Voorbeeld (deel 1)

Ik veegde de witte klodders uit zijn mondhoeken. Het was zelfs op zijn wang terecht gekomen. Hij glimlachte naar me zoals alleen hij dat kon, en alleen tegen mij.
‘Lief,’ zei hij mompelend.
Ik glimlachte een keer en gaf hem een kus. Zijn hand graaide naar mijn hoofd, hij trok me met mijn nek dichter tegen hem aan. Ik kreeg een kus, en wat voor eentje. Mijn wang was behoorlijk nat.
‘Gekkie,’ grinnikte ik.
Ik hield van hem. Altijd gedaan. En hij van mij. Ik was de enige die hem begreep, leek het wel. De enige die echt tot hem door kon dringen. Dat bleek nu wel weer.
‘Wil je meer?’ vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee.’
‘Vond je het lekker?’
Hij knikte met een lach.

Niet veel mensen om me heen wisten van zijn bestaan. Op school al zeker niet. Ik zag de grappen al komen. Ik had geen zin om het mikpunt te zijn. Ik was best populair, en dat wilde ik zo houden. Iedere pauze hetzelfde groepje bij elkaar. Raar eigenlijk hoe dat ging. Kleding speelde een belangrijke rol. Bij ons aan tafel zaten alleen maar jongens met ongeveer dezelfde merkkleding. Ik dacht er zelf nog niet eens zo over na. Dat ging van vroeger uit al zo. Nu kocht ik ze zelf met kleedgeld, maar vroeger waren dat ook al de winkels waar mijn moeder me mee naar toe nam. Ongemerkt ging ik om met jongens die er hetzelfde bij liepen als ik. En zij met mij. Als ik er verder over nadacht was het eigenlijk nog niet zo gek. Als je voor het eerst nieuw op een school binnenkomt kijk je toch rond, kijk je toch wat voor mensen er zijn. Iedereen is onzeker, dus je zoekt naar dingen die vertrouwd zijn. En dat waren ze meteen, toen. Ik kende iedereen nu een aantal jaren, maar de groepjes bleven. Zo was het en zo hoorde het. Vertrouwd, geen problemen.

Buiten zat altijd een groepje alternatieven, sommigen met lang haar, skatersbroeken, T-shirts met de meest raarste bandnamen waar ik vaak nog niet eens van gehoord had. Lange jassen. We hadden er weinig contact mee. Niet ons wereldje. Soms gingen er de raarste verhalen over de ronde. Eén van die jongens zou problemen thuis hebben, vaak bij anderen slapen. Ik hoorde zelfs een keer dat hij af en toe op straat sliep. Ik geloofde er maar de helft van. Ik kende hem wel, hij zat bij mij in de klas. We zeiden nooit wat tegen elkaar, hij keek altijd een beetje vijandig. Maar op straat slapen? Ik kon het me niet voorstellen. Afgetrapte kleren had hij wel, maar niet vies. Mensen zeiden zoveel. Ook over ons waarschijnlijk. Soms werd er gekeken, soms stiekem gelachen. Normaal lieten we elkaar met rust. Waarom ook niet? Ieder zijn eigen wereld. Zij wilden niets met onze wereld te maken hebben, wij niet met die van hun. Rare manier van denken hadden ze.

Maar dat was school, en nu was ik hier. Ik moest wel gaan, ik moest op tijd thuis zijn. Ik gaf hem een kus op zijn wang.
‘Tot morgen,’ zei ik.
Hij glimlachte, hield me even stevig vast en gaf me een kus terug. Daarna moest ik echt gaan. Ik was al laat. Ik draaide me om, bij de deur keek ik nog een keer om. Hij zwaaide. Ik kuste door de lucht en ging toen naar buiten. Ik hield van hem. Veel mensen zouden dat misschien niet begrijpen, maar ik had een band met hem. Hij was lief, al kon hij ook flink eigenwijs zijn. Mij maakte het niet uit.

