Trouw (deel 11)

Ik hobbelde de trap af, ze klonk vrij dwingend. Wat was dit? Ging dit nog over Emiel en het skaten? Mijn voorgevoel vertelde me niets goeds.
‘Hoi,’ zei ik toen ik in de kamer was, ‘wat is er?’
Ze zaten, allebei.
‘Stan,’ begon mijn moeder een beetje onhandig, ‘moet jij ons iets vertellen?’
‘Jullie iets vertellen?’
‘Over Emiel?’
‘Wat is er met Emiel?’
Langzaam begon ik te zweten. Wisten ze wat er aan de hand was? Ik bleef mijn moeder aankijken toen ik in de bank ging zitten. Ze keek ongemakkelijk.
‘Jij, en Emiel. Is er meer tussen jullie dan alleen dat skaten?’
Ik was aan het schakelen in mijn hoofd. Ik ging niets zeggen, ik wist nog steeds niet zeker of ze dat bedoelden, en ik ging niets per ongeluk verraden.
‘Hoe bedoel je?’
‘Je snapt best wat we bedoelen. Zijn jullie, ehh, “samen”? Hebben jullie meer dan alleen een gewone vriendschap?’
‘Ik kom hem tegen in de trein, ik ben hem hier tegen gekomen, we gaan een keer een rondje rijden, meer niet.’
‘Stan,’ zei ze op een toon dat ik me niet van den domme moest houden, ‘je weet best wat we bedoelen. We willen je helpen jongen.’
Hoe wisten ze dit? Had Sarah dan toch iets gezien? Had ze me verraden?
‘Maar…’
‘Stan, ik ga het maar op de man af vragen. Ben je homofiel? Of twijfel je daarover?’
Goed, het kon eigenlijk geen andere kant meer op, maar toch kwam het als een dreun binnen. Wat moest ik nou? Ontkennen? Dat voelde helemaal verkeerd. Ik knikte voorzichtig.
‘Jongen toch…’
Ze kwam naast me zitten, sloeg een arm om me heen. Of ik wilde of niet, ik huilde. Van de spanning, van angst. Wat ging er gebeuren? Nu het bekend was, was niets meer zeker. Kon ik Emiel nog wel zien? Dat skaten zaterdag kon ik alvast wel vergeten. Ze wreef over mijn bovenarm. Het was stil verder. Mijn vader zei niets, zoals zo vaak. Ik durfde hem niet aan te kijken. Bang voor zijn oordeel, bang voor zijn blik. Ik haalde mijn schouders op. Dat voelde ze.
‘Huil maar, dat geeft niets.’
‘Ik heb er echt alles aan gedaan,’ stamelde ik, ‘ik heb echt geprobeerd het tegen te houden.’
Geen antwoord, wrijvende hand op mijn arm.
‘Echt, ik weet dat het eigenlijk niet kan. Maar ik voel het nou eenmaal zo. Ik kan er niets aan doen.’
‘Dat snappen we best jongen,’ zei ze zachtjes.
Ik was bang voor de “maar” die er onherroepelijk achteraan zou komen.
‘Je kunt er niets aan doen. De Heer beschikt en heeft dit met je voor.’
Ik keek haar verbaasd aan. ‘Maar…’
‘Ik zeg niet dat we er blij mee zijn Stan, maar we berusten. Wie zijn wij om een beslissing van de Heer tegen te spreken?’
Ik kon er geen touw aan vast knopen.
‘Je bent onze zoon en we houden van je. We zorgen voor je, dat is onze plicht.’
Ik liet het allemaal even op me inwerken.
‘Wil je dat ik een afspraak maak voor je, met de dominee?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Ik moet dit zelf oplossen. En ik wil niet dat mensen in de kerk het weten.’
‘Dat snap ik. Maar hij kan je toch helpen om dit een plek te geven?’
‘Ik weet het nog niet hoor.’
Ze glimlachte, gaf me een kus op mijn voorhoofd. Ik ging tegen haar aan hangen. Dat had ik gewoon even nodig. Lang geleden, maar het voelde fijn. Arm om me heen, halve knuffel. Het gaf me even het gevoel dat alles goed zou komen.
