Ik stond als aan de grond genageld. Ik keek hem na en kon geen woord uitbrengen. Ruben wel. Die protesteerde, riep hard en sloeg op de armleuning. Lisanne kwam uit de keuken.
‘Wat doet hij hier?’ vroeg ik.
Ik was verbaasd, kwaad zelfs. Kwaad omdat hij blijkbaar stiekem naar Ruben kwam, kwaad omdat Lisanne me niets had gezegd. Ze keek schuldig.
‘Dit moest een keer uitkomen,’ zei ze meer tegen zichzelf dan tegen mij.
Ruben was onrustig. Hij had me nog nooit kwaad gezien en hij schrok er duidelijk van. Het hele gedoe had zijn uitwerking op andere bewoners in de woonkamer. Er was rumoer. Gelukkig was er verder geen bezoek. Ruben bewoog wild in zijn stoel, stootte kreunen en kreten uit. Ik keek niet meer naar Lisanne en hield Ruben vast. Mijn duim streelde zijn wang. Ik kuste zijn voorhoofd, fluisterde tegen hem.
‘Rustig maar Ruben. Je bent lief. Ja.’
Hij sloeg me.
‘Hé, rustig maar.’
Hij staarde naar me. Hij was boos. Ik pakte hem vast, zijn hoofd tegen mijn schouder. Hij hijgde.
‘Jarno?’
Ik keek op en zag Lisanne staan, met twee koppen thee.
‘Sorry.’
‘Wat is dit?’ vroeg ik.
Lisanne zuchtte en pakte een stoel. Ze gaf mij mijn kop.
‘Hij kwam een paar weken geleden ineens binnen. Ik herkende hem eerst niet. Toen hij naar me toe kwam en tegen me begon te praten zag ik het pas.’
‘Maar waarom?’
‘Hij werkt hier.’
‘Werken?’
‘Ja, wisselende dagen. In de keuken. Na zijn werk komt hij hier wel eens kijken.’
Ik was met stomheid geslagen. Ik wist niet wat ik er van moest denken.
‘Hij kwam hier bij toeval terecht, voor zijn opleiding. Hij kwam gewoon even kijken of Ruben hier nog was.’
‘Opleiding?’
‘Ja, dat zei hij.’
‘En hij kwam gewoon maar even kijken?’
Lisanne knikte. ‘Ruben herkende hem meteen. Hij was vrolijk. Vanaf dat hij zijn stem hoorde.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘En sindsdien komt hij vaker?’
‘Geregeld.’
‘Wat is geregeld?’
‘Als hij hier werkt. Eenmaal per week ongeveer. Soms twee.’
Ik keek Lisanne aan.
‘Of drie,’ zei ze twijfelend.
Mijn ogen sperden zich open.
‘Ik weet het, ik had het je moeten vertellen. Maar Stijn vroeg me dat niet te doen. Ik heb hem verteld dat je buiten de stad op kamers zit, dat je alleen in het weekend komt.’
‘Vroeg hij nog naar mij?’
‘Wat dacht je? Natuurlijk vroeg hij dat. Ik heb hem verteld dat je studeert, dat je daar met Wijnand woont.’
‘Wat zei hij daarop?’
‘Niet veel. Vond het leuk voor je denk ik.’
‘Maar hij volgt een opleiding?’
‘Ja.’
‘En verder?’
‘Het gaat goed met hem volgens mij. Ziet er gezond uit. Woont op kamers.’
Ik drong aan.
‘Meer vertelt hij niet. Geen idee. Ik ken de verhalen van jou, maar hij laat er tegen mij verder niets over los.’
Ruben vroeg om mijn aandacht. Mijn hand lag op zijn knie, zonder er bij na te denken wreef mijn duim over zijn broek.
‘Je had het me moeten vertellen, Lisanne.’
‘Hij heeft me bijna gesmeekt dat niet te doen. Ik was bang dat hij niet meer zou komen. Ik zag wat voor een uitwerking het had op Ruben.’
‘Hij is rustiger,’ zei ik voor me uit.
Lisanne knikte.
‘Sinds Stijn hier weer komt,’ concludeerde ik.
‘Ja.’
Ik vloekte zachtjes. Lisanne streelde mijn rug. Ruben zag het en protesteerde. Ondanks dat ik kwaad was glimlachte ik.
‘Jaloerse jongen,’ zei ik. ‘Je bent lief.’