‘Hoi, wat ben je laat?’
‘Ja, het liep wat uit.’
‘Ga maar gauw zitten. Hoe was het op school?’
‘Goed hoor. Waar is papa?’
‘Die komt wat later, hij moest nog wat doen op de zaak.’
Ik schudde mijn hoofd. Hij wel.
‘Hij heeft het druk, dat weet je toch?’
‘Ik moet altijd wel op tijd zijn, omdat het gezellig is om met elkaar aan tafel te zitten. Hij is er de helft van de tijd niet.’
‘Je weet dat het druk is. En er moet hier toch iemand het geld verdienen.’
‘Niet dat het me wat uit maakt…’
‘Ik wil niet horen dat je dat zegt,’ zei mijn moeder streng.
‘Het is toch gewoon zo?’
‘Klaar. Einde discussie. Eet smakelijk.’
De toon was weer gezet. Ik vertelde ook verder niets. Als zij niets vroeg… Waarom zou ik dan alles vertellen? Ik had een leuke middag gehad. Ik kauwde me door mijn eten heen. Ze had ook wel gelijk. Mijn vader werkte hard, het was ook niet zomaar een baan van 8 tot 5. Ik had ook wel respect voor wat hij allemaal deed. Hoge functie, belangrijke beslissingen. We woonden niet voor niets in een groot huis. Ik wou alleen dat hij thuis met ons wat minder zakelijk omging af en toe. Dat had ik hem ook wel eens gezegd: “het is hier geen bedrijf”. Hij had gereageerd met te zeggen dat ik gelijk had. Het leverde niets op, het kostte alleen maar geld. Daarna hadden we samen gelachen. Zo slecht was hij niet, dat wist ik ook wel, hij was zelfs trots op me. Op wie ik was, op mijn resultaten op school. Maar als ik dan bij Ruben was geweest, en hij was er dan ook weer eens niet bij het eten dan had ik een hekel aan hem, aan de hele situatie.

We zaten buiten, op een bankje. Daar zaten we zo vaak. Vrienden van mij. Het was een parkje aan de rand van onze wijk. Je kon het eigenlijk geen parkje noemen. Gras, wat bomen en een bankje. Sommigen rookten, iedereen had wel een blikje of een flesje bij. Diederik was er ook. Natuurlijk, die was er altijd bij. Mooie jongen. Tijd verliefd op geweest, maar dat was afgezwakt. Hij had al een half jaar verkering met Yvette. Ze hing tegen hem aan, ze zoenden. Ik kon er nog steeds jaloers op worden. Vooral om hoe ze dat deden. Af en toe leek het op seks met kleren aan. Zij deed gewoon waar ik lange tijd alleen maar over kon dromen. Ik was er wel over heen. Ik zag Jorick kijken. Hij glimlachte. Jorick wist alles van mij. Nooit verliefd op geweest en dat maakte het wel een stuk makkelijker. Maar hij wist het wel van mij. Geraden, ik was er zelf niet over begonnen. Hij vond het wel oké. Mijn vader kwam voorbij gereden. Automatisch keek ik op mijn telefoon. Iets na acht uur, dat viel me nog mee. Hij stak even kort zijn hand op, ik zwaaide terug. Hier ging ik nog wat over horen, zoals altijd. Jorick keek me weer aan. Die kende de discussies. Hij had ze thuis ook. We grijnsden. Ik nam een slok uit mijn flesje cola. Het ging goed met Diederik en Yvette. Ik zag het aan zijn broek.
‘Kan het wat minder,’ zei ik lachend, ‘neuken doe je thuis maar.’
Diederik keek en lachte. Yvette sloeg haar been over zijn schoot heen. Ze kuste zijn wang en griste toen het blikje uit zijn handen. Ik schudde afkeurend mijn hoofd. Afkeurend? Ik was gewoon jaloers, toch nog. Maar dat hoefden zij niet te weten.

