‘Goed weekend gehad, Ruben?’
Ik glimlachte, stond met mijn collega bij de koffieautomaat. ‘Zeker weten.’
Hij rekte zich uit en gaapte. Ondertussen liep zijn beker vol met zwarte koffie.
‘Zo? Koffie zwart?’ lachte ik. ‘Wat heb jij gedaan?’
‘Weekend met de hele familie weg. Dodelijk vermoeiend.’
‘Had je verteld ja. Leuk geweest?’
Hij pakte zijn beker van het rekje en nam een voorzichtige slok. ‘Och…’
‘Niet dan?’
‘Zoals ik al zei: vermoeiend. De eerste dag gaat nog wel, maar daarna wordt het een hel. De kinderen worden balorig, denken dat alles kan en mag.’
Ik lachte, drukte wat knoppen in nadat ik een bekertje op zijn plek had gezet.
‘Hij is sterk, ik waarschuw je.’
‘Nee, jij bent gewoon nog niet wakker.’
Ik pakte mijn beker en nam voorzichtig een slok. Ik trok een gezicht dat verraadde dat de koffie inderdaad sterk was. Lachend liepen we naar het kantoor. Ik rekte me een keer uit terwijl mijn computer opstartte.
‘Jij bent ook nog niet helemaal wakker zie ik. Druk weekend gehad?’
Ik knikte.
Het was zeker een leuk weekend geweest. Verrassend ook. Ik had vrijdagavond een feest, wat laat is geworden en erg gezellig. Vrienden van mij hadden me uitgenodigd, hun hockeyclub had een nieuw clubgebouw, inclusief kantine, kleedkamers en alles wat daar bij hoorde. Er waren hapjes, heel veel drank en een hoop mensen. Waarschijnlijk zou deze nieuwe kantine nooit meer zoveel mensen te verwerken krijgen in de toekomst. Ik wist aan het einde van de avond niet meer met wie ik allemaal heb staan praten. Op één jongen na dan. Ik zag hem halverwege de avond, ik stond met een vriend van mij met een paar mensen te praten, hij stond er bij en luisterde. Hij hield zich een beetje afzijdig, verlegen typ. Vanaf het moment dat ik hem zag kon ik mijn ogen niet meer van hem afhouden. Af en toe werd ik afgeleid door het gesprek, maar als ik even niets hoefde te zeggen zochten mijn ogen weer rond, om te kijken waar hij was. Toch was ik hem kwijt op een gegeven moment. Ik keek de kantine rond en glimlachte om het lichte gevoel van paniek dat ik voelde. Een half uur later zag ik hem pas weer in de drukte. Hij zat met iemand te praten, achteraan in een hoekje. Ik kon het niet maken om me daar mee te bemoeien, dat zou wel heel raar staan. Hij lachte en dat zag en lief uit. Ik bleef hem in de gaten houden, al wist ik niet hoe ik met hem in contact kon komen. Nonchalant praatte ik met een vriend van mij, een schuin oog houdend op de jongen in de hoek. Er waren meer mensen bij hem komen zitten. Hij pakte zijn glas, zei iets en stond op.
‘Jij nog iets drinken?’ vroeg ik aan de vriend van mij.
‘Lekker. Biertje.’
Ik grijnsde. Wat anders? Ik kreeg altijd jeuk van hoe hij dat woord uitsprak. Ballerig, ik kon er geen ander woord voor vinden. Als we met vrienden waren was hij niet zo, maar het was me al eerder opgevallen als er hockeyvrienden in zijn buurt waren. Daar werd hij ‘ballerig’ van. Ik ging achter de jongen aan, op weg naar de bar. Hij leunde op de bar, hing voorover naar de gast achter de tap. Het was lawaaierig. Ik ging naast hem staan, gebaarde naar de vent achter de bar dat ik er ook twee wilde. Die knikte alleen maar. Behendig zette hij de drie glazen geklemd tussen zijn vingers voor ons neer.
‘Drie biertjes, heren.’
Dezelfde toon als die vriend van mij. De jongen keek een keer naar me en glimlachte.
‘Ballentent,’ zei ik net hard genoeg.
Nu lachte hij.
‘Sorry,’ grijnsde ik. ‘Ik ben hier ook maar op uitnodiging.’
‘Ik ook.’