‘Ik ga hem toch bellen.’
Ik schrok.
‘Ik wil zelf met hem praten en jouw vader ook denk ik. Wij moeten dit ook een plaats geven.’
‘Maar dan weet hij het alsnog.’
‘Je kunt hem toch vertrouwen Stan?’
‘Jawel…’
‘Nou dan. Daar moetje niet over inzitten, jongen.’
Mijn handen lagen in mijn schoot, ik pulkte aan een velletje bij mijn duimnagel.
‘Nou,’ zei mijn moeder geforceerd opgewekt, ‘ga zo maar slapen. Laat het allemaal even bezinken. Komt allemaal wel goed. Je hoort vaak dat een jongen er over twijfelt, dat het gewoon een fase is waar iemand doorheen moet. Blijkt het achteraf allemaal nog mee te vallen. Je hebt nog een heel leven voor je, er kan nog zoveel gebeuren.’
Ik keek haar aan maar zei niets. Ze zag zo ook wel in mijn blik dat ik die fase allang voorbij was. Dit was geen opwelling, dit was wat het was. Ze glimlachte, liet me los. Ik ging rechter zitten, zuchtte.
‘Ik ga slapen denk ik.’
‘Is goed jongen. We praten morgen wel verder.’
‘Welterusten,’ zei ik bij de deur.
Ik keek voor het eerst mijn vader aan. Hij gaf me een flauwe glimlach. Het viel hem allemaal tegen zag ik.

Sarah had de deur van haar kamer dicht. Ik hoefde er niet naar toe te gaan, dat zou uit de hand lopen. Ze had me verraden, dat kon gewoon niet anders. Ik deed de deur van mijn kamer dicht, iets harder dan normaal. Ik trok mijn kleren uit, liet me op bed vallen en trok het dekbed over me heen. Ik wist nog steeds niet wat de gevolgen gingen zijn. Ze waren wel heel erg mild geweest. Ze gingen nog met de dominee praten, maar daar was ik het eigenlijk niet mee eens. Ik was bang voor dat oordeel. Ik draaide me om. Sarah had ons dus toch gezien, op het perron. Kon niet anders. Aan Emiel en mij was niets te zien, toen hij binnen kwam. Toch? Straalde het dan zo van ons af? Ik lag weer op mijn rug. Nee, het moet Sarah zijn geweest. Dit ging een lange nacht worden.

Ze zei niet veel, bij het ontbijt. Ik ook niet. Zonder een woord pakten we onze jas en gingen naar buiten. Emiel zou er niet zijn, wist ik. Die had het eerste uur vrij. Ze reed zwijgend naast mij de straat uit.
‘Wat is er gezegd gisteren?’ vroeg ik direct.
‘Niets,’ antwoordde ze dwars.
‘Sarah, kom op, dat kan niet. Er was niets aan de hand, ik ben gaan douchen en ineens moest ik naar beneden komen.’
‘Ze vroegen of ik Emiel ook kende van de trein, en wat voor een jongen het was.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Niet veel, gewoon dat we hem kenden vanuit de trein.’
‘En verder?’
‘Niets,’ bitste ze.
‘Sarah, doe normaal. Er is meer gezegd.’
‘Ze vroegen door, vroegen wat er was.’
‘Hoezo, “vroegen wat er was”?’
‘Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik dacht aan wat ik op het station had gezien.’
‘Je hebt ons gezien?’
Ze knikte.
‘En dat heb je verteld?’
‘Ja.’
‘Stommeling.’
‘Ik? Jij zul je bedoelen. Het kan toch niet?’
‘Ik zou niet weten waarom niet.’
Ik moest uit gaan kijken, beetje alles vaag laten nu.
‘Het kan niet en mag niet.’
‘Wie zegt dat?’
‘De Bijbel. Iedereen. Het hoort niet. Dat weet jij ook. Twee mannen…’ Ze keek afkeurend, trok bijna een vies gezicht. ‘Het kan niet. En hij past ook veel beter bij mij.’
