Uit beeld (deel 12)

Nee, er was verder niets gebeurd. Kleren waren aangebleven. Stijn had me op tijd van zich af geduwd en me naar huis gestuurd. Beter gezegd, hij stuurde me naar Wijnand. Zo had hij het gezegd: “Hop, terug naar Wijnand jij”. Het was ook niet laat geworden bij Stijn. Buiten zoenen en wat voelen was er niets gebeurd. Stijn was verstandiger dan ik. Bij de deur heb ik hem bedankt. Met een kus. Die kreeg ik wel meteen eentje terug. Geen afspraak voor een volgende keer verder. Dat was al uitgesproken, hij zou niet meer bij Ruben langsgaan. Dit was het. Ik twijfelde nog maar hij was er heel resoluut in. Hij had geen zin om Ruben voor de gek te houden, maar vooral ook zichzelf niet. Hij vond het niet makkelijk om me te laten gaan, dat zag ik aan hem. Goed, oké, ik geef toe, we hebben nog heel even staan zoenen bij de deur. Maar daarna moest ik weg van hem. Hij had er echt moeite mee, heel zijn houding en zijn blik spraken boekdelen. Ja, oké, ik geef toe, ikzelf ook.

Thuis ging de knop om. Wijnand moest niet iets in de gaten krijgen. Dat lukte me, ik was opgewekt, vrolijk, niets aan de hand. Stijn had ook gewoon gelijk, het was beter zo, we moesten het niet doen. Ik had Wijnand. Hij leidde me ook af, haalde mijn gedachten er van af. In de trein had ik de hele tijd zitten denken aan alles. Stijn, hoe hij was, hoe hij keek, zijn ogen, hoe hij voelde. Het was allemaal zo vertrouwd. Ruben had het feilloos in de gaten. Dat gezicht van hem toen Stijn me kuste. Die lach, die glunderende blik zoals alleen hij dat kon. Gelukzalig. Tevreden. Ik hoopte maar dat hij het allemaal zo snel mogelijk zou vergeten. Wijnand zorgde er voor dat alles een beetje naar de achtergrond verdween. Tot we gingen slapen. Veel heb ik mijn ogen niet dicht gehad. En nu, zittend op een bankje in de kantine van de universiteit zat ik te vechten om wakker te blijven.
‘Vanmiddag wat te doen?’ vroeg Jurre.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Nee.’
‘Even de stad in gaan?’
‘Hm.’
‘Kom op.’
‘Vooruit dan.’
Jurre lachte. Hij was vrolijk vandaag.
‘ Eigenlijk wil ik gewoon gaan slapen,’ zei ik voor me uit starend.
Ik zuchtte een keer en gooide mijn lege plastic flesje van een afstandje in de afvalbak. Dat was tenminste de bedoeling. Het kaatste op de rand en stuiterde over de grond verder.
‘Kut.’
Ik slenterde er naar toe en raapte het op om het alsnog weg te gooien. Jurre keek me meewarig aan. Ik draaide me om en zette de paar stappen terug naar het bankje. Ik hing mijn tas over mijn schouder.
‘Ik ga naar huis denk ik.’
‘Ik heb Tom weer gezien,’ zei Jurre half schuldig, half balorig.
‘O?’
‘Ja, gistermiddag.’
‘Vandaar dat ik hem op het station zag.’
‘Hij belde me nog ja.’
‘Ik snap nou waarom hij zo schuldig keek.’
Jurre lachte.
‘Is het nou wat tussen jullie?’
‘Nee, gewoon afgesproken om wat te gaan drinken.’
‘O.’
‘Wat heb jij vandaag?’
‘Hoezo?’ vroeg ik zo onschuldig mogelijk.
‘Je bent afwezig, kortaf.’
‘Moe.’
Ik keek hem aan, dacht na. Die wilde zijn verhaal duidelijk kwijt. En ik wilde het ook wel horen.
‘Kom, drinken we wat bij mij thuis.’
Jurre keek me nog een keer aan en liep toen met me mee.