‘Ja! Lief.’
Ik lachte en pakte hem vast. Ik kuste zijn wang en kreeg er eentje terug.
‘ En nu?’ vroeg ik.
‘Geen idee,’ zuchtte Lisanne. ‘Geen idee of hij nu nog komt.’
‘Maar hij werkt hier. Je ziet hem dan toch wel eens?’
‘Eigenlijk nooit. Maar wat wil je dat ik dan tegen hem zeg?’
Goede vraag. Ik haalde mijn schouders op. Dat wist ik ook niet.
‘Als hij weer komt dan zie ik wel. Hij zal zelf wel vragen wat je hebt gezegd. Ik zal hem de groeten doen van je, goed?’
Ik zuchtte. ‘Ik weet niet of ik hem nog wel wil zien.’
Ruben volgde alles met zijn ogen. Hij voelde dat er wat aan de hand was en dat beviel hem niets. Ik zag het en knuffelde hem.
‘Ruben is lief.’
‘Ja.’
‘Ik moet zo weer gaan,’ zei ik tegen hem.
Ik keek naar Lisanne. ‘Ik ga naar mijn ouders. Na een maand.’
Ze glimlachte begripvol.
Dag jongen,’ zei mijn moeder vrolijk toen ik de kamer in liep. Ik had vanuit de gang al geroepen toen ik de voordeur achter me dicht deed. De deur naar mijn slaapkamer stond een stukje open, alles was nog hetzelfde. Ze gaf me een kus terwijl de jas van mijn armen gleed.
‘Hoe is het?’
‘Goed,’ zei ik. ‘Net nog even bij Ruben geweest. Is pa er nog niet?’
‘Die is er over een uurtje.’
‘Wat eten we?’
‘Verrassing.’ Ze keek naar me. ‘Alles goed?’
‘Ja hoor,’ loog ik. ‘Prima.’
‘Hoe gaat het in het studentenhuis?’
‘Goed. Ik heb echt geluk gehad met die kamer.’
‘Dat meisje woont er ook nog steeds? Hoe heette ze ook alweer?’
‘Karlijn.’
‘Ja, Karlijn. Vrolijk typ.’
Ik lachte. ‘Dat is ze zeker. Beetje teveel af en toe.’
Mijn moeder keek naar me terwijl ze bezig was in de keuken.
‘Nee, ze is wel aardig, echt.’
‘Zie je haar vaak?’
‘Soms wel, soms niet. Hangt er vanaf.’
Ze glimlachte. Toen ze me voorbij liep kreeg ik een kus.
‘Je moet eens wat vaker langskomen. Ik zie je veel te weinig.’
‘Druk mama.’
Ze keek spottend.
‘Mam, ik heb echt veel te doen.’
‘Wat wij niet mogen zien zeker?’
Ik keek haar aan. Wat bedoelde ze daar mee? Ze zat te vissen. Ze glimlachte.
‘Ja,’ zei ik toen, ‘soms wel.’
‘Ik snap het jongen.’
Nou was ik echt verbaasd. ‘O ja?’
‘Ja.’
Wat was dit? Wat wilde ze nu zeggen? Wat ze ook wilde, de voordeur ging dicht dus het ging niet meer gebeuren. Hij kwam meteen daarna de woonkamer in.
‘Hé, jongen. Ook weer eens hier.’
‘Hoi pap.’
Ik kreeg een hand van hem. Hij liep daarna meteen naar zijn werkkamer om zijn tas neer te zetten. Ik hing mijn jas op, ging even naar mijn eigen kamer. Ik keek rond. Het was mijn kamer nog wel, maar eigenlijk ook weer niet. Ik ging terug naar de keuken.
‘Dek jij de tafel even?’
Ik vond het best. Gewoon even wat doen, even niet nadenken. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Hij kwam dus gewoon regelmatig bij Ruben. Wat wilde hij er mee bereiken? Ik had het gevoel alsof hij gewoon in mijn leven inbrak. Ik had wat minder tijd en hij pikte gewoon mijn broertje in. In gedachten dekte ik de tafel verder.
‘Dus je bent nog bij Ruben geweest?’ vroeg mijn moeder.
Ik keek op. ‘Ja, voordat ik hierheen kwam.’
‘Hoe was het?’
‘Goed.’