Ik lachte. ‘Wat!?’
‘Ja.’
‘Sarah, denk na. Hij is veel ouder dan jij.’
‘Nou en?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Je mag nou zeker niet meer met hem omgaan?’
‘Ze hebben het niet verboden of zo hoor.’
‘O?’ Ze keek verbaasd, verrast.
‘Nee, niets van gehoord. Best goed gesprek gehad.’
‘Dus jij mag nog gewoon met hem omgaan?’ Het klonk bijna teleurgesteld.
‘Ja,’ blufte ik. ‘Valt het tegen? Had je dat gehoopt? Had je Emiel voor jezelf willen houden?’
Nu keek ze betrapt.

Het was me wel duidelijk. Ze had ons gezien, het was uitgekomen thuis en dat vond ze helemaal niet erg. Ik moest uitkijken, als ik met Emiel optrok dan ging ze dat gewoon doorvertellen thuis. Puur uit rancune volgens mij. Ze was verliefd op Emiel en ze kon het niet hebben dat ik er mee vandoor ging. Dat kon er ook nog wel bij. Ik keek naar buiten, we zeiden niets meer na mijn laatste opmerking. Allebei onze eigen gedachten. In de trein, op de fiets, we zeiden niets meer. Totdat we bijna op school waren.
‘Je houdt je mond erover op school,’ zei ik dreigend.
Ik kreeg een blik alsof ik iets doms zei. ‘Ja, wat dacht je dan.’
‘Ik zeg het maar even.’
‘Hebben papa en mama ook al gezegd hoor.’
Mooi, dat hadden mijn ouders dus al geregeld. Daar had ik niets over te vrezen. Aan de andere kant niet mooi. Het overbekende binnenskamers houden. Geen vuile was buiten hangen. Halve schaamte.

‘Alles goed?’ vroeg Jacco toen we in het lokaal gingen zitten.
‘Ja hoor,’ antwoordde ik kortaf.
Hij keek bedenkelijk. Oké, ik was stil, strak gezicht. Voor hem was ik weer terug bij af. Er was iets, en dat zat me overduidelijk dwars. De klas werd stil. De dag ging beginnen.

Ziggy had het overduidelijk ook gemerkt. Die trok me in de pauze apart van de rest, in de gang bij de kluisjes.
‘Alles goed?’
‘Dat vroeg Jacco ook al.’
‘Vind ik niet gek. Je kijkt alsof de wereld vergaat. Dus nog een keer: alles goed?’
Ik zuchtte en keek hem aan. ‘Nee.’
‘Care to share?’
Ik ging met mijn rug tegen de muur staan, bonkte met mijn achterhoofd tegen de stenen. Ik keek omhoog. ‘Mijn ouders zijn erachter gekomen.’
‘Hoe?’ vroeg hij verbaasd.
‘Ik had het briljante plan om na het lopen Emiel even mee naar huis te nemen. Gewoon, even kennis maken. Ik zal de komende tijd toch vaker met hem optrekken, dan kunnen ze maar beter weten wie het is.’
‘Slim.’
‘Ja, vond ik ook,’ zei ik spottend.
Ziggy glimlachte.
‘Sarah kent hem ook, uit de trein. Maar ze heeft ons eergisteren gezien op het perron, we zaten achteraan een beetje te zoenen.’
‘En dat heeft ze verteld?’
‘Ja. Toen Emiel weg was en ik ging douchen hebben ze haar nog wat uit zitten horen over Emiel. Voor zover ik begrijp zagen ze al aan haar gezicht dat er wat was.’
‘Dus echt expres verraden heeft ze je niet?’
‘Misschien niet, maar het komt haar wel goed uit.’
‘Hoezo?’
‘Ze vindt hem leuk. Erg leuk. Die is dus ook zo jaloers als de ziekte.’
‘O ja.’ Hij lachte. ‘Net zo erg als bij Jacco toen?’
Ik knikte. ‘Of erger. Geen idee. Maar goed, ze keurt het allemaal af.’
‘Wat zeiden je ouders?’