‘Goed, hoe zit het nu echt?’ vroeg ik toen we op mijn kamer waren.
‘Er is echt niets gebeurd.’
‘Maar hoe kwam het dan?’
‘Hij is gewoon heel gezellig. We lachen veel als we elkaar bellen of spreken op Skype.’
‘En verder niets?’
‘Nee.’
Ik lachte hem uit. ‘Dat maak je me niet wijs.’
‘Er is echt niets gebeurd, ik zweer het.’
‘Dat geloof ik nog wel, maar had je dat gewild?’
Jurre zuchtte. ‘Weet ik niet.’
‘Want?’
‘Hij is jong Jarno, zit nog op school.’
‘Jij een half jaar geleden ook nog.’
‘Ja, oké…’
‘Als je niet naar zijn school of zijn leeftijd kijkt? Wat dan?’
Jurre keek naar me. ‘Dan misschien wel.’
‘Want?’
Jurre grijnsde. ‘Is dit een kruisverhoor of zo?’
‘Ja. De antwoorden mag je naderhand houden. Dus: “want?”.’
‘Hij is leuk.’
‘En?’
‘Mooi.’
‘En?’
‘Lief zelfs.’
‘En?’
‘Jezus, weet ik veel. Het is gewoon een erg leuke jongen. In alles.’
‘Antwoord genoeg toch?’
‘Misschien.’
‘En hoe denkt Tom erover?’
‘Geen idee.’
‘Kom op, da’s gelul. Je moet toch aan hem merken wat ie zou willen.’
Jurre haalde zijn schouders op.
‘Hij komt niet voor niets naar hier. Hij hoopte toen niet voor niets dat je hem zou zoenen die avond.’
‘Jij zegt het. Ik zou het niet weten.’
Ik gaf hem een duw om hem te plagen. ‘Die wil gewoon naar bed met je.’
‘Schei uit zeg.’
‘Ik kan het hem aanraden,’ zei ik.
Jurre keek verbaasd.
‘Ja, zo vervelend was het niet. Ik heb er wel van genoten toen.’
‘Echt?’
‘Ja, alleen jammer dat Wijnand er bij was.’
Jurre keek me met grote ogen aan. Ik schoot in de lach.
‘Grapje, Jurre. Het gebeurde toen gewoon en het had zeker iets. Je bent geen verkeerde jongen. Als maat niet, maar jouw lichaam mag er ook zijn hoor.’ Ik grijnsde. ‘Doe je leuke dingen mee.’
‘Dank je. Het is ook wederzijds.’
‘Wat? Jammer dat Wijnand er bij was?’
Nu snapte hij meteen dat ik een grap maakte.
‘Het totaalpakket, lul. Het was een aparte ervaring. Geen spijt van.’
Ik glimlachte en gaapte.
‘Jij bent echt moe hè?’
Ik knikte.
‘Hoe komt het?’
‘Slecht geslapen.’
‘Liggen piekeren?’
‘Hoe kom je daar nou weer bij?’
‘Zo’n gezicht trek je.’
Ik zuchtte en keek hem aan. Ik knikte.
‘Waarover?’
‘Van alles. Doet er niet toe. Ga er maar niet naar vragen bij Wijnand, die weet van niets. Gaat die zich ook nog zorgen maken. Geen zin in. Alles onder controle.’
‘Wat is er dan?’
Ik zuchtte en rekte me uit. Hij keek terug, beetje bezorgd. Had ik zo’n strak gezicht dan?
‘Wat gedoe rondom mijn broertje.’
‘Gaat het niet goed met hem dan?’
‘Sinds gisteren weer uitstekend.’
Jurre trok een gezicht waarmee hij wilde zeggen: “ga verder”.’
‘Ik heb je het verhaal verteld over mijn ex? Dat die bij hem op bezoek was geweest?’
‘Ja.’
‘Gisteren weer.’
‘Zo, hij is een volhouder. Je had hem toch gezegd dat hij dat niet meer moest doen?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Op mijn uitnodiging.’
‘Op jouw uitnodiging nog wel? Waarom?’
‘Ruben. Die reageerde goed op hem, toen Stijn niet meer kwam ging het slechter. Ik wilde het uitproberen.’
‘Je hebt hem gebeld?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Kwam hem tegen op het station.’
‘En? Hoe ging het?’
‘Niet goed in het begin. Ruben protesteerde. Stijn was er eerst alleen gaan zitten, daarna ik er bij. Er zat Ruben steeds wat dwars, we kwamen er niet achter. Tot Stijn wat probeerde.’
‘Wat?’
‘Hij kuste me.’
Jurre’s mond viel open. ‘En?’
‘Ruben kraaide, super vrolijk. Blij.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Volgens mij heeft hij ons al die tijd samen willen zien.’
Jurre ging achterover hangen. ‘Ik kan me voorstellen dat je piekert.’
‘Ja,’ zei ik.
‘En wat deed die kus met jou?’
‘De rillingen over mijn rug.’
‘Positief of negatief?’
‘Positief.’
‘En nu?’
‘Nu niets verder. Stijn gaat niet meer, Ruben zal er aan moeten wennen dat we niets met elkaar hebben. We kunnen moeilijk doen alsof.’
‘Zou je het willen?’
‘Wat?’
‘Nou, als het goed voelde toen hij je kuste…’
‘Nee.’
‘Want?’
‘Ik heb Wijnand.’
‘Ja. Oké. Maar als die er niet was geweest, had je dan…?’