Hij maakte geen aanstalten om door te lopen. Mooi.
‘Vrienden van je spelen hier?’ vroeg ik.
‘Mijn broer.’ Ik volgde zijn gebaar met zijn hand, maar iedereen in de hoek waar hij naar wees kwam nog in aanmerking om zijn broer te zijn. ‘En jij?’
‘Twee vrienden van mij spelen hier. Leuke gasten, maar ze praten zo raar als ze hier zijn.’
Hij lachte weer. ‘Erg hè?’
Ik knikte. ‘Het zal er wel bij horen hier.’
‘Mijn broer is altijd zo. Eigenlijk iedereen die ik ken wel.’
‘Studeer je?’
‘Rechten. En jij?’
‘Ik werk. Paar jaartjes nu.’
‘Wat doe je?’
‘Financiële business.’
‘Jij bent degene die mij aandelen probeert aan te smeren, of verzekeringen?’
Ik lachte. ‘Godzijdank niet. Ik werk bij een bedrijf, debiteuren, crediteuren. Dat soort dingen.’
‘Leuk?’
‘Ik vind van wel. Leuke collega’s.’
Ik kreeg een klap op mijn rug.
‘Ruben, waar blijft mijn biertje?’
Ik gaf hem het volle glas dat ik nog in mijn hand had. ‘Sorry, raakte even aan de praat.’
Hij lachte, sloeg me nog een keer op mijn rug en vertrok weer. Mooi.
De jongen glimlachte weer. Ik ging me ongemakkelijk voelen. Hoe moest dit verder? Er kwam een meisje naar ons toe.
‘Even wachten,’ zei ze tegen hem, ‘ik ga even wat te drinken pakken en dan moet ik je wat vragen.’
Ik zag de manier waarop hij keek. Echt positief was het niet. Hij moet aan mijn vragende gezicht gezien hebben dat ik wilde weten wie dat was. Hij liep langzaam weg, knikte met zijn hoofd naar buiten.
‘Kom.’
Ik volgde.
‘Raar mens,’ zei hij toen we buiten waren. Het was zwoel buiten, veel mensen waren op het terras. Hij liep een beetje van iedereen weg. ‘Ze heeft bij mij op school gezeten.’
Ik glimlachte maar. Zijn glas was leeg. Ik dronk die van mij leeg en keek naar zijn glas.
‘Nog eentje halen?’
‘Lekker.’
‘Kom op dan.’
‘Ik wacht hier wel even.’
Ik knikte, nam zijn glas mee naar binnen en bestelde twee nieuwe. Niet veel later ging ik weer naar buiten, ik zag hem een eindje verderop zitten op een muurtje, zijn rug naar me toe, starend over het donkere hoofdveld.
‘Hier.’
Hij keek om, nam het glas aan en dronk.
‘Mooie avond,’ zei ik maar. ‘Heldere hemel me sterren.’
‘Ja.’
Er was iets met hem. Ik had alleen geen idee wat. Hij staarde voor zich uit, waarschijnlijk voelde hij zich net zo ongemakkelijk als ik. Het gaf mij de tijd hem eens goed te bekijken. Kort zwart haar. Het piekte op zijn kruin. Boven zijn voorhoofd stak het wat naar voren. Het was steil haar, zonder ook maar enige slag. Als hij het lang zou laten groeien zou hij er uit zien als Ozzy Osborne. Maar dan wel eentje in een overhemd, zwarte pantalon en dure schoenen. En met een veel jonger en gaver gezicht. Het werd later zonder dat we nog iets zeiden. Hij dronk zijn glas rustig leeg, beheerst. Ik wist nog steeds niet wat ik moest zeggen, maar ik kreeg het gevoel dat het niets uitmaakte. We zaten gewoon naast elkaar, starend over het veld. Hij keek een keer opzij en glimlachte.
‘Dat meisje van daarnet. Ze zat bij mij op school. Ze zag me nooit staan, en als ze dat al deed dan lachte ze om me. Waarschijnlijk wilde ze me weer vragen wat ik van een vriendin van haar vind. Ze zegt dat die me leuk vind, maar ik weet wel beter. Ze doet dat alleen maar om mij voor schut te zetten.’
‘Klinkt als een gezellige meid,’ zei ik spottend.
Hij grijnsde. ‘Nou. Tsjonge.’