‘Begripvol geloof ik. Ik kon er niets aan doen, en of ik met de dominee wou praten. Dat gaan ze zelf overigens wel doen.’
‘Die moeten ook hun verhaal kwijt. Zullen ook wel willen weten hoe ze daar mee om moeten gaan.’
Ik duwde me van de muur af. ‘Kunnen ze dat zelf niet verzinnen?’
‘Als ze “het juiste” willen doen? Nee. Daar hoort overleg een feedback bij. Dat weet jij ook.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Let op, als ze met iemand van de kerk gepraat hebben ben ik de eerstkomende zondag aan de beurt.’
Ziggy legde zijn arm om mijn schouder. ‘Lekker laten lullen. Jij weet wat je wil. En als het jou allemaal uit het veld slaat en je weet het niet meer, dan zeg je het maar. Wij hebben een sociaal werker die het je helemaal uit kan leggen waarom het wel kan. Met Bijbelteksten en al.’
‘Dank je,’ zei ik serieuzer dan ik wilde.
Het zette me allemaal aan het denken. Ik moest de komende tijd stevig in mijn schoenen blijven staan. Anders ging het allemaal erg uit de hand lopen. Ziggy nam me mee de kantine in. Ik zag Jacco en de rest kijken. Ik zette mijn meest neutrale gezicht op alsof er niets aan de hand was. Dat geloofden ze maar half volgens mij. Ziggy deed het wat dat betreft beter. Die maakte meteen een grap om iets onbenulligs en zette iedereen op andere gedachten. Er keek nog iemand naar me. Van een afstandje. Loek.

Sarah reed met me mee naar het station. Niet aan te ontkomen. Ze wachtte al op me, ik kon er niet stiekem vandoor gaan. Opvallend, dat deed ze anders nooit. In de stalling zag ik de blauwe fiets van Emiel al staan. Ze zette die van haar er vlak bij. Emiel zat vooraan op het perron en lachte naar ons toen we aan kwamen lopen. Ik was stil, ergerde me aan Sarah die haar best deed mijn schaduw te zijn. Ik wilde Emiel vertellen wat er allemaal gebeurd was, maar dat ging me zo niet lukken. Ze praatte tegen hem, slijmde bijna. Emiel keek me al een keer verbaasd aan, maar meer dan een strakke blik van mij kreeg hij niet terug. Ik begon kwaad te worden. Ze wist heel goed wat er aan de hand was, dat ik Emiel alleen moest spreken, maar daar gaf ze geen ruimte voor. Dan maar bot.
‘Ik ga wat te drinken halen,’ zei ik met een blik naar Emiel, ‘loop je even mee?’
Hij knikte, stond op. Sarah stond ook meteen.
‘Jij blijft hier zitten,’ bitste ik.
Ze protesteerde, maar ik bleef volhouden.
‘Je blijft gewoon hier. Je hoeft me niet de hele tijd achterna te lopen.’
‘We zijn zo terug,’ zei Emiel bemiddelend.
Hij liep naast me en keek me verbaasd aan. ‘Wat is dit?’
Ik zuchtte, liep de wachtkamer in naar de kiosk. ‘Ze heeft ons toch gezien eergisteren.’
‘Oh-oh…’
‘En mijn ouders weten het sinds gisteravond nadat jij weg was.’
Zijn mond viel open. ‘Ze heeft het thuis verteld?’
‘Ja. Ze zaten haar uit te horen over jou, toen ik ging douchen. Ze zagen aan haar gezicht dat er meer was.’
Emiel floot tussen zijn tanden. ‘En nu moet ze ons in de gaten houden van jouw ouders of zo?’
‘Nee, dat heeft ze volgens mij helemaal zelf verzonnen.’
‘Wat zeiden jouw ouders? Hoe reageerden ze?’
‘Begripvol, ik kan er niets aan doen, zo ben je of zo ben je niet. Dat is het tot nu toe. Ze gaan met de dominee praten hoe ze er mee om moeten gaan.’
Emiel keek onderzoekend. ‘Dat kan dus nog alle kanten op?’