Ik ging gewoon door met de tafel, ik wilde het er eigenlijk helemaal niet over hebben.
‘Zeker weten?’
‘Mam… Ja, het gaat goed met hem.’
Ze keek maar zei verder niets meer. Ik wou dat we konden gaan eten.
Mijn vader zat aan tafel over zijn werk te vertellen. Normaal zou ik me er aan geërgerd hebben, maar nu vond ik het wel best. Alles was goed, behalve mijn studie of mijn kamer, waar tenslotte Wijnand bij woonde, of Ruben. Godverdomme Stijn! Lul die je bent. Waar haal je het recht vandaan om…
‘Maar dat moet jou bekend in de oren klinken denk ik,’ zei mijn vader.
‘Wat?’ zei ik, terugkomend uit mijn gedachten.
‘Laat maar,’ zei hij.
Mijn moeder probeerde mijn gedachten te raden met haar blik. Ik liet niets los. Mijn vader praatte al weer verder. Ik at gewoon door. Het smaakte, dat ik dit nooit eerder gemist heb eigenlijk. Beter dan wat wij maakten op kamers. Ik schepte nog een keer op.
‘Weer eens gewoon eten,’ zei mijn moeder glimlachend.
‘Wij koken ook gewoon zelf hoor,’ verdedigde ik.
‘Ik plaag je maar,’ lachte ze. ‘Koken jullie vaak samen?’
‘Best vaak. Niet met zijn vieren, maar Wijnand en ik.’ Ik keek. ‘ Die nieuwe,’ zei ik er meteen achteraan.
‘O ja, die. Aardige jongen.’
‘Ja,’ Zei ik. ‘En hij kan goed koken.’
Het was waar, Wijnand kon beter koken dan ik. Hij vond het ook leuk om te doen, maar meestal waren we samen in de keuken bezig. Ik genoot daar altijd van, gewoon samen beetje klooien. Maar ik deed wat hij zei.
‘IJs?’
Ik keek op en knikte lachend. ‘Lekker.’
Ik hielp haar mee de tafel af te ruimen. Daarna zette ik schaaltjes neer. Ja, dit had ik veel eerder moeten doen.
Ik was nog lang gebleven en ging met de laatste trein naar huis. Samen tv kijken, met mijn vader discussiëren over het nieuws. Hij kon het waarderen zag ik. Zoveel dacht ik niet anders dan hij. Over de meeste dingen dan. Er was maar één onderwerp waar we het niet over eens waren. Veel verhalen over zijn werk. Dat was zijn belevingswereld. Ik hoorde zelfs de naam van die ene collega van hem. Werkte er nog steeds, zal ook nog wel steeds getrouwd zijn. En in het park. Dat bracht me met mijn gedachten weer terug bij Stijn. Ik was nog steeds kwaad. Ik staarde de duisternis in, zag mijn eigen gezicht in de weerspiegeling van het raam. Ruben had het allemaal niet door. Die werd er vrolijker van en rustiger van. Voor hem was het niet slecht dat het gebeurde. Vaker bezoek, vaker speciale aandacht. Maar dat wilde ik zelf doen. Niet Stijn. Ik was zijn broer die voor hem zorgde, niet hij. Ik keek kwaad, zag ik. Dat bleef ook nog even zo. Ik was daarna dan ook vrij snel thuis op de fiets, vanaf het station. Wijnand zat op zijn kamer. Die zag ik zo wel. Ik liep meteen door naar mijn kamer, gooide mijn jas over de rugleuning van een stoel en trok een biertje uit de koelkast. Achter me piepte de deur.
‘Hé, wat ben je laat?’
‘Ja,’ zei ik.
Ik draaide om, Wijnand stond nog in de deuropening.
‘Alles goed? Ging het slecht thuis?’
‘Dan was ik niet zo lang gebleven.’
‘Wat is er dan?’
Ik haalde mijn schouders op. Hij kwam naar me toe en gaf me een kus.
‘Sorry voor vanochtend, ik had niet zo moeten reageren. Ben je daar boos over?’
‘Nee,’ zei ik zacht.
‘Wat dan?’
Ik maakte me los en ging op bed zitten.
‘Niets,’ zei ik voor me uit, ‘gewoon kleine dingen. Gaat wel weer over.’
‘Kleine dingen?’
‘Gewoon…’
‘Maar wat dan?’