‘Niks van aantrekken.’
‘Doe ik ook niet. Ze zoekt het maar uit.’
Dat klonk feller dan ik verwachtte. Hij staarde weer voor zich uit. Ik had even geen gevatte opmerking en hield me maar stil.
‘Blij dat je van die school af bent?’ vroeg ik ineens.
‘Nogal.’
‘Studie wel leuk?’
‘Ja hoor.’ Hij klonk ineens een stuk enthousiaster. ‘Leuke studiegenoten. Er zit wel een hoog gehalte aan mensen zoals hier, maar er blijven genoeg leuke mensen over.’
Ik lachte.
‘Ze laten je daar tenminste in je waarde,’ zei hij er serieus achteraan.
‘Nou je het daar zo over hebt,’ zei ik. ‘Hoe heet je eigenlijk?’
Hij keek vragend opzij.
‘Ik herinner me morgen liever met wie ik gepraat heb en een “biertje” heb zitten drinken hier dan “zomaar met een of andere jongen”.’
Hij glimlachte weer verlegen. Daarna stak hij zijn hand uit.
‘Friso.’
‘Ruben,’ lachte ik terug.
Onze handen gleden uit elkaar en hij staarde weer naar voren. Hij had een andere blik. Ik vond het niet erg. Zonder wat te zeggen pakte ik het glas uit zijn handen en stond op. Nog maar eentje. Zwijgend liep ik bij hem vandaan. Ik keek nog een keer om, hij keek me glimlachend na. Meer niet. Terwijl ik bij de bar wachtte dacht ik na. Hoe kon het dat iemand me zo snel wist te raken? Ik had echt geen idee. Dat gebeurde me anders nooit, daar was ik veel te nuchter voor. Waarom nu dan wel? Ik wist eigenlijk helemaal niets van hem, behalve dan dat hij een kuttijd had gehad op zijn middelbare school en dat hij nu rechten studeerde. En zijn broer speelde hier. Dat was het. En dat hij Friso heette. Mooie naam. Ik schrok op van de twee glazen die voor me neer werden gezet en verdween weer naar buiten. Hij zat er nog. Ik had niet anders verwacht. Ik ging voor hem staan en gaf hem zijn glas. Hij keek naar me omhoog met zijn ogen en glimlachte.
‘Bedankt.’
Ik ging weer naast hem zitten, iets dichterbij nu. Af en toe raakte zijn arm die van mij. Mijn zenuwen stonden op ontploffen. Ik wilde meer weten van die jongen. Dat werd verstoord door een vrouw die op ons af kwam lopen.
‘Friso, we gaan zo.’
‘Oké,’ zei hij gewoontjes. ‘Ik kom zo.’
‘Ik moet zo gaan,’ zei hij overbodig.
‘Ik hoorde het,’ grinnikte ik.
Nu lachte hij. Hij dronk zijn glas leeg en stond op.
‘Bedankt voor de biertjes.’
‘Graag gedaan.’
‘En voor het praten.’
‘Ook graag gedaan.’
Even treuzelde hij, daarna knikte hij en liep weg. ‘Dag.’
Ik was met stomheid geslagen. Dit was raar.
‘Friso!’
Hij draaide zich weer om.
‘Heb je morgen wat te doen?’
‘Niet echt.’
‘Zullen we ergens wat gaan drinken?’
‘Waarom?’
Ik glimlachte. ‘Omdat me dat gezellig lijkt.’
‘Met mij?’ Hij vroeg het spottend. Daarna herstelde hij zich, alsof hij ineens besefte wat hij gezegd had. ‘Is goed. Waar?’
‘Terras. Met dit weer lijkt me dat wel een goed plan.’
‘Hoe laat?’
‘Uurtje of twee? Op de markt. Bij het standbeeld? Zoeken we daarna wel uit waar we gaan zitten.’
Hij glunderde nu bijna, leek het wel. ‘Is goed. Zie ik je daar.’
Hij wilde zich weer omdraaien.
‘Tot morgen,’ zei ik nog snel.
Daarna was hij weg.