Ik knikte. De scanner van de kassa piepte, ik rekende af en pakte mijn flesje cola. Bij de deur hield hij me tegen.
‘Stan, betekent dit dat je mij misschien niet meer mag zien?’
‘Zou zo maar eens kunnen.’
Hij keek teleurgesteld, zorgelijke blik.
‘Maar daar ga ik me dan mooi niet aan houden,’ zei ik er strijdbaar achteraan.
Emiel grijnsde, wilde me een kus geven maar keek toen door de deur naar buiten. We zagen Sarah zitten, ze keek terug. Toch maar geen kus. Ik kneep kort in zijn bil toen hij de deur open trok.

Het was een raar sfeertje geweest in de trein. Sarah bleef bij ons, ze slijmde nog wat bij Emiel maar daar hield ze al snel mee op toen Emiel geen woord terug zei. Zootje. Ik was kwaad, had haar een klap willen geven, wegsturen. Het was druk bij het skateparkje. Mijn ouders vonden dat ik thuis moest blijven, maar ik had volgehouden. Ik wilde gaan lopen. Langs het skateparkje. De jongen keek verbaasd, ik liep anders dan normaal. Verkorte route. Ik wilde naar Emiel, praten, mijn verhaal kwijt. De dominee zat bij ons thuis. Die ging een gesprek hebben met mijn ouders en daar mocht ik niet bij zijn. Ik snapte wel waarom ze me thuis wilden houden, op mijn kamer. Ik kwam ook nog aan de beurt. Die wilden vast ook nog een gesprek met mij hebben, met de dominee erbij. Emiel keek verbaasd toen hij me het tuinpad op zag komen. Ik was vroeger dan normaal.
‘Hey, wat ben jij vroeg.’
‘Dominee zit bij ons thuis.’
Hij trok een moeilijk gezicht. ‘Gevlucht?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Beetje. Ik wilde jou gewoon even zien.’
Hij glimlachte en gaf me een kus. We zoenden kort.
‘Hij zal ook nog wel met mij willen praten.’
‘Verplicht?’
‘Half denk ik. Als ik laat thuis kom dan is hij al weer weg. Maar ik ben wel benieuwd wat er gezegd is, dus ik blijf niet lang.’
Hij glimlachte.
‘Ik weet alleen niet wat ik moet zeggen.’
‘Gewoon wat je voelt?’
Ik lachte spottend. ‘Een beetje gefilterd dan toch.’
‘Wat drinken?’
‘Lekker.’
‘Mayonaise?’
Ik grinnikte. We liepen de kamer in.
‘Hé, Stan,’ zei zijn moeder meteen. ‘Hoe is het?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Emiel vertelde het vanmiddag.’
‘Ja…’
‘Het is wat. Het gaat nu misschien snel, maar je moet maar zo denken: vroeg of laat had je het toch moeten vertellen.’
‘Is ook zo,’ antwoordde ik timide.
Ze glimlachte bemoedigend. Emiel had twee glazen in zijn hand en wenkte met zijn hoofd. Naar boven.

Wat een puinhoop, zijn kamer. Ik lachte erom.
‘Ja, moet een keer opgeruimd worden, maar geloof me, er zit logica in.’
Ik ging in een luie stoel zitten, nam een slok.
‘Stan? Morgen zit ik alleen met Sarah in de trein. Ik weet niet wat ik wel of niet kan zeggen.’
‘Ik ook niet. Misschien is normaal doen, alsof er niets aan de hand is wel het beste.’
‘Of gewoon niet naar haar toe lopen en ergens anders instappen.’
‘Kan ook, maar je zult zien dat ze je toch opzoekt.’
Emiel zuchtte.
‘Gewoon jezelf blijven.’
