.’
‘Ja. Ik ben blij met mijn ouders,’ zei hij serieus. ‘En met jullie.’
Ik lachte verlegen, nerveus. ‘Je bent veranderd,’ zei ik toen maar.
‘Jij ook.’
‘Ik?’
‘Ja, jij.’
‘Hoezo?’
‘Toen ik je de eerste keer zag wist ik meteen dat je niet zomaar terug kwam. Gespeeld vrolijk, ook tegen mij.’
‘Misschien.’
Hij glimlachte spottend. Ik zag het.
‘Oké, je hebt wel gelijk.’
Die blik van hem, de manier waarop hij keek. Alsof ik nu pas ineens zag hoe mooi hij was. In alles.
Het ging de rest opvallen, Sem en ik waren dikke maatjes. Iedereen vond het prima, Sem hoorde er gewoon bij. We reden samen bij school weg, we kwamen samen aan. Ik liep nooit meer, Sem stond altijd te wachten ‘s ochtends. Ik werd er vrolijk van. Sem ook. Hij had grappen, hij had humor. In de pauze ging hij nog even wat te drinken halen. Ik keek hem na. Staarde hem na.
‘Duuk?’ hoorde ik naast me.
‘Hm?’ vroeg ik verstoord terwijl ik Daphne aankeek.
‘Je kijkt verliefd.’
Ik zuchtte.
‘Je maakt mij niet wijs dat je niets voor hem voelt. Zeker de laatste paar dagen niet.’
Ik glimlachte betrapt.
‘Heb ik gelijk?’
Onmogelijk om dat verborgen te houden voor haar. Ik knikte maar.
‘Ik wist het wel,’ zei ze triomfantelijk. ‘Heb je het hem verteld?’
‘Nee,’ antwoordde ik stellig.
‘Waarom niet? Hij weet dat je homo bent.’
‘Daf, ik heb net een beetje vertrouwen van die jongen. Dat ga ik niet op het spel zetten. Geen idee hoe hij zou reageren.’
Ik keek voor me uit. Ik wist het echt niet.
‘Beetje vissen dan maar? Zal ik…?’
‘Nee! Je laat het.’
‘Probeer er achter te komen of hij misschien toch homo is? Als er iemand is die hij vertrouwt…’
Dit werd onhandig. Ik wist meer dan zij, maar dat kon ik niet zeggen.
‘Ja,’ zei ik maar.
© 2016 Oliver Kjelsson