Waar was ik aan begonnen? Waarom deed ik dit? Het was al kwart over twee en Friso was in geen velden of wegen te bekennen. Ik had ook geen nummer van hem, bellen ging niet. Die kwam dus niet meer. Ik baalde. Ik had zijn nummer moeten vragen, of dat van mij moeten geven. Diep van binnen kon ik me niet voorstellen dat hij me expres zo zou laten staan. Daarvoor had hij te enthousiast gereageerd. Er was waarschijnlijk iets tussen gekomen. Waarom had ik hem mijn nummer niet gegeven? De kans was klein dat we elkaar ooit nog zouden zien. Ik besloot tot half drie te blijven wachten, daarna bekeek hij het maar. Nee, dat was niet eerlijk om te denken. Zo was hij niet. Of wel? Waarom wist ik dat zo zeker? Ik kende hem verder helemaal niet. Ik was zo in gedachten verzonken dat ik hem eerst niet eens aan zag komen. Hij kwam ook uit een andere richting dan ik verwacht had. Hij had zijn fiets al op slot gezet in het rek toen ik hem zag. Hij lachte naar me, waarschijnlijk omdat ik dat ook deed.
‘Sorry,’ begon hij. ‘Ik moest nog even wat doen thuis, kon echt niet eerder weg.’
‘Geeft niet,’ zei ik vrolijk.
‘Ik ben echt blij dat je er nog bent, ik was bang dat je alweer weg zou zijn,’ ratelde hij door. Hij had hard gefietst, zag ik. Samen liepen we naar de rij met kroegen en zochten een leeg tafeltje.
‘Moest je ver fietsen?’ begon ik een gesprek.
‘Kwartiertje.’
‘Waar woon je ergens?’
‘Hier in de stad.’
Ontweek hij me nou? Hij keek naar me.
‘Landdael,’ kwam er toen een beetje verontschuldigend achteraan.
Hij zag mijn gezicht. Dat was de villawijk.
‘Ja, rijke buurt ja.’
‘Hoef je je niet voor te schamen hoor,’ lachte ik.
‘En jij?’ praatte hij door.
‘Noord. Appartementje, waarschijnlijk iets kleiner dan jouw huis.’
‘Woon je op jezelf?’
Ik knikte. ‘Twee jaar nu.’
‘Gaaf.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het heeft zo zijn voordelen.’ Hij lachte om mijn grijns. ‘Oké, ik geef toe, het is heerlijk om onder het toeziend oog van je ouders weg te zijn.’
‘Lijkt mij ook.’ Dat kwam er serieus uit.
‘Komt vanzelf een keer. Ik was ook al 25 toen ik thuis weg ging.’
‘Ben jij al 27?’ vroeg hij verbaasd.
‘Is dat een compliment, dat je zo verbaasd reageert?’ Ik lachte. ‘Hoe oud ben jij dan?’
‘19. Sinds vorige maand.’
Damn, dat was jong. Eigenlijk verbaasde me dat niet eens. Zeker niet nu ik hem zo in het volle daglicht zag.
‘Het maakt verder ook niet uit waar je woont,’ zei hij toen serieus. ‘Als je het er maar naar je zin hebt.’
‘Zo is het maar net. En dat heb ik daar. Lekker uitzicht, weilanden in de verte.’
Hij knikte en nam een slok.
‘Jij speelt niet bij die club, begreep ik gisteren van je?’
‘Nee, ik heb er helemaal niks mee.’
‘Iets anders dan?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Jij wel?’
‘Ik klim af en toe. Bijna iedere week.’
‘In de bergen?’
‘Als ik ooit de kans krijg. Maar die heb je hier niet zoveel, lachte ik. ‘In de hal, vlak bij de hockeyvelden trouwens.’
‘Gaaf.’
‘Moet je een keer meegaan. Is echt leuk om te doen.’
Ik zag hem nadenken. Kwam ik nou te dichtbij?
‘Lijkt me leuk,’ zei hij toen. Het klonk alsof hij zichzelf aan het overwinnen was.
‘Mooi. Afgesproken. Komende donderdagavond tijd toevallig?’
‘Studenten stapavond. Kan ik wel een keertje missen.’
‘Of je gaat daarna nog de stad in,’ zei ik, ‘zelf weten. Als je daar dan nog de energie voor hebt.’
Hij lachte. We dronken er nog eentje. Daarna moest hij weer weg. We wisselden nummers uit, ik stelde voor hem donderdag op te halen met de auto maar dat hoefde niet. Met een zwaai reed hij weg. Een beetje verdoofd zat ik op mijn fiets terug naar huis. Vrolijk ook wel. Ik ging hem nog een keer zien.