Hij glimlachte. Hij kwam voor me staan, ging op de leuning zitten en kuste me. Ik pakte hem vast, wilde zoenen, hem dicht tegen me aan hebben. Ik besefte ineens dat we op zijn kamer zaten, alleen, de deur dicht. Dat zou ik thuis nooit voor elkaar krijgen. En zijn ouders wisten wat we hadden, toch vonden ze dat blijkbaar heel normaal. Het maakte het allemaal extra spannend, ongewoon. Ik had het gevoel ieder moment betrapt te kunnen worden. Het wond me op. Emiel zat ondertussen op mijn benen, ik trok mijn armen bij elkaar, zijn borst hing tegen die van mij. Ik kreunde, hij kreunde terug. Zijn hand verdween onder mijn shirt. Ik zuchtte door mijn neus, ik voelde de huid van zijn rug onder mijn handen. Hij ging verzitten, knieën aan beide kanten van mij, zittend op mijn bovenbenen. Ik streelde zijn buik, duwde zijn shirt omhoog. Hij boog voorover en kuste me. Hij glimlachte, kuste weer.
‘Emiel, ik moet zo naar huis.’
‘Weet ik.’
Ik duwde hem. Hij lachte en stond op. Gestrekte arm om me omhoog te trekken. Ik stond op, hield hem nog even vast. We gingen naar beneden, ik zei nog even tot ziens in de kamer en liep naar de voordeur.
‘Succes.’
‘Dank je,’ kuste ik terug.
‘Laat me weten hoe het ging.’
‘Ik kan niet meer bellen denk ik. Ik stuur wel wat.’
‘Is goed. Wel doen hoor.’
Ik glimlachte. Nog één kus. Daarna vertrok ik. Emiel keek me zorgelijk na.

Ik zag ze al aan tafel zitten toen ik achterom de tuin in liep. Ik zette mijn schoenen in de gang, stak mijn hoofd om de hoek van de deur.
‘Hoi, ik ga even douchen.’
‘Kom even een hand geven,’ zei mijn moeder.
Ik liep de kamer in, gaf de dominee een hand.
‘Hallo Stan. Lekker eindje gaan lopen?’ Hij glimlachte er bij.
‘Iedere avond als het kan.’
‘Gezond,’ lachte hij.
Ik glimlachte verlegen. Ik plukte aan mijn shirt. ‘Even douchen,’ zei ik tegen mijn moeder.
‘Kom je daarna even naar beneden?’
Ik knikte.
Sarah had haar kamerdeur open staan. Ze zag me.
‘De dominee is er,’ zei ze.
‘Joh, echt?’
‘Wist jij dat?’
‘Ja.’
‘Ik moest naar boven. Gaat vast over jou.’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Jij bent net bij Emiel geweest zeker?’
‘Ik ben gewoon gaan lopen, zoals altijd.’
Ik liep door naar mijn kamer, pakte wat spullen en ging terug naar de badkamer. Ze keek nog steeds.
‘Wat?’ vroeg ik geërgerd.
‘Niets.’
‘Blijf op je kamer dan, doe die deur dicht.’
Ze keek strijdbaar. ‘Nu mag je zeker niet meer met hem omgaan.’
‘Dat bepaal jij niet,’ bitste ik.
Ik liep door, ging de badkamer in en deed de deur op slot. Bemoeial.

Ik stelde uit, bleef lang onder de douche staan. Zo gauw als ik de kraan dicht draaide verwachtten ze me binnen tien minuten beneden. Ik wilde de confrontatie niet. Ik had geen idee wat er gezegd ging worden. Dat er een uitspraak zou komen, een beslissing hoe ik verder moest, dat was wel duidelijk. Ik werd onzeker van die onduidelijkheid. Ik wilde gewoon weten waar ik aan toe was. Ik kreeg ineens haast. Ik draaide de kraan dicht, pakte mijn handdoek. Het maakte niet uit wat ze gingen zeggen. Ik maakte zelf mijn plan wel. En dat kon pas als ik wist hoe ze dachten. Ik gooide mijn vuile kleren in de wasmand, liep nog even naar mijn kamer en ging toen de trap af. Toch nerveus.

Ze zaten nog aan tafel. Ontspannen sfeer, zo te zien. Ik pakte wat te drinken in de keuken.
‘Jullie ook nog iets?’
‘We hebben nog, jongen, dank je,’ zei mijn vader.