‘Je was vanmiddag niet thuis,’ zei Jorick toen we alleen naar huis liepen.
‘Ik was bij Ruben.’
‘Hoe gaat het daarmee?’
‘Hij vindt me nog steeds lief,’ glimlachte ik.
Hij lachte. ‘Dat is mooi. Houden zo.’
‘Dat gaan we ook zeker doen,’ zei ik beslist.
‘Ik wou dat het weekend was.’
‘Wie niet?’
‘Ik denk niemand.’
‘Mensen die in het weekend moeten werken,’ lachte ik.
‘Oké, die niet. Maar verder?’
‘Morgen weer een kort dagje school.’
‘Mazzelpik. Ik heb een rooster tot vier uur.’
Hij bleef staan bij het pad naar zijn huis.
‘Ik tot twee uur. Ik ga daarna nog even naar Ruben.’
‘Tijd zat,’ glimlachte hij.
‘Fijne avond nog,’ zei ik een paar stappen bij hem vandaan.
‘Ja, dank je. Doe hem de groeten morgen.’
Ik lachte. ‘Zal ik doen.’
Hij kende Ruben alleen van de verhalen die ik vertelde. Hij had hem nog nooit gezien. Misschien moest ik hem maar eens meenemen, eens een keer afspreken. Aan de andere kant: wat schoot ik er mee op? Ik zag Ruben al zo weinig en kort af en toe. Deze week was echt een uitzondering. Geen idee of Ruben het leuk zou vinden als ik een vriend uit zou nodigen. Ik slenterde terug naar huis Mijn vader kwam net zijn kantoor uit en liep met me mee de huiskamer in.
‘Flinke groepje vanavond,’ zei hij langs zijn neus weg.
‘Ja, lekker weer. Het is nog laat warm buiten.’
‘Ik blijf het een raar gezicht vinden.’
Van binnen zuchtte ik. Daar gingen we weer.
‘Het is net zo’n groepje hangjongeren.’
‘We staan en zitten gewoon, pap.’
‘Je weet best wat ik bedoel. Het lijkt zo net alsof we een groep probleemjongeren hebben.’
‘We maken geen problemen en dat weet jij ook.’
‘Dan nog. Het ziet er niet uit. Mensen die onze wijk binnenkomen hebben meteen een verkeerd beeld.’
‘We maken toch geen rotzooi?’
‘Dat moest er nog eens bijkomen.’
‘Het is lekker weer. Wat wil je dan? Dat ik de hele avond achter de computer ga zitten?’
Hij keek me half bestraffend aan. ‘Je snapt best wat ik bedoel.’
‘Jij ook. Eerst zaten we achteraan, bij de rand van het weiland. Niemand die ons zag.’
‘Mevrouw Van Helden had flesjes in haar tuin liggen.’
‘Flesje. Eentje. Daar waren we mee aan het voetballen en die vloog per ongeluk haar tuin in. We wilden het nog opruimen maar toen stond ze al te zeuren en te tieren.’
De toon werd grimmiger en dat merkten we allebei.
‘Ik weet ook wel dat er niets aan de hand is, jullie maken ook geen rommel,’ zei hij een stukje rustiger en begripvol. ‘Maar mensen krijgen zo’n raar beeld van onze buurt.’
‘Als je een betere plek weet.’
‘Nee, die weet ik ook niet.’
‘Daarom. Speeltuintje is voor de kinderen, mevrouw van Helden wil ons niet naast haar tuin…’
Mijn vader glimlachte. Met een hand op mijn schouder maakte hij een eind aan onze discussie. Ik wilde nog wat zeggen maar hield mijn mond. Dat had geen nut. Ik wist wanneer ik op moest houden. Het werd nu nog gedoogd. Niet gaan uitdagen nu.