Met die gedachte zat ik tegenover mijn collega. Ik ging hem nog een keer zien. Dat hoefde mijn collega allemaal nog niet te weten. Maar het had me het hele verdere weekend bezig gehouden. Iedere keer dacht ik aan hem, was benieuwd hoe hij het klimmen zou vinden. Mijn collega keek weer naar me. Hij lachte.
‘Ben je er nog?’
‘Ja, ik ben er nog,’ zei ik zo gewoon mogelijk.
Nog een paar dagen, dan zag ik hem weer. Dat was het enige dat ik kon denken.
Hij stond al te wachten toen ik bij de klimhal parkeerde. Ik nam hem mee naar binnen en zag dat de twee vrienden van mij er al waren. Ik liep naar hun tafel en stelde hem voor.
‘Dit is Friso. Hij klimt een avondje mee. Friso, dat zijn Simon en Hessel.’
Ze gaven elkaar een hand. Ik wees naar een stoel voor hem, ik ging wat te drinken halen.
‘Koffie? Thee? Iets fris?’
‘Koffie, lekker,’ zei hij.
Ik keek een keer naar hem, zijn gezicht stond wat gespannen. Hij had waarschijnlijk verwacht dat we samen zouden gaan sporten. Stom van me, ik had moeten vertellen dat er meer vrienden bij zouden zijn. Ik was snel terug met twee koppen en zette ze op tafel. Het was stil. Alsof Hessel op mij gewacht had begon hij te praten.
‘Eerder geklommen?’ vroeg hij aan Friso.
‘Nee, nog nooit.’
Hessel glimlachte. ‘Komt wel goed. We leren het je wel. Als je eenmaal de smaak te pakken hebt blijf je terug komen.’
‘Zou mooi zijn,’ zei Simon. ‘Zijn we weer met zijn vieren.’
Friso begreep niet helemaal waar we het over hadden maar hij liet het allemaal rustig over zich heen komen. Hessel had door dat hij wat gespannen was en stelde hem gerust. Hessel zou Hessel niet zijn om dat niet te zien. Na de koffie stonden we op. Ik regelde een gordel voor Friso en nam hem mee naar de kleedkamer. Friso had zijn sportschoenen bij zich, zoals ik hem gevraagd had en een trainingsbroek. Snel kleedde hij zich om. Hessel was eerder klaar dan ik, hij hielp Friso met het aantrekken van zijn gordel. Toen ik klaar was bemoeide ik me er nog even mee, wat Friso wat meer op zijn gemak stelde. In de hal keek hij omhoog. Dat maakte indruk. Iemand hing aan een overhangend gedeelte en klom beheerst hoger.
‘Dat hoeft vandaag nog niet hoor,’ grapte Hessel. ‘Mag volgende week ook.’
Friso begreep de grap, hij glimlachte.
‘Kom,’ zei ik, ‘achterin is genoeg om te beginnen.’
Ik legde hem uit wat de bedoeling was, maakte het touw vast aan zijn gordel.
‘Rustig aan beginnen,’ zei ik. ‘Niet op de kleuren van de grepen letten, dat komt later wel.’
Langzaam klom hij naar boven, grote grepen zoekend. Hessel stond een eind verderop en keek af en toe. Hij grijnsde naar me. Redelijk snel was Friso boven.
‘Plafond aanraken, jongen, anders ben je er niet geweest.’
Hij zette zijn vlakke hand even tegen de plafondplaat en keek triomfantelijk naar beneden. Ik stak mijn duim omhoog. Langzaam liet ik hem daarna zakken. Simon en Hessel stonden ondertussen naast me te kijken. Toen Friso weer op de grond stond gaf Hessel hem een high five.
‘En? Hoe voelt dat?’
‘Gaaf,’ zei Friso vrolijk.
Hessel keek naar me en knipoogde. ‘We hebben er weer een klimmer bij.’
Ik lachte, legde even mijn hand tegen de rug van Friso.
‘Jij een keer?’ vroeg Hessel aan mij. ‘Dan zekert Simon je wel, laat ik Friso nog een keer klimmen.’