‘Gewoon, van alles. Ik ben vandaag bij mijn ouders geweest en dat was best leuk. Echt. Maar ik moet constant oppassen wat ik zeg, wat ik vertel. Ik kan het niet over jou hebben.’
Wijnand keek begripvol en kwam naast me zitten. Ik wist het, ik vertelde hem niet alles. Maar ik ging hem niet vertellen dat Stijn bij Ruben was geweest en dat wel vaker deed. Geen idee wat dat voor uitwerking zou hebben op hem, geen idee hoe hij zou reageren.
‘Verder gaat het goed hoor,’ zei ik maar.
Wijnand lachte en gaf me een kus op mijn wang. Ik dronk het flesje verder leeg.
‘Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga slapen. Sorry.’
Wijnand aaide over mijn hoofd. ‘Ik moet nog wat afmaken.’
‘Geeft niet.’
We kusten elkaar, daarna ging hij naar zijn kamer en ik ging nog even douchen. Ik was ineens moe. Ik deed het licht uit op mijn kamer en ging in bed liggen. Meteen slapen lukte niet, hoe moe ik ook was. In de kamer naast me neuriede Wijnand mee met muziek. Ik dacht aan Stijn. Hij had weer normaal haar, woonde op kamers en volgde een opleiding. Dat klonk alsof hij het allemaal weer een beetje op de rit had. Dat alles weer onder controle was bij hem. Daar kon hij trots op zijn, als dat zo was. Ik had het niet verwacht, om heel eerlijk te zijn. Goed voor hem, ik gunde het hem wel. Maar waarom kwam hij weer terug bij Ruben? Ik vond dat hij er weg moest blijven, hij kwam zo veel te veel in mijn leven. Hij bemoeide zich zo veel te veel met mijn leven en de dingen die ik met Ruben had. Hij kwam voor mijn gevoel tussen ons in te staan. En dat liet ik niet toe. Nooit.
Ik werd wakker van Wijnand.
‘Hé,’ zei ik zacht, ‘kom je slapen?’
‘Ik moet er al weer uit,’ grinnikte hij. ‘Het is half negen.’
Toen zag ik pas dat het al licht was buiten.
‘Flink geslapen,’ zei hij. ‘Wil je ook koffie?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee.’
‘Blijf je nog even liggen?’
‘Ja,’ zei ik lusteloos.
Wijnand kwam weer naast me op bed zitten. Hij hing half over me heen.
‘Wat is er met je?’
‘Niks, gewoon moe.’
Hij geloofde me niet, dat zag ik.
‘Echt, laat me maar vandaag.’
Ik kreeg een kus. ‘Praat eens.’
‘Wijnand, alsjeblieft, laat me nou maar vandaag.’
Hij deed het, met tegenzin. Hij pakte een mok koffie en ging naar zijn eigen kamer. Hij kwam nog wel even zeggen dat hij weg ging. Vroeg ook nog of hij me straks op de universiteit zou zien, maar dat wist ik nog niet. Daarna was ik alleen. Ik hoorde nog wat gemompel op de gang, daarna was het stil. Karlijn was boven me op haar kamer, hoorde ik. Ik draaide me weer om en sloot mijn ogen.
Slapen ging niet meer, een half uur later was ik uit mijn bed. Ik zette nieuwe koffie. De koffie die Wijnand heel lief voor mij gezet had spoelde ik door de wasbak. Klein ontbijtje, ik had geen zin in eten. Ik schoof de gordijnen open en daar kreeg ik iets betere zin van. Ik rekte me uit en dacht na. Ik ging niet meer weg vandaag, gewoon een lekkere hangdag op mijn kamer. De groeten met zijn allen. Op deze manier had ik ook gewoon tijd om naar Ruben te gaan. Daar was ik wel nerveus over. Ik liep de kans Stijn tegen te komen. Had ik daar zin in? Eigenlijk niet, maar hij ook niet volgens mij. Anders was hij niet meteen weggegaan. Ik zou wel zien. Ik gedachten liep ik naar de keuken. Op de gang kwam ik Karlijn tegen.
‘Hé, ben je thuis vandaag?’
‘Ja.’
Ze keek me aan.
‘Niet naar vragen,’ zei ik meteen.
‘Oké, oké,’ zei ze met haar handen omhoog.
Ik glimlachte. ‘Dank je.’