‘Misschien.’
‘Want?’
‘Hij is leuk.’
‘En wat nog meer?’
‘Hij heeft een hele geschiedenis.’
‘Dat is voorbij toch?’
‘Ja. Hij heeft het goed voor elkaar nu.’
‘Dus?’
‘Dus? Dus niets.’
Ik stond op en pakte twee nieuwe flesjes uit de koelkast. Ik reikte hem er eentje aan.
‘Ik zal weer eens een kratje meenemen.’
Ik glimlachte.
‘Toen was je ook verliefd op hem.’
‘Ja.’
‘En nu?’
‘Zeg, ga jij nu aan een kruisverhoor beginnen?’
Jurre nam een slok en lachte. ‘Ja. Werkt verhelderend soms. Merkte ik net ook.’
‘O? Wat is bij jou de uitkomst?’
‘Daar denk ik nog even over na. En bij jou?’
‘Ik heb Wijnand.’
‘Toch apart, je hebt hem toen bij Ruben weggestuurd eigenlijk, en nu ineens spreek je hem weer.’
Ik nam een slok en zuchtte. ‘Ik was hem al eerder tegengekomen. In de bus.’
‘En?’
Ik glimlachte om zijn manier van vragen stellen. Dezelfde manier als ik bij hem had gedaan.
‘Bij hem thuis geweest, lang gepraat.’
‘Welja, bij hem thuis geweest zelfs. Er is weer een soort normale vriendschap dus.’
‘Nee. Een aparte.’
Jurre glimlachte. ‘Hoe apart?’
Ik nam een slok en slikte. ‘Hij… Ik weet niet. Ik ben blij dat ik met hem gesproken heb, uitgepraat hoe we toen uit elkaar zijn gegaan.’
‘En?’
‘Het is goed zo. We hadden iets aparts toen, echt apart. En dat was ineens over, omdat hij wegging, verdween zelfs. Compleet uit beeld. Dat heeft me altijd dwars gezeten. Zeker in het begin, maar later ook nog, onbewust.’
‘Kan ik me voorstellen. Waarom heeft hij dat toen zo gedaan dan?’
‘Hij wilde me niet langer lastigvallen met zijn problemen. En schaamte.’
‘Geen ruzie dus?’
‘Nee, zeker niet. Al was ik kwaad dat hij me afstootte.’
‘Weggaan uit liefde,’ zei Jurre half lachend en theatraal.
Ik grijnsde. ‘ Zoiets.’
‘Maar kwam het oude gevoel dan niet terug, toen je hem weer zag?’
‘We zijn een tijd verder, Jurre.’
‘Dan nog.’
Ik keek zwijgend voor me uit.
‘Nou?’
‘Ja,’ zei ik toen, ‘dat deed het.’
‘Ik stel dezelfde vraag nog een keer. Zou je weer verliefd kunnen worden?’
Ik keek hem indringend aan. Hij grijnsde.
‘Zou je hem weer terug willen?’
‘Ik heb Wijnand, Jurre.’
‘Maar als die er niet geweest was?’
‘Daar hoef ik niet over na te denken, die is er nou eenmaal.’
‘Ja, hallo, ik moest net zijn school en leeftijd vergeten.’
Ik lachte. ‘Oké, als Wijnand er niet was geweest…’
‘Dat dacht ik al.’
‘O?’
‘De manier hoe je over hem praat. Jullie hebben iets speciaals samen.’
‘Dat hebben we zeker.’
‘Dan is het toch niet zo gek dat je nog wat voor hem voelt?’
‘Klopt.’
‘Knap dat je dan toch gewoon met hem om kan gaan.’
‘Nou…’
Jurre grijnsde. ‘Niet helemaal?’
‘Nee, niet helemaal.’
‘Gezoend?’
‘Ik ben blijven slapen toen. Meer dan zoenen.’
Zijn mond viel open.
‘Eenmalig,’ zei ik met mijn hand omhoog, ‘echt. Afsluiten van wat er toen gebeurd is.’
Jurre schudde zijn hoofd. ‘Spelen met vuur.’
‘Nee, dit was anders.’
‘Denkt hij er ook zo over?’
Ik knikte. ‘Hij weet van Wijnand, respecteert dat. Het was één keer.’
Jurre keek me spottend aan. ‘Hij is alleen, jij komt weer in zijn leven, jullie hebben seks, jouw broer is blij dat hij weer langs komt… je maakt me niet wijs dat hij niet hoopt dat je weer bij hem terug komt.’
Ik zuchtte. ‘Hij zegt dat het goed is zo. Gisteren zijn we nog even bij hem thuis geweest, gegeten. Het dreigde even uit de hand te lopen maar hij duwde me weg, naar huis.’
‘Als hij dat niet had gedaan?’
‘Dan weet ik niet wat er gebeurd zou zijn.’
‘Nee?’ Hij klonk ongelovig, lachte.
‘Oké, oké… Je hebt gelijk.’
‘Laatste keer dat ik het je vraag. Wat wil je?’
Ik stond op, pakte nog twee flesjes uit de koelkast. ‘Ik heb geen idee.’ Ik draaide om en keek hem aan. ‘Ja, dat heb ik wel. Ik wil geen gedoe. Ik ben blij met wat ik heb, ben blij met Wijnand. Dat ga ik niet op het spel zetten.’
Jurre strekte zijn arm en nam het flesje aan. Hij plopte de beugelfles open met zijn duim.
‘Dan zou ik als ik jou was uit de buurt blijven van die Stijn.’
Ik stond voor hem en tikte mijn flesje tegen dat van hem. ‘Yup.’