Ik pakte een stoel, naast de dominee, mijn ouders zaten naast elkaar aan de overkant van de tafel.
‘Weer fris na het sporten?’ vroeg de dominee vrolijk.
Ik glimlachte.
‘Met de sponsorloop van school had je ook een mooie prestatie neergezet.’
‘U was daar ook? Ik heb u helemaal niet gezien.’
‘Samen met die andere jongen heb je toen de grootste afstand afgelegd.’
‘Echt?’ zei ik verbaasd. ‘Dat was me helemaal niet opgevallen.’
Hij glimlachte. Had hij dat ook al door, wat er toen speelde?
‘Jazeker,’ ging hij verder alsof er niets aan de hand was, ‘de beste prestatie. Dat is een vriend van je van school?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik ken hem van school, hij zit in een andere klas. Hij loopt ook best vaak.’
‘Ik ken zijn naam ook verder niet.’
Zat hij nou te vissen? Ik liet het maar zo, ging er niet op in.
‘We hebben net een heel gesprek gehad.’
Het serieuze stuk ging beginnen. Niet meer eromheen draaien. Ik keek naar mijn ouders, die keken vooral zo neutraal mogelijk. Ze legden het helemaal bij de dominee neer.
‘Hoe gaat het nu?’ vroeg hij. ‘Er gebeurt nu een hele hoop met je.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘We hebben het de laatste tijd veel over je gehad. Je was altijd een leuke gezellige uitgelaten jongen in de Bijbelstudiegroep, maar de laatste tijd was je stil, teruggetrokken.’
‘Ja, dat klopt wel.’
‘Er gebeurt ineens iets wat je een plek moet geven, wat verwarrend is.’
Ik knikte.
‘Je leeft altijd zo goed mogelijk en dat gebeurt er ineens zoiets met je. Helemaal in conflict met wat je altijd geleerd hebt.’
‘Ik wist echt niet wat ik er mee moest,’ zei ik.
‘Je had hulp kunnen zoeken, er over kunnen praten.’
Hij zei het met een glimlach. Beetje uitdagend. Ik haalde mijn schouders op.
‘Durfde je niet? Schaamte? Dat is helemaal niet gek hoor. Maar ook hiervoor zijn we er voor je, Stan.’
‘Weet ik ook wel,’ zei ik twijfelend.
‘Maar?’
‘Ik wou het eerst zelf uit zoeken, weten wat er was. En waarom.’
‘Is dat gelukt?’
‘Ik heb veel opgezocht. Er veel over gelezen. Op internet en zo.’
Bij mijn vader gingen de wenkbrauwen omhoog. Dat had ik misschien beter niet kunnen zeggen.
‘Daar weet je nooit zeker of je de juiste informatie kunt vinden, Stan.’
Ik keek de dominee aan. ‘Ik wou alle kanten bekijken en dan een afweging maken.’
Hij glimlachte. ‘En wat heb je geleerd?’
‘Dat ik er niets aan kan doen. Dat het mijn schuld niet is dat ik zo ben, die gevoelens heb.’
Hij knikte. ‘Daar heb je wel gelijk in, denk ik. God heeft je zo gemaakt.’
‘Maar waarom? Ik heb er niet om gevraagd, mijn ouders ook niet.’
‘Hij heeft voor iedereen zijn eigen plan, jongen. En dat weten we nooit van tevoren.’
‘Nee,’ zei ik spottend.
Hij bleef glimlachen. ‘We hebben een hele tijd zitten praten hier vanavond. Ook zij vinden het moeilijk. Maar ze houden van je. Ook zij willen het beste voor je. Dat weet je toch wel?’
‘Ja.’
‘Daarom. Ze kunnen je steunen, Stan. Jou helpen de juiste beslissingen te nemen.’
Ik knikte.
‘Je zult sterk moeten zijn. Niet vallen voor de verkeerde verleidingen.’
‘Nee…’
‘Je weet wat de Bijbel er over zegt.’
Ik knikte.
‘Blijf op het juiste pad, jongen.’