Ik zette mijn spullen op het aanrecht en zette de warmwaterkraan open. Ze kwam me achterna, leunde in de deuropening.
‘En toch vraag ik of alles goed gaat met je.’
Ik zuchtte. ‘Jij ook al?’
Ze glimlachte. Mijn vaat duwde ik onder water en ik begon af te wassen.
‘Karlijn, echt, het gaat goed. Gewoon zin om niets te doen vandaag en om even naar Ruben te gaan.’
‘Ruben?’
‘Ruben.’
‘Mis ik iets? Wie is Ruben?’
‘Mijn broer. Woont in een verzorgingstehuis.’
‘O?’ Ze trok mijn theedoek van mijn schouder en begon af te drogen.
‘Ja, heel verhaal. Kan niets, dat soort dingen.’
‘Ongeluk?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Zo geboren.’
‘En die ga je opzoeken vandaag?’
Ik knikte. ‘Ja, zo veel ik kan. Toen ik nog daar op school zat bijna iedere middag, maar dat lukt me niet zoveel nu.’
‘Wat lief.’
Ik haalde mijn schouders op. Ze lachte. Ik kreeg een arm om me heen en een kus op mijn wang.
‘Jij bent lief ja. Dat je dat doet. Typisch jou. Zorgzaam.’
Ik kleurde.
‘Wijnand mag erg blij met je zijn.’
‘Ja, ho maar, daar word ik verlegen van,’ grinnikte ik.
‘Niet doen, jij bent gewoon zo. Niet verlegen worden. Eerder trots.’
‘Sodemieter op,’ zei ik lachend.
‘Was dit het?’
‘Ja.’
‘En daar begin jij al een afwasje voor? Heb je niet meer in je kast staan?’
Ze hing de theedoek over mijn schouder.
‘Opgeruimd staat netjes toch?’
‘Zorgzaam, zelfs in het huishouden.’
Oprotten,’ lachte ik. ‘En bedankt voor de hulp.’
Ze prikte een keer in mijn zij en ging terug naar haar kamer. Ik pakte mijn spullen bij elkaar en nam alles weer mee terug naar de mijne.
Ze had me goede zin gegeven. Zoals zo vaak. Ik ging vrolijk naar het station. Ik kocht een croissant met ham en kaas en liep naar het perron. Ik was vroeg. Ik hing tegen een paal en bekeek mijn telefoon. Geen berichten, niemand gebeld.
‘Hey,’ hoorde ik ineens naast me.
Ik schrok op en keek in het gezicht van Jurre.
‘Alles goed? Waar was je vandaag?’
‘Geen zin.’
‘Ruzie met Wijnand?’
‘Nee, hoezo?’
‘Die liep vanmorgen ook met een onweersgezicht rond.’
Ik zuchtte. ‘Alles prima hoor.’
‘Ga je naar jouw broer?’
‘Ja, even kijken.’
Er viel een stilte. Ik keek hem nog een keer aan en zuchtte.
‘Kun jij een geheim bewaren?’
‘Tuurlijk. Wat is er?’
Ik vertelde hem het hele verhaal van de vorige middag, met Stijn en Ruben.
‘En ik weet niet wat ik daar nou bij moet denken,’ zei ik aan het einde van mijn verhaal. ‘Ik ben jaloers ook op een of andere gekke manier.’
‘Kan ik me voorstellen,’ zei hij na de hele tijd geluisterd te hebben. ‘Dus daarom ga je vandaag weer, om te kijken of hij er is?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik weet niet of ik hem wil zien.’
Jurre glimlachte.
‘Wat sta je nou te lachen,’ grijnsde ik terug.
‘Gewoon, oude liefde roest niet toch?’
‘Schei uit zeg.’
Mijn trein kwam binnenrijden. Jurre sloeg even zijn arm om mijn middel.
‘Nou, veel plezier. Ben je er morgen?’
‘Denk het wel. Zie je.’
Hij knuffelde even. Ik vond het niet erg. Hij zwaaide toen ik me nog een keer omdraaide in de trein, daarna was hij weg.
‘Hé,’ zei Lisanne, ‘wat een verrassing.’
‘Verrassing?’
Ze lachte. ‘Niet echt. Ik had al wel verwacht dat je weer zou komen.’
‘Is hij nog hier geweest?’
Ze knikte.
‘En?’
‘Hij vroeg hoe je gereageerd had.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘De waarheid, wat anders?’