‘Hey,’ zei Wijnand vrolijk verbaasd tegen Jurre toen hij thuis kwam, ‘jij ook hier? Blijf je eten?’
‘Mij best.’
‘Gezellig,’ zei Wijnand met zijn hand in de koelkast. ‘Moeten we wel boodschappen gaan doen samen.’ Hij draaide zich lachend om naar mij. ‘Ik ga er tenminste van uit dat je dat nog niet gedaan hebt?’
‘Nope, nog niet.’
Wijnand gaf me een kus. Ik kuste hem lang terug.
‘Biertje, dan gaan we even naar de super,’ zei Wijnand. ‘God wat een saai college vandaag.’
Ik lachte. ‘Was het zo erg?’
Wijnand gaf me nog een snelle kus op mijn wang en ging toen zitten. ‘Ja, dat was het.’ Hij keek naar Jurre. ‘Wat wil je eten?’
‘Iets simpels.’
‘Iets anders hebben we niet. Wat voor simpels?’
Jurre lachte. ‘We zien wel.’

‘Hoe doe je dat toch?’ vroeg Jurre toen we zaten te eten.
‘Wat?’ vroeg Wijnand gespeeld onschuldig, alsof hij niet wist wat Jurre bedoelde.
‘Het zo lekker maken, met maar hele simpele dingen.’
Wijnand tilde zijn flesje op. ‘Het gratis bier van het bezoek, dat maakt het af.’
We lachten. Jurre nam nog een hap, kreunde goedkeurend en keek naar mij.
‘Jij mag gelukkig zijn met zo’n vent.’
Ik lachte, maar hij kleurde meteen toen hij besefte wat hij zei.
‘Ben ik ook wel,’ zei ik zo gewoon mogelijk.
Wijnand glimlachte en kneep even in mijn knie. Jurre bleef schuldig kijken.