‘Ik doe mijn best. Maar wat is het juiste pad? Ik denk goed na over wat ik mezelf kan verantwoorden of niet.’
‘Zolang je maar niet vergeet wat de Heer met je voor heeft.’
‘Maar wat is dat dan?’
Nu werd het hem ongemakkelijk. Praten over seks, altijd lastig.
‘Het is zijn opdracht voor jou. Hij heeft je zo gemaakt, de uitdaging om sterk te zijn en niet toe te geven aan… Vleselijke lusten. Je weet hoe hij daar over denkt.’
Ik knikte weer. Ik wist hoe Hij daar over dacht. Of wat de mensen van de kerk zeiden hoe Hij daar over dacht.
‘Ik heb gehoord dat je een jongen hebt leren kennen.’
Daar kwam het. Ik knikte.
‘Blijf sterk, Stan. Geef er niet aan toe.’
Ik keek hem met een ruk aan. Daarna naar mijn ouders. Ik had even geen antwoord. Hij zag mijn gezicht en gooide het meteen over een andere boeg.
‘Er is een werkgroep voor jongeren met dezelfde uitdaging als jij. Misschien is dat wel iets voor jou.’
‘Van de kerk?’
‘Niet speciaal van één kerk. Maar wel vanuit de kerk gestuurd.’
Ik dacht aan Loek. Die zat daar waarschijnlijk ook. Ik wist niet of ik daar wel zin in had, om hem daar tegen te komen. Of Loek mij. Ik wist ook niet of ik sowieso zin had in zo’n werkgroep. Wat daar de boodschap zou zijn was me wel duidelijk. Ik wist van tevoren al dat ik mijn eigen weg zou gaan. In zo’n werkgroep zou ik alleen maar in conflict komen. Wat dat betreft werkte hun werkwijze wel: zorg dat je niet in de verleiding komt. Ik moest daar wegblijven.
‘Ik weet niet,’ zei ik.
‘Je kunt het altijd een keer proberen. Het kan je heel erg helpen denk ik.’
Ik haalde mijn schouders op.
Hij glimlachte. ‘Denk er maar eens over na. Je hoeft niet alles meteen te beslissen.’
Ik glimlachte maar terug.
‘Je komt sterk over, mag ik dat zeggen?’
‘Dat voel ik zelf ook. Het is mijn opdracht, en die wil ik zelf volbrengen.’
Waar haalde ik dat nou ineens vandaan? Het maakte indruk in ieder geval.
‘Dat vind ik een mooie afsluiting,’ zei de dominee, ‘mag ik dat zeggen?’
Mijn ouders knikten. Mijn moeder keek bijna trots zelfs.
‘Zullen we samen bidden, vragen om wijsheid voor Stan, om de juiste keuzes te maken?’ Hij keek me aan. ‘Dat kan geen kwaad, toch, dat beetje hulp?’ grapte hij er achteraan.
Ik glimlachte. Opgelucht bijna.

‘Toch blij dat je even met hem gepraat hebt?’ vroeg mijn moeder nadat hij weg was.
Ik knikte. Het had me ook wel goed gedaan. Ik wist nu waar ik aan toe was, hoe ze er over dachten. We stonden in de keuken, ze pakte me vast en knuffelde me.
‘Wat je net zei, dat je jouw opdracht wil volbrengen…’ Ik kreeg een kus op mijn voorhoofd. ‘Dat is mooi jongen. Daar ben ik blij mee. Je bent sterk.’
Ik liet het gaan. Ik hing tegen haar aan, hield haar net zo hard vast. Mijn vader kwam even de keuken in, klopte een keer op mijn schouder.
‘Mooi gezegd net jongen.’
Het raakte me, ik snifte. Mijn moeder hoorde het en hield me nog steviger vast. Ik hoorde Sarah naar beneden komen. Ze kwam de keuken in en zag ons staan. Ze keek verbaasd, had waarschijnlijk een flinke strijd verwacht. Ik keek tevreden, mijn moeder ook.
‘Het komt goed, jongen,’ zei ze. ‘Ik ben trots op je.’
© 2013 Oliver Kjelsson