Er was niet veel op tv, ik liet mijn ouders achter in de bank en ging naar mijn kamer. Ik deed de schuifpui open en snoof de lucht van de tuin naar binnen. Mijn computer zoemde. Opstarten. Even kijken of er nog wat te beleven viel. Ik klikte meteen door of ik nog berichten had. Mijn ouders moesten eens weten. Ik had een berichtje van een jongen die me beter wilde leren kennen. Meteen een voorstel om eens ergens af te spreken. Dat liet ik maar even zo. Daar had ik geen zin in. Hij zag er wel goed uit. Eerst maar eens een berichtje terug typen. Kom op zeg. Ik ga niet afspreken met zo maar iemand. Ik kijk wel uit. Waarom zou ik ook. Als mijn ouders zouden zien waar ik allemaal kwam op internet dan kregen ze meteen een hartverzakking. Ik wiste ook altijd alles. Het zou me niet verbazen als mijn vader af en toe nakeek wat ik allemaal deed. Hoewel, wanneer zou hij dat moeten doen? Hoe dan ook, ik wist wat zijn beeld over homo’s was en goed was die niet. Ik had het er wel eens met Jorick over gehad en die vond het maar raar. Makkelijk gezegd, zijn ouders waren een stuk relaxter. Hij kon zich niet voorstellen dat mijn ouders het niet zouden accepteren. Ik ging de gok maar niet wagen. Ik hield mijn mond wel. Ze hoefden nog even niet te weten wat hun zoon allemaal uitspookte.