Wijnand had gevraagd of ik mee ging naar zijn ouders maar dat kon ik niet. Ik moest naar mijn ouders. Daar was hij verbaasd over, ik was er tenslotte woensdag al geweest. Ik ben maar vaag gebleven, maakte er een smoes van dat er iets in de familie was waar ik bij moest zijn. Volgens mij geloofde hij het wel maar ik voelde me er zwaar ongemakkelijk bij. Het was ook raar, ik gin bijna nooit naar ze toe en dan nu ineens twee keer kort achter elkaar. Dat ik woensdag niet geweest was dat kon ik niet zeggen. Ik kon toch moeilijk vertellen dat ik bij Stijn was gaan eten. Ongemakkelijk. Net zoals bij mijn ouders zelf. We hadden elkaar weinig te vertellen. Kwam ook omdat ik nog steeds met Stijn in mijn hoofd zat. Zeker toen mijn moeder over Ruben begon, dat hij weer zo onrustig was de laatste tijd.
‘Blijf je slapen, ga je morgen mee?’ vroeg ze.
‘Is goed,’ zei ik zonder verder na te denken.
Dat deed haar goed. Gezellig. Mijn moeder ten voeten uit. We gingen vroeg slapen. Ik stond een beetje verloren in mijn slaapkamer. Lang geleden dat ik hier geslapen had. Ik wilde eerst douchen. Meteen warm water, massagestralen… Ik genoot er van en ontspande. Lang geleden. En lekker, vergeleken met de douche in het studentenhuis. Ik droogde me af en keek door het glas naar buiten. Te koud nu om buiten te gaan staan. Niets veranderd in de tuin. Ik ging in bed liggen en draaide op mijn zij. Herinneringen. Veel. Het begon met Ralf, het betrappen van mijn vader, maar het dwaalde af naar vroegere dingen uit mijn jeugd. Mooie tijd. Langzaam viel ik in slaap.

Raar hoe snel alles weer als gewoon voelt. Uitslapen, langer dan mijn ouders, ontbijtje maken, beetje voor de tv hangen en ’s middags naar Ruben. Ik had er zin in, wilde Lisanne ook even zien. Mijn ouders liepen meteen naar Ruben, ik schoot het keukentje in, voor een bekertje yoghurt.
‘Hey.’
‘Hoi, Jarno. Hoe gaat het?’
‘Goed.’
‘Weer eens met je ouders?’
‘Af en toe moet dat,’ lachte ik zachtjes.
‘Hoe is het met Stijn afgelopen?’
‘Die komt niet meer.’
‘Jammer.’
‘Weet ik, maar beter zo.’
‘Misschien wel, ligt er aan wat jullie besproken hebben.’
‘Alles. Stijn wil niet net doen of we samen wat hebben. Hij wil Ruben niet voor de gek houden.’
Lisanne lachte.
‘Maar vooral ook zichzelf niet.’
Ze keek weer serieus. ‘Ik snap hem wel.’
‘Daarom.’
‘Ik mag het toch wel jammer vinden?’
‘Jawel, vind ik ook.’
‘Wat vind je jammer? Voor Ruben of ook voor jezelf?’
Ik glimlachte.
‘Zeg maar niets.’ Ze liep naar de koelkast. ‘Hier.’
‘Lepel?’
‘In de la, Jarno, waar anders.’
Ik grijnsde en trok de la open.
‘Raar,’ zei Lisanne, ‘opmerkelijk.’
‘Wat?’
‘Ruben. Hoe hij reageerde op Stijn en jou.’
‘Ik vind het allemaal moeilijk,’ zei ik, ‘maar op de een of andere manier ben ik trots op hem.’
Lisanne glimlachte. ‘Hij weet meer dan je denkt.’
‘Nooit gedacht dat hij zo kon denken, dat hij kon weten wat Stijn en ik met elkaar gehad hebben.’
‘Dat weet hij ook niet letterlijk denk ik. Maar hij heeft jullie vaak samen gezien. Hij moet het gevoeld hebben.’
‘Gevoeld? Hoe bedoel je?’
‘Was je toen gelukkig met Stijn?’
‘Ja.’
‘Dat was ook aan je te merken.’
‘Zou je denken?’
‘Dat heeft invloed op hem, Jarno. Weet je nog dat je hier een keer huilend hebt gezeten? Hij was in alle staten toen.’
‘Ik ben ook gelukkig met Wijnand.’
Ze glimlachte. ‘Stijn had een klik met Ruben, en daar genoot jij van.’
Ik dacht na.
‘Zo zie ik het tenminste. Maar goed, het blijft giswerk.’
‘Ja.’
‘En ik gok ook dat hij zin heeft in yoghurt,’ zei ze met een knik naar mijn handen.
‘Dat is niet zo moeilijk,’ lachte ik en liep naar Ruben en mijn ouders.