Ik knikte en keek naar Friso. Die glimlachte alleen maar. We zochten twee routes uit die niet ver van elkaar vandaan waren. Ik wilde in zijn buurt blijven. Hij ook bij mij, dat had ik al gemerkt. Toen ik een paar stappen omhoog was hoorde ik Hessel schuin onder me.
‘Gaan we het een beetje leuker maken. Alleen de rode grepen gebruiken.’
Ik keek even naar beneden en zag Friso serieus knikken. Ik bekeek zijn eerste paar stappen en wist dat het wel goed zou komen. Hij was bij Hessel in goede handen. Geen druk, alles relaxed.
‘Benen gebruiken,’ hoorde ik even later. ‘Niet met je armen trekken. Dan ben je binnen de kortste keren kapot.’
Schuin onder me zwoegde Friso. Hij rustte even, keek me aan toen ik even naar hem keek. Ik grijnsde, hij grijnsde terug. Hij vond het echt leuk. Mooi zo.
Simon was weer op tijd weg. Zijn vriendin zat alleen thuis en hij wilde niet te laat weer thuis zijn. Hessel, Friso en ik dronken nog wat. Napraten. Hessel sloeg zich op zijn knieën toen de glazen leeg waren.
‘Ik ga maar eens naar huis. Morgen vroeg op.’
Samen liepen we naar buiten. Hessel gaf Friso een hand.
‘Volgende week weer?’ grapte hij.
‘Ik kijk wel.’
Hessel lachte en sloeg tegen mijn schouder. ‘Volgende week.’
‘Zie je,’ zei ik en bleef nog even staan.
Friso en ik keken de auto van Hessel na.
‘En? Ga je weer mee volgende week?’
‘Weet ik niet. Zie wel.’
‘Kijk maar. Niets moet. Maar hoe vond je het?’
‘Leuk. Echt.’
‘Als je mee wilt dan bel je maar.’
Hij glimlachte, treuzelde wat bij zijn fiets. Ook ik had nog geen zin om te gaan.
‘Nog iets gaan drinken ergens?’ vroeg ik toen maar.
‘Is goed,’ zei hij vrolijk.
‘Zelfde kroeg weer? Zie ik je daar.’
‘Maar je bent met de auto. Dan kun je niet drinken.’
Ik lachte. ‘Maakt mij niet uit hoor. Ik heb het zo ook wel gezellig. We kunnen ook bij mij thuis iets drinken. Dat is alleen wel een eindje fietsen voor je.’
Hij glimlachte. ‘Geen probleem hoor.’
Ik gaf hem mijn adres en de route die hij het beste kon fietsen.
‘Tot zo,’ zei hij vrolijk en reed weg.
Ik staarde hem nog even na voordat ik mijn tas achter in de auto gooide en weg reed. Wat ging dit worden? Veel tijd om daar over na te denken kreeg ik niet. Mijn telefoon ging.
‘Hey Ruben. Hij vond het wel leuk geloof ik, of niet?’
Dat was Hessel.
‘Ja, volgens mij ook.’
‘Waar ken je die gast eigenlijk van? Je werk?’
‘Nee, via via, op een feest vorige week.’
‘Laat me raden. Dat ballenfeest bij de hockeyvereniging?’
‘Yep.’
‘Is hij niet een beetje jong voor je?’
Ik lachte. Dat was Hessel. Altijd uitdagen. Hij bedoelde het niet slecht, het was gewoon plagen van hem.
‘Wat denk je wel niet,’ lachte ik. ‘Er is helemaal niets tussen ons.’
‘Jongen. De manier hoe je met hem omging, hoe je naar hem keek.’
‘Oké, oké, hij is leuk. Meer niet.’
‘Simon zag het ook.’
‘Hebben jullie ons een beetje in de gaten staan houden?’ reageerde ik gespeeld beledigd.
‘Nee,’ klonk het overdreven onschuldig. ‘Helemaal niet.’
‘Ik ben thuis,’ sloot ik af.
‘Hou me op de hoogte!’
‘Ja. Doe ik. Groeten!’
Ik hoorde hem nog lachen toen ik mijn telefoon uit de houder trok en afsloot. Ik ging naar boven, snel nog wat opruimen. Ik had net nog wat post van tafel gegrist en weggelegd toen de bel ging. Ik liet hem binnen, zei in de intercom dat hij op de vierde verdieping moest zijn. Niet veel later stond hij voor mijn deur.