En zo ging het week in, week uit. Eigenlijk weinig problemen. Het ging goed op school, ik had een leuke groep vrienden en had alles wat ik nodig had. Op dat ene ding na dan.
‘Weekend,’ zuchtte Jorick tevreden terwijl hij zijn armen strekte.
We zaten achter in zijn tuin, twee ligstoelen, tafeltje ertussen.
‘Heerlijk,’ zei ik.
‘Het is warm,’ zei hij.
Hij ging rechtop zitten en keek voor zich uit.
‘Ja,’ zei hij na een minuut, ‘afkoelen.’
Zonder verder iets te zeggen stond hij op, zette drie stappen en sprong het zwembad in. Ik lachte om zijn overdreven tevreden zucht toen hij weer boven water kwam. Hij dreef op zijn rug, maakte een paar slagen. Hij keek naar me, lachte en zwom naar de kant.
‘Kom op man.’
‘Ik zit hier lekker,’ antwoordde ik met mijn ogen dicht.
‘Dit is veel koeler. Wacht, daar weet ik wel wat op.’
Hij hees zich uit het water en trok de twee opblaasbare stoelen naar de kant van het water.
‘Kom, gaan we hier in zitten.’
Geen slecht idee. Ik stond op, schopte met hem de twee stoelen het water in en dook er achteraan. Het was altijd even een gedoe om in die drijvende stoelen te komen maar als je zat was het heerlijk.
‘We zijn de glazen vergeten.’
‘Maakt niet uit.’
‘Halen. Jij.’
Ik lachte. ‘Waarom ik?’
‘Ik ben lui vandaag.’
Lachend liet ik me weer in het water zakken. Ik zwom naar de kant, zette de twee glazen op de rand van het zwembad, dook terug het water in en trok de stoel naar me toe. Dat was de enige manier. Zitten, peddelen naar de kant en dan het glas pakken. Jorick bleef liggen. Ik waadde naar hem toe, het water tot aan mijn borst.
Hij deed één oog open en tuurde naar me. ‘Waag het eens.’
Ik grinnikte.
‘Zak. Echt niet.’
Zijn voeten trappelden en schopten water naar me toe. Hij kon het toch niet winnen. Ik griste naar één van zijn enkels en toen was het snel gebeurd. Lachend ging hij ten onder. Samen liepen we met onze armen boven het water terug naar de kant, daar hees hij zichzelf terug in zijn stoel. Ik deed hetzelfde. Ik kon nog net de rand van het zwembad vastpakken, Jorick was verder weggedreven.
‘Pak mijn glas ook even.’
Ik zette de mijne in de opening in de armleuning en pakte zijn glas van de kant. Jorick peddelde naar me toe. Ik stak mijn hand uit en trok hem dichterbij. Hij nam een slok en keek tevreden. Hij hield mijn hand vast, zette zijn voeten tegen de kant en duwde zich achteruit. Ik dreef mee. Hand in hand dobberden we naar het midden van het water.
‘Dit zou ik eens met een lekker blond ding moeten doen,’ zei hij.
Ik lachte. Zijn hand kneep.
‘Maar vooruit, jij bent een redelijk alternatief.’
‘Dank je.’
Hij grinnikte. ‘Lekker toch? Beetje dobberen, glaasje erbij, wat ouwehoeren. Niks mis mee.’
‘Ideaal in het wekend.’
‘Iedere dag van de week. Zeg, ik zit te denken… Zou Ruben dit niet leuk vinden?’
‘Ruben?’
‘Ja.’
‘Ik denk niet dat dit iets voor hem is.’
‘Niet?’
Ik haalde mijn schouders op en schudde tegelijkertijd mijn hoofd. ‘Denk het niet.’
‘Het was maar een idee. Dan nodig ik die blonde stoot wel uit.’
Nu schaterde ik. ‘Waar haal je die dan vandaan?’
‘Hm, geen idee.’
‘Ik had deze week een jongen op internet die me wel eens wilde ontmoeten.’
Hij keek me meteen aan. ‘Echt? Lachen! Doen man.’
‘Nee,’ zei ik twijfelend. ‘Ik ken hem verder helemaal niet.’
‘Nou en? Daarom spreek je ook af met iemand.’
‘Hm.’
‘Er hoeft toch niet meteen van alles te gebeuren? Gewoon ergens afspreken, stad in, weet ik veel. Je moet ook niet meteen thuis in bed af te spreken.’
‘Volgens mij was dat wel zijn bedoeling. Bovendien, bij mij thuis? Zie je het al gebeuren? Als mijn ouders daar achter komen…’
‘Ik hoor de ambulance vanzelf komen.’
‘Inderdaad, dat overleef ik niet.’
‘Ben je gek. Dat gaat best meevallen. Ze zullen misschien schrikken, het niet leuk vinden in het begin… Maar kop op man. Komt wel goed.’
‘Vergeet het. Dat gaan ze nooit trekken. Maar goed,’ ontweek ik het verder, ‘ik ga het toch niet doen.’
Ik wilde het niet over mijn ouders hebben. Daar werd ik down van.
‘Waarom niet? Wat meer mensen kennen.’
‘Hij is twee jaar ouder volgens mij!’
‘Twee jaar? Dan heeft hij misschien zijn rijbewijs al. Ideaal man!’
Ik lachte. ‘Vergeet het.’
‘Zelf weten,’ zei hij veelbetekenend.
‘Wat heb ik er aan? Ik kan er verder niets mee.’
‘Het is al goed, het is al goed.’
Hij liet mijn hand los en nam een slok. Ik sloot mijn ogen en ontspande. Er ging van alles door mijn gedachten. Mijn ouders, Ruben, die jongen van internet waar ik nog niet eens zijn naam van wist. Jorick had gelijk, het zou allemaal wel goed komen. Al ging dat nog even duren.
‘Waar denk je aan?’
Hij klonk verder weg dan ik dacht. Ik hield mijn ogen dicht.
‘Nog twee jaar, dan ga ik studeren en op kamers.’