‘De waarheid? Ik weet zelf nog niet eens wat ik er van moet denken.’
‘Ik heb hem de groeten gedaan van je. Maar er wel bij gezegd dat je erg verbaasd was en er ook niet echt om kon lachen.’
‘Hoe reageerde hij daarop?’
‘Teleurgesteld gezicht terwijl hij zei dat hij dat begreep.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Ik moest je de groeten terug doen.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘En nu? Gaat hij nog vaker komen?’
‘Ik heb hem de tip gegeven om het even rustig aan te doen.’
Ik trok mijn wenkbrauwen op.
‘Toen keek hij nog meer teleurgesteld.’
Ik zuchtte.
‘Jullie moeten toch een keer praten denk ik.’
‘Ik weet nog niet of ik hem nu al weer wil zien.’
‘Waarom niet?’
‘Geen idee. Iets houdt me tegen.’
Ze glimlachte. ‘Bang om jouw oude liefje weer te zien? Hij ziet er goed uit nu.’
‘Dat was me al opgevallen, Lisanne.’
Ze glimlachte. ‘Zo stevig sta je toch wel in jouw schoenen? Dat kun je toch wel weerstaan?’
‘Jawel.’
‘Nou dan. Zelf weten, maar ik denk echt dat jullie dit uit moeten praten. Ook voor Ruben zelf.’
‘Ik denk er over.’
Lisanne knipoogde. ‘Doe dat. En neem yoghurt mee, die heeft ie nog tegoed.’
‘Nog niet op?’
Ze schudde haar hoofd en lachte. ‘Ik wist dat je nog zou komen vandaag.’
Ruben staarde naar buiten en reageerde uitzinnig toen hij me zag.
‘Ja!’
‘Hé, Ruben. Krijg ik een kus van je?’
Mijn wang was nat binnen een paar tellen.
‘Lief!’
‘Ja, Ruben is lief.’
Hij was aanhankelijk, graaide met zijn hand naar mijn shirt en probeerde die vast te houden.
‘Yoghurt,’ zei ik.
Ruben keek er maar half naar. Hij bleef zijn arm strekken. Ik boog voorover en verloor mezelf in een dikke, stevige knuffel. Hij kreunde tevreden.
‘Zo, wat heb jij vandaag?’
‘Ja!’
Ik kreeg weer een natte kus op mijn wang.
‘Ja!’
Dit had ik zo niet vaak van hem meegemaakt. Hij wilde me dicht tegen zich aan houden. De yoghurt kon hem gestolen worden. Ik probeerde me nog los te wurmen om het bekertje te pakken maar daar wilde hij niets van weten. Lisanne kwam er bij staan.
‘Wat is dit met hem?’ Ik lachte. ‘Hij is wel erg knuffelig vandaag.’
‘Zijn vorige bezoek,’ zei Lisanne droog.
Ruben had me vast, ik zat voorover, mijn hoofd tegen zijn borst. Ik keek schuin omhoog.
‘Wat doet hij dan met hem?’
‘Zichzelf zijn denk ik. Hij probeert hem rustig te maken, knuffelt hem. Zachtjes praten, veel aankijken en glimlachen. Het werkt.’
‘Zo is hij,’ zei ik.
‘Ja!’
Ik lachte om zijn reactie. ‘Ja, zo is Stijn. We gaan jou eens yoghurt geven.’
‘Ja!’
Hij had er nog niet veel zin in, maar toen het bekertje eenmaal open was en ik de eerste hap nam, had ik zijn aandacht. Hij riep, sloeg bijna de lepel uit mijn hand. Hij at snel en knoeide navenant. Lachend veegde ik zijn kin schoon.
‘Straks een schone trui aan.’
‘Ja!’
‘Viespeuk.’
Hij schaterde. ‘Jahaaa!’
‘Jarno,’ hoorde ik Lisanne achter me zeggen, ‘kun je niet beter die yoghurt zo over hem heen mikken?’
Ik keek lachend om. ‘Eigenlijk wel.’
‘Hij is door het dolle heen vandaag.’ Ze glimlachte, streek Ruben over zijn haar. ‘Het is een aparte jongen.’
‘Ruben of Stijn?’
Ze dacht heel even na. ‘Allebei.’
Zonder er bij na te denken liet ik de hand van Ruben los en staarde voor me uit. Ruben protesteerde luid.