‘Hey,’ zei ik maar.
‘Hoi,’ zei hij een beetje schuchter.
Hij hing zijn jas op en liep de kamer binnen. Hij keek rond.
‘Zo klein is het toch niet?’
‘Nee, valt ook wel mee. Bier?’
‘Leuk hoor. Ja, lekker.’
‘Ga zitten,’ gebaarde ik naar de bank. Niet veel later ging ik zitten met een flesje in mijn hand, de andere voor hem op tafel. ‘Proost’.
Hij knikte en glimlachte. We praatten over het klimmen, hij voelde zijn armen en handen. Dat was vaak zo de eerste keer, verzekerde ik hem.
‘Volgens mij ga je de volgende keer weer mee,’ plaagde ik.
‘Het was wel leuk,’ hoorde ik hem twijfelen.
‘We gaan normaal gesproken altijd op donderdag, gewoon even bellen.’
‘Hessel is een aardige vent.’
Ik glimlachte. ‘Behulpzaam. Altijd al geweest. Simon is wat rechtlijniger. Maar ook een goeie gast hoor.’
‘O ja,’ verontschuldigde hij zich bijna, ‘zeker wel.’
‘Ik snap wat je bedoelt,’stelde ik hem gerust.
Langzaam werd het later.
‘Hoe laat moet jij weer je bed uit?’
‘7 uur,’ zei ik met een blik op de klok.
‘Dan zal ik zo maar eens gaan.’
‘Ik maak het wel vaker laat. Dus mij maakt het niet uit. Tenzij jij morgen vroeg op moet.’
‘Niet echt, om 11 uur college. Mijn ouders verwachten me toch niet vroeg thuis.’
‘Nog eentje dan?’ vroeg ik met mijn lege flesje in mijn hand.
‘Lekker.’
In de keuken zuchtte ik. Dit voelde ongemakkelijk allemaal. Waarom deed ik dit ook? Dit leidde nergens toe. Zonder iets te laten merken ging ik weer vrolijk zitten.
‘Was gezellig vorige week met die opening.’
Ik knikte. Hij was dus duidelijk ook gespreksonderwerpen aan het zoeken.
‘Niet helemaal mijn sfeertje,’ zei ik eerlijk. ‘Kende je er veel mensen?’
‘Vrienden van mijn broer, meer niet.’
‘En dat meisje van school,’ kon ik niet laten om te zeggen.
‘Ja, maar die tel ik niet mee.’
‘Is het zo erg?’
‘Beetje.’
‘Niet over hebben?’
‘Nee, laat maar.’
Ik had er spijt van dat ik er over begonnen was. Hij keek een stuk minder vrolijk.
‘Ga je meestal stappen op donderdagavond?’
‘Soms. Niet altijd. Vrienden van mij gaan ook niet iedere week.’
‘Klinkt wel gezellig.’
‘Is het ook.’
Man, ik werd er gek van. Er was iets. Het broeide. Ik was niet op mijn gemak, maar hij zeker ook niet. Het kwam niet los, wat het dan ook was. Ik vond het eigenlijk wel weer genoeg geweest.
‘Beter dan op de middelbare school,’ zei hij ineens.
‘Was dat zo erg?’
‘Soms. Ik paste er niet helemaal tussen. En dat lieten ze me wel merken.’
‘Mooi klote. Maar nu heb je het toch wel naar je zin?’
‘Zeker wel. Hier maakt het niet uit wie je bent.’
‘Gelukkig maar,’ zei ik.
‘Ik ga zo maar eens.’
‘Is goed.’ Ik rekte me uit. ‘Dan ga ik zo eens slapen.’
Hij stond op en liep naar de gang om zijn jas te pakken. Ik bleef nog even zitten. Toen hij terug kwam trok hij zijn jas aan en glimlachte. Ik smolt. Die lach van hem was niet te vermijden. Ik stond op om hem uit te laten.
‘Het was gezellig,’ zei ik een beetje dom.
‘Ja,’ zei hij kort maar wel vrolijk.
We stonden wat te treuzelen.
‘Bedankt,’ zei hij toen. ‘Het was leuk.’
Ik glimlachte. ‘Mooi. Dat was ook de bedoeling.’