Nog twee jaar. Studeren. Nog twee jaar rustig aan, spelletje spelen met mijn ouders. Daarna kon ik doen wat ik wilde. Het ze desnoods vertellen. Wat maakte het dan nog uit? Uit huis trappen konden ze me dan niet meer. Ik zat dan wel een eind van Ruben vandaan. Daar maakte ik me wel zorgen over. Hoe vaak zou ik hem nog kunnen zien? Even op de fiets bij hem langs gaan kon dan niet meer. Dat werd een stuk met de trein. Als Ik aan Ruben dacht dan was ik blij dat het nog twee jaar duurde. Dubbel gevoel. Ik kon aan de ene kant niet wachten om op kamers te gaan wonen, maar aan de andere kant wilde ik helemaal niet weg. Ik kon die studie doen vanuit thuis, het was maar een half uurtje met de trein, nog niet eens zelfs. Maar het voelde zo ver weg. De ene kant op leek korter dan terug. Ik vond er wel een oplossing op. Ik hoorde Jorick lachen.
‘Wil je dit allemaal opgeven? Je kunt toch met de trein straks?’
‘Dat gevoel van vrijheid, Jorick.’
Ik deed mijn ogen open en zag hem serieus kijken.
‘Ik snap je wel.’
‘Daarom.’
‘Maar je gaat er nu al vanuit dat ze het niet pikken van je. Probeer daar eerst eens achter te komen voor je zoiets drastisch gaat doen. Ik bedoel: je woont hier al bijna op jezelf. Eigen slaapkamer met eigen badkamer, schuifpui naar een stukje eigen terras… Met een beetje mazzel heb je straks een kamer van drie bij drie. Dat is kleiner dan jouw slaapkamer. Een heel stuk kleiner zelfs. En waar ga je die kamer van betalen? Denk jij nou echt dat ze dat gaan betalen als ze weten dat je homo bent? Er even van uitgaan dan dat ze het niet pikken van je, waar ik nog steeds aan twijfel.’
Daar had ik zelf ook al over nagedacht. ‘Ik zoek wel een baantje.’
‘Succes.’
Hij klonk spottend. Hij had ook wel gelijk, maar hij zat niet in mijn situatie.
“Nog twee jaar,” dacht ik. “Ik heb nog twee jaar om er over na te denken.”
Ik schrok op van zijn hand. Hij had die van mij weer vastgepakt. Ik verloor bijna mijn evenwicht. Jorick lachte. Ik trok mijn hand los en peddelde bij hem vandaan. Jorick zette de achtervolging in. Ik voelde dat hij mijn stoel vast had. Meteen daarna ging het verkeerd. Mijn stoel draaide om, schoot onder me vandaan. Jorick juichte triomfantelijk, dat ging over in lachen toen ik zijn voeten vasthad en hem omdraaide. Achter hem schoot zijn stoel een stukje boven het water uit. We stoeiden.
‘Kut, de glazen,’ zei hij ineens.
Hij dook en kwam even later met twee glazen boven. Hij zette ze op de kant en leunde ernaast op de rand met zijn ellebogen. Hij keek voor zich uit naar het huis. Ik ging naast hem hangen.
‘Echt, ik moet er nog even niet aan denken om hier weg te gaan.’
‘Ik ook niet,’ zei ik, ‘maar over twee jaar is het misschien wel anders.’
‘Ja, misschien.’