‘Jarno, ga met hem praten.’
‘Ik zie wel. Misschien.’
Ze schudde haar hoofd en liep weer weg. Ruben had nu weer mijn volledige aandacht. Daar maakte hij dankbaar gebruik van. Hij glimlachte, trok zijn hoofd schuin en probeerde mijn hand vast te pakken. Soms was het zoeken wat hij nou wilde. Ik kneep in zijn hand maar dat was blijkbaar niet de bedoeling. Ik boog voorover en gaf hem een kus. Ik kreeg er eentje terug, maar helemaal tevreden klonk hij niet. Ik legde mijn hand op zijn schouder, aaide daarna in zijn nek. Zijn hand graaide. Ik boog nog wat verder naar voren, legde zijn hoofd tegen mijn schouder en aaide met mijn duim in zijn nek. Hij zuchtte, glimlachte.
‘Ja.’
Hij ontspande. Voor zover het kon. Ik deed het zelf ook. Lisanne kwam nog even kijken.
‘Dat krijgen wij dus echt nooit voor elkaar hè,’ zei ze.
‘Dit heb ik zelf ook nog maar weinig meegemaakt.’
Ruben brabbelde wat geluiden, zachtjes. Ik glimlachte.
‘Hij slaapt,’ zei ik verbaasd.
Toch moest ik hem wakker maken na een tijdje. Ik wilde gaan. Ik kon niet stiekem weggaan, vond ik, dan wist hij niet waar ik was als hij weer wakker werd. Dat dacht ik tenminste. Ik kuste hem, schudde even met zijn schouder.
‘Ruben.’
Zijn ogen gingen langzaam open, meteen glimlachte hij. Ik maakte me een beetje los.
‘Ik ga naar huis,’ zei ik zachtjes.
‘Ja.’
Ik lachte. ‘Ja. Ik ga naar huis.’ Ik knuffelde hem een laatste keer, ging daarna rechtop zitten. Ruben was nog aan het wakker worden.
‘Dag Ruben,’ zei ik.
‘Ja.’
Ik stond op, hij strekte zijn arm.
‘Ie.’
‘Ja, lief. Ruben is lief.’
Hij bleef rustig, ook toen ik bij hem wegliep. Hij zat nog met zijn gezicht naar het raam en zag me niet weglopen. Ik stak mijn hoofd om de hoek van de deur naar de keuken.
‘Ik ben weg.’
‘Wil je nog wat drinken?’
‘Ik wil op tijd thuis zijn.’
Ze dacht na en keek me toen aan.
‘Half uurtje.’
Ze zag mijn gezicht en glimlachte, keek daarna serieus.
‘Hij is nu nog aan het werk in de keuken, over een half uur is hij klaar.’
Ik zuchtte. ‘Nee, ik ga nu naar huis.’
‘Denk er nog eens over na, Jarno. Ook voor Ruben. Jullie hebben een goede invloed op hem.’
‘Doe ik, maar niet nu,’ zei ik en draaide me om.
Ik stond met mijn rug tegen het hok van de afvalcontainers geleund, achter het gebouw. Ik zag de deur naar buiten, het fietsenhok. Ik kon alles in de gaten houden. Ik keek op mijn horloge. Lang kon het niet meer duren. Ik was al bijna de straat uit toen ik weer omdraaide. Lisanne had gelijk. Ik moest hem een keer spreken, onvermijdelijk. Dan ook maar beter meteen. Ik stond er nu al een kwartier, ik kon de afvalcontainers ruiken. Het was wel de beste plek, een beetje uit het directe zicht. Door het glas zag ik iemand door de gang naar de deur lopen. Hij deed de deur open, viste een sigaret uit zijn jaszak en boog een beetje schuin tegen de wind om hem aan te steken. Daarna liep hij naar het fietsenhok en maakte die open met een sleutel. Ik liep er langzaam naar toe, ik hoorde hem binnen zijn fiets uit het rek trekken. De deur van het hok zwaaide weer open. Hij zag me niet meteen, ik stond er achter. De deur ging langzaam dicht door de dranger, daarna keek ik hem op zijn rug. Hij zwaaide zijn been over zijn fiets, zette zijn voet op de trapper.
‘Stijn,’ zei ik.
Meteen draaide hij zich om. Hij probeerde te glimlachen.
© 2012 Oliver Kjelsson