Ik stond nu vlak bij hem. Hij keek me aan, ik wist even niet wat ik moest doen.
‘Volgende week?’
Hij lachte voorzichtig. ‘Ik bel wel.’
‘Is goed.’
Hij bleef nog steeds staan. Keek naar me. Ik kon niets anders doen dan terug kijken. Ik sloeg hem een keer tegen zijn arm.
‘Rij voorzichtig.’
‘Doe ik.’
Weer legde ik mijn hand tegen zijn arm, maar hield nu vast. Die blik in zijn ogen. Het kon niet anders of… Voor ik het wist kuste ik hem. Ik schrok er zelf van. Ik keek in zijn grote verbaasde ogen.
‘Sorry… ik…’
‘Nee,’ zei hij. ‘Geeft niet.’
Ik kuste hem weer voorzichtig, hij kuste me terug. Zachtjes trok ik hem tegen me aan, mijn mond nog tegen die van hem. Wat het in hem losmaakte wist ik niet, maar hij greep me vast, zocht met zijn tong die van mij en begon wild te zoenen. Onstuimig. Ongecontroleerd, zonder richting. Ik liet het gebeuren en genoot. Zijn armen zaten strak om me heen, mijn hand greep in zijn nek en trok zijn gezicht nog steviger tegen die van mij. Hij kreunde, zuchtte en zoende wild door. Mijn andere hand verdween in zijn open jas en kneep in zijn rug. Ik probeerde een paar stappen te maken en hij volgde. Niet veel later vielen we op mijn bank, hij boven op mij. Ik kuste hem weer, likte langs zijn lippen en zoende. Hij was wild, had geen controle meer. Ineens werd hij rustig. Hij kuste me, keek me even aan en legde toen zijn hoofd op mijn borst. Ik streelde zijn haren. Hij bewoog wat, ging wat makkelijker liggen. Zijn handen lagen naast me, zijn vingers raakten af en toe mijn zij. Ik trok mijn been wat op en voelde dat hij hard was. Ik niet minder en dat moest hij allang gevoeld hebben, ik zat klem tegen zijn buik. Mijn hand gleed over zijn hoofd naar voren. Ik streek zijn haren naar achteren. Hij keek op en glimlachte. Ik glimlachte terug, gaf hem onhandig een kus op zijn voorhoofd. Daarna streek ik zijn haren weer terug. Hij zette zijn handen naast me op de bank en tilde zich iets op. Ik kreeg een kus van hem die ik graag beantwoordde.
‘Ruben…’
Ik kuste hem.
‘Ruben, luister…’
‘Niks zeggen nu,’ fluisterde ik.
Ik wilde niet praten, bang voor wat hij wilde gaan zeggen.
‘Maar…’
‘Ssst.’
Hij kuste me. Op mijn mond, mijn wang, mijn neus. Ik lachte, aaide zijn achterhoofd.
‘Dit is zo raar.’
‘Wat? Waarom?’
‘Ik heb nog nooit met een jongen gezoend.’
‘Daar is anders niets van te merken,’ lachte ik.
Dat gaf een tevreden glimlach.
‘Ik moet nu echt gaan.’
Ik probeerde hem bij me te houden, kuste hem weer lang en streelde zijn rug. Waar was zijn jas eigenlijk gebleven? Friso liet het gebeuren, zijn lichaam lag zwaar op mij. Ik gleed lager met mijn handen en gleed over zijn billen. Ik trok hem dicht tegen me aan en voelde zijn erectie tegen die van mij. Hij kreunde half in mijn mond.
‘Ik moet nu gaan.’
Dat klonk resoluut, bijna in paniek zelfs.
‘Is goed.’
Hij glimlachte en stond op. Hij pakte zijn jas van de grond en liep naar de deur. Daar gaf ik hem nog een laatste kus.
‘Wanneer zie ik je weer?’ vroeg ik. ‘Heb je zaterdag tijd?’
‘Weet ik nog niet.’
‘Overvalt je dit?’
Hij knikte.
‘Rustig aan, Friso.’
We gaven elkaar een laatste kus, daarna stond hij buiten.
‘Ik bel je nog.’
Ik knikte en zag hem gaan. Met een zucht duwde ik de deur in het slot.
© 2009 Oliver Kjelsson