Ik zag mijn ouders pas laat die avond weer. Jorick had me gevraagd of ik wilde blijven eten. Wie kon er nee zeggen tegen een barbecue? Ik slofte binnen op mijn teenslippers, in mijn korte broek en poloshirt. Mijn handdoek hing over mijn schouder. Het was al bijna middernacht en het was nog steeds warm.
‘Fijne dag gehad?’
‘Ja, lekker,’ lachte ik, ‘waarom hebben wij eigenlijk geen zwembad?’
Mijn vader keek me balorig aan. ‘Wat denk je?’
‘Geld?’
Hij lachte. ‘Ook. Zeker als je bedenkt hoeveel dagen per jaar je er echt plezier van kunt hebben hier.’
‘Dan overdek je hem toch?’ zei ik onverschillig.
‘Ja, het is goed met je. Ik wil geen plastic plantenkas achter in mijn tuin.’
‘Jammer.’
We keken naar elkaar en glimlachten. Zo was mijn vader leuk. Even elkaar uitdagen.
‘Ik hoorde dat je een paar keer bij Ruben bent geweest,’ zei mijn moeder.
‘Ja,’ zei ik.
‘Wat ging je daar doen?’
‘Gewoon, gezellig.’
‘Wat hebben jullie gedaan dan?’
‘Gepraat,’ zei ik.
Ze keek me meewarig aan. ‘Gepraat?’
‘Ja, gepraat.’
‘Leuk,’ zei ze nog, op een toon dat ze me niet helemaal geloofde.
‘Ja. Ik ga even douchen.’
Ik stond op en liep naar de deur. Ik trok mijn handdoek van de stoel en nam die over mijn schouder mee. In de badkamer bij mijn slaapkamer gooide ik hem in de wasmand en trok een nieuwe van de plank. Ik gooide mijn shirt op de stapel in de hoek en trok mijn broek uit. Ik gaapte. Waar bemoeide ze zich mee? Als ik naar Ruben ging dan was dat gewoon zo. Waarom moest ze daar nou weer vragen over stellen? Was het zo raar dan, dat ik het blijkbaar goed met hem kon vinden? Ik rekte me uit en bekeek mezelf in de spiegel. Ik was best tevreden met mezelf. Niet overdreven gespierd maar ook niet mager of dik. Ik had genoeg vergelijkingsmateriaal op internet gezien: mijn piemel mocht er zijn. Ik draaide de kraan open en stapte de cabine in. Ik sloot de deur en zette toen alle stralen aan. Ik werd van alle kanten bespoten. Heerlijk vond ik dat, massagestralen op mijn rug. Als ik ze iets minder hard zette was het aan de voorkant ook lekker. Dat was meteen te merken. Langzaam rees hij omhoog. Ik dacht aan de hele dag. Jorick in het zwembad. Mooie jongen, maar niet mijn typ. Gewoon een goede vriend. Ik dacht aan Ruben en die jongen die me op internet had aangesproken. Ongemerkt zat mijn hand al op mijn lies, mijn duim door mijn haar, langs mijn ballen. Vast ritueel onder de douche. Geen sporen, geen bewijsmateriaal. Ik deed het nooit in bed. Altijd in de badkamer. Geen vlekken en ik kon mezelf meteen ook goed bekijken in de spiegels. Daar zag ik nu niets van. Door de stoom kon ik niet meer door de deur kijken. Mat glas door de stoom, met kleine doorzichtige druppels. Op die paar witte na dan.

Ik droogde me af, bekeek mezelf nog eens in de spiegel en liep toen mijn slaapkamer in. Ik was niet helemaal tot rust gekomen onder de douche. Ik bleef nog even naakt door mijn kamer lopen en trok de schuifpui wat verder open. We hadden geen inkijk van buren op het terras. Ik zette twee stappen naar buiten en genoot van de koele avondwind langs mijn lichaam. Het wond me op, maar dat deed het altijd als ik naakt buiten stond. Ik zou wel eens naakt willen zwemmen in het zwembad, maar dat was onmogelijk. Jorick zag er misschien de humor nog wel van in, maar ik ging dan zeker een stijve krijgen. Ik had hem nu weer en kon er niet van af blijven. Ik trok heel even en liep toen terug naar de badkamer. Voor de spiegel zag ik mezelf gaan, in de wastafel. Ik spoelde het weg, pakte een boxer en ging op bed liggen. Ik lag op mijn rug, handen onder mijn hoofd. Waarom begon mijn moeder nou weer over Ruben? Ze had het vast gehoord van Lisette. Die praatte alles door. Het kon me niet schelen. Ik deed toch waar ik zin in had.