Ruben reageerde vrolijk toen hij me hoorde achter zich.
‘Yoghurt!’ riep ik nog voor hij me kon zien.
Hij probeerde om te draaien. ‘Ja!’
Ik ging naast hem zitten. Hij keek me even aan, glimlachte toen ik hem een kus gaf maar probeerde nog steeds om te draaien. Toen hij merkte dat er niemand meer kwam keek hij weer naar mij.
‘A?’
‘Yoghurt,’ zei ik lachend.
Zijn ogen boorden door me heen. Ik nam een eerste hap maar hij kon er niet om lachen. Hij protesteerde wel zoals altijd, maar dit ging ergens anders over. Onder veel protest at hij.
‘Nou,’ zei mijn moeder, ‘het wil niet echt vandaag hè?’
Ik veegde met een doekje langs zijn kin. ‘Niet echt geloof ik. Nou, Ruben, kom op.’
‘A!’
‘Ja,’ lachte ik.
Het werd een redelijke worsteling. Het doekje zat flink onder toen ik het bekertje leeg op tafel zette.
‘Knuffel?’ probeerde ik.
‘A!’
Ik pakte hem vast en gaf hem een kus.
‘Ruben is lief.’
‘Ie!’
‘Ja,’ zei ik terwijl ik hem aan keek, ‘lief.’
‘A!’ riep hij weer.
Hij zwaaide met zijn hand en sloeg tegen mijn hoofd.
‘Nou, zeg!’ lachte ik.
Ruben lachte niet, hij wurmde in zijn stoel, band om zijn middel.
‘Het ging zo goed toen we binnen kwamen,’ zei mijn moeder. ‘En moet je nu eens zien.’
‘Wat is er dan jongen?’ vroeg ik.
Ik hoefde het niet te vragen. Er kwam toch niets terug. Maar ik wist het antwoord wel. Ik wist verrekte goed waar hij het niet mee eens was.

Ik zat down in de trein. Ik had met Wijnand afgesproken dezelfde trein terug naar huis te nemen, maar daar had ik spijt van. Ik wilde eigenlijk nog even alleen zijn met mijn gedachten.
‘Ging het zo slecht dan?’ vroeg Wijnand begripvol.
‘Hij was niet te harden,’ zei ik tegen het raam, mijn blik naar buiten. ‘Totaal onhandelbaar. Bijna agressief.’
‘Ik ben al een hele tijd niet meer bij hem geweest,’ zei Wijnand schuldig.
‘Je hebt er zo ook geen moer aan,’ mokte ik.
‘Nee…’
‘Ik wou dat hij kon praten,’ zei ik. Ik keek Wijnand aan. ‘En dat hij begreep wat je zei.’
‘Moeilijk.’
Ik duwde mijn rug tegen de rugleuning en zette mijn voet tegen de stoel voor me.
‘Zeg maar gerust onmogelijk,’ bitste ik.
Wijnand pakte mijn hand en streelde die met zijn duim. Ik voelde me schuldig. Tegenover Wijnand omdat ik hem niet kon vertellen wat er was, tegenover Ruben omdat ik hem niet kon geven wat hij wilde. Ik leefde gewoon mijn eigen leven en hij moest zich daar maar aan aanpassen, zonder overleg. Ik zuchtte en keek naar buiten.
‘Je doet wat je kunt toch?’ hoorde ik begripvol naast me.
‘Ik hoop het,’ zei ik. ‘Misschien doe ik het wel helemaal verkeerd.’
‘Tuurlijk niet. Als er iemand zorgzaam is dan ben jij het wel. Je doet juist heel veel voor hem.’
Ik keek hem aan en liet me kussen.

Het bleef zo met Ruben. Onhandelbaar, chagrijnig. Ik ging wat vaker, gewoon om er te zijn. En om hem te laten wennen aan het idee dat ik alleen kwam. Soms had hij wel een beetje goede dag, maar de keer daarna zat er een ster in het glas van een kastje. Toen ik vroeg wat er gebeurd was zei Lisanne maar één ding: “Ruben krijgt weer plastic bordjes tegenwoordig.” Ze zei het lachend, die dingen hoorden er bij. Op zich was het gewoon niet leuk meer om bij hem langs te gaan, maar ik deed het wel. Hij was mijn broertje en ik moest er voor hem zijn. Ooit zou het toch wel slijten en beter gaan? Ik begon er af en toe flink aan te twijfelen en kon het daar flink moeilijk mee hebben. Wat dat betreft stuurde Stijn precies op tijd een berichtje via de telefoon.

“Hoe gaat ie?”

© 2012 Oliver Kjelsson