Mijn vader was net voorbij gereden, afkeurende blik. Maar ik zat lekker op mijn gemak op het bankje, hij kon kijken en denken wat hij wilde. Ik nam nog een slok van mijn flesje.
‘Je vader keek weer,’ hoorde ik iemand uit het groepje lachen.
‘Moet hij zelf weten,’ zei ik nonchalant.
Er werd gelachen. De meesten van ons zaten met dezelfde discussie thuis. Volgens mij hadden verschillende ouders het er ook al over gehad met elkaar. Ze deden hun best maar. Als ze een beter idee hadden dan moesten ze dat vooral vertellen. Er liep een jongen door de wijk, ik zag hem langs de hoofdstraat lopen, in onze richting. Halve gare, het was warm en hij had een lange jas aan. Pas toen hij dichterbij kwam herkende ik hem. De jongen uit mijn klas. Wat deed die hier? Ik zag de rest ook al kijken.
‘Wat is dat voor een loser?’
Gelach.
‘Verdwaald?’ riep iemand spottend.
Hij keek even naar ons en liep gewoon door.
‘Het is warm hoor, je kunt je jas wel uit doen!’
Hij keek weer, niet vrolijk. Bijna vernietigend. Zijn blik vond die van mij. Afkeurend. Ik stopte met lachen, dit voelde ongemakkelijk. Ik sloeg mijn ogen neer, keek naar mijn knieën. Na twee tellen keek ik weer, maar toen had hij zijn blik al afgewend, recht vooruit. Om me heen lachten ze nog toen hij bij de stoplichten stond te wachten om over te steken.
‘Loser!’ riep nog iemand.
Hij moest het gehoord hebben, maar hij reageerde niet. Het licht sprong op groen en hij begon weer te lopen. Zonder om te kijken, zonder ook maar iets te laten merken. Rare gast.

De volgende dag zag ik hem weer op school. Hij stond buiten, bij zijn vrienden, ik liep in mijn eentje langs, op weg naar binnen. De rollen omgedraaid. Hij zag me en zag hoe ik keek. Er verscheen iets van een flauwe glimlach rond zijn mond. Minachting. Anders kon ik het niet noemen. Ik liep maar gewoon door, reageerde niet. Hij zei ook niets, keek alleen maar. Ik was blij dat ik binnen was. Ik baalde, hij had gewoon gelijk. Maar wat kon ik er verder aan doen? Had ik de avond ervoor dan iets moeten zeggen? Ze zouden me uitgelachen hebben. Er was verder toch ook niets gebeurd? Na de lessen was hij er weer toen ik voorbij liep naar de fietsenrekken. Ik pakte mijn fiets en reed van het terrein af. Daar liep hij weer. Hij keek even naar me maar liep zonder iets te zeggen of een uitdrukking op zijn gezicht door. Had ik nog iets moeten zeggen? Sorry zeggen voor dat geroep van mijn vrienden? In gedachten trapte ik door. Ik ging naar Ruben en daar had ik zin in.

‘Hé, ben je er weer?’
Ik glimlachte naar Lisanne.
‘Ik heb nog yoghurt. Aardbeien.’
Ik nam altijd eerst zelf een hapje. Dat was een vast pesterijtje als grap geworden. Ruben zat in zijn stoel en graaide met zijn handen. Ze hadden hem om zijn middel vastgebonden. De tweede lepel aardbeienyoghurt was voor hem. De roze klodders zaten al snel op zijn wang. Ik veegde ze lachend weg. Ruben kraaide en zwaaide met zijn handen.
‘Typisch,’ zei Lisanne toen ze achter me kwam staan. ‘Ruben is de hele dag al ongedurig, wilde nergens aan meewerken. En bij jou is hij meteen rustig en vrolijk.’
Ik glimlachte en voerde hem nog een nieuw hapje. Ze legde even haar hand op mijn schouder.
‘Lief,’ murmelde Ruben.
‘Zei hij nou lief?’
Ik knikte.
‘Normaal kun je niets van hem verstaan. Jij doet echt aparte dingen met hem.’
Ik keek stralend om.
‘Je kijkt trots.’
Dat was ik ook. Ik was zijn speciale broer. En hij die van mij.
© 2011 Oliver Kjelsson