Dagboek (deel 1)

Ik was een beetje verbaasd. Het was druk, een goed bezocht symposium. Groter dan ik had verwacht. Ik had een zaaltje verwacht, maar dit was flink. Groot podium, misschien wel 200 bezoekers. Spannend was het wel. Ik mocht ook nog dat podium op. Een van de organisatoren kwam naar me toe.
‘Hé Daan, goed dat je bent.’
Ik keek nog een keer door de zaal. ‘Hé Patricia. Je had me wel even kunnen vertellen hoe groot dit geworden is.’
‘Ja, ieder jaar komen er weer meer bezoekers,’ zei ze onschuldig.
Ik lachte. ‘En bedankt. Als ik dit geweten had…’
‘Ik wist wel dat ik niet teveel moest vertellen. Maar dat kun jij wel.’
‘Spreken is niet mijn normale business.’
‘Mijne ook niet, en ik moet na jou. Kom, hiernaast is koffie.’
Ik liep met haar mee, grote andere zaal, waar ook de lunch zou zijn zo te zien. Ik zag meer bekenden, van de organisatie. Vriendelijke groeten, gezellige gesprekken. We hadden elkaar al een tijd niet gezien.
‘Leuk dat je er weer eens bent Daan.’
Ik glimlachte.
‘Je zou al een paar jaar hier komen spreken.’
‘Iedere keer kwam er wat tussen.’
‘Maar nu kon je er niet onderuit,’ werd er gelachen.
‘Nee, ze heeft het slim gespeeld. Eerst zeker weten dat ik weer eens zou komen en dan voor het blok zetten dat ik een paar jaar geleden ooit heb belooft een keer een presentatie te geven. Dat de laatste keer dat ik hier was, het nog een stuk kleiner was vergeten we maar even.’
Er werd gelachen.
‘Kun jij wel.’
‘Ik ga mijn best doen.’
Ik was nerveus, maar ik wist ook wel: dit was gewoon leuk om te doen. En ik kende mezelf, het liefste wilde ik nu ontsnappen, wegwezen, maar als ik er eenmaal stond kon ik er ook wel gewoon van genieten. Te leuk om niet te doen. Alleen de aanloop er naar toe… Dodelijk. Ik keek nog eens rond. Een aantal bekende gezichten die ik wel eens eerder op dit jaarlijkse symposium had gezien, maar ook een hele boel nieuwe mensen. Naamplaatjes op, nonchalante houding. Beetje netwerken, weg van kantoor, een dagje uit. Een hoop keken al uit naar de lunch waarschijnlijk. Ik zat gelukkig in de ochtend van de planning, dus ik kon ontspannen van die lunch gaan genieten. Dan had ik het al achter de rug.
Patricia tikte me op mijn rug. ‘O ja Daan, straks tijdens de eerste koffiepauze moet je even in de zaal blijven dan krijg je jouw microfoon en zender.’
‘Microfoon en zender?’
‘Ja, dat moet hier. Het wordt ook opgenomen, dan kunnen mensen naderhand de presentaties nog eens terugkijken.’
Ik keek verbaasd, moeilijk. ‘Opgenomen? Met een camera?’
Ze lachte. ‘You’re gonna be famous!”
‘Hou op met me. Maar jij dan ook.’
‘Ja, dat is wel een dingetje. Ik ben er ook niet blij mee, maar ze willen het zo.’
‘Ik zie het wel gebeuren.’

Ik keek toch anders rond in de zaal toen we gingen zitten. Inderdaad, twee flinke camera’s op een rijdend statief, dikke kabels, achterin mensen achter een mengpaneel…. Toe maar. Ik begon hem nu toch wel te knijpen. Veel nam ik niet op van de twee eerste presentaties, ik keek rond door de zaal, hield de camera’s in de gaten. Waar had ik ja tegen gezegd? Na de eerste twee was er een koffiepauze. Ik treuzelde, zocht Patricia op. Ze nam me mee naar achteren, ik kreeg een onopvallend microfoontje langs mijn wang, kabeltje achter door mijn overhemd, kastje in mijn kontzak.
‘Gewoon blijven praten, dan kunnen wij het volume instellen.’
Ik praatte door met Patricia, wat ineens heel onnatuurlijk aanvoelde. Ik kreeg een knik vanachter het mengpaneel. En een duim omhoog. Het was in twee minuten geregeld voor mijn gevoel, het grote wachten kon beginnen. Hoe lang ging die koffiepauze duren? Kon ik daar nog heen? Ook raar, om daar rond te gaan lopen met een microfoontje. Bovendien, stond dat ding uit? Konden ze me nog steeds horen als ik ergens anders met iemand ging staan praten? Ik bleef staan, Patricia ook. We keken elkaar aan en schoten in de lach.
Ik keek zoekend rond. ‘Moeten we ook nog naar de visagist?’
‘Nee, zo erg is het niet.’
‘Dank je.’
We stonden nog achterin, de zaal begon weer langzaam vol te lopen. Ik zag mensen kijken, alsof ik een gigantische microfoon op mijn wang had zitten.
‘Nou, daar gaan we,’ zuchtte ik.
‘Succes.’
‘Jij straks ook.’
Ik liep langs de zijkant naar voren. Ik werd geïntroduceerd en daarna ging ik los. Kleine afstandsbediening in de hand, om door de verschillende afbeeldingen en grafieken heen te gaan, de zaal in blijven kijken. Ik keek recht in de lens van de camera, die nog best een eindje weg stond maar als een groot zwart oog naar me staarde. Daar moest ik niet recht naar blijven kijken, te intimiderend. Ik zag Patricia zitten, maar als ik me op haar ging focussen dan ging ik de slappe lach krijgen wist ik. Een onbekende vrouw werd mijn slachtoffer, rechts vooraan in de zaal. Af en toe een groepje mensen links, soms een wijde blik meer naar achteren. Alles behalve de camera’s en Patricia.

Raar hoe dat gaat, het is ook weer voorbij voor je er erg in hebt. Ik sloot alweer af, wachtte op vragen uit de zaal. Dan is de spanning ook meteen wel weg, dan lijkt het ineens weer gewoon op een normaal gesprek in plaats van een eenzame positie op een hoog podium. Applaus, en korte knik nog en weg naar de zijkant. Patricia stond al klaar. Ik knipoogde, stak mijn duim op. Zij keek iets minder ontspannen. Terwijl zij begon liep ik lang de zijkant naar achteren, kastje uit mijn kontzak, het kabeltje werd via mijn kraag achter uit mijn overhemd getrokken.
‘Ging goed,’ zei de man bemoedigend.
Ik glimlachte, bedankte hem en zocht een stoel achter in de zaal. Patricia was al druk bezig met een demonstratie.

‘Lunch!’
Ik lachte toen ik met Patricia naar de ruimte naast de zaal liep.
‘Ging goed,’ zei ik.
‘Zeker, bij jou ook.’
‘Stom hoe dat werkt. Ik zie er altijd tegen op, en nu het voorbij is wil ik nog een keer.’
Ze lachte. ‘Wat houdt je tegen?’
‘Het programma. En gezond verstand. Maar nu eten,’ grijnsde ik.
Ik liep naar het buffet, raapte wat lekker dingen bij elkaar en keek een keer rond. Patricia was druk, ik liep naar een statafel om mijn bordje op te zetten. Voor ik er was werd ik al tegengehouden.
‘Daan!’
Ik keek de man aan, moest even denken.
‘Paul?’
‘Jezus man, dat is lang geleden.’
Ik dacht na. ‘Dat kan gerust meer dan 20 jaar geleden zijn.’
‘Waar blijft de tijd hé?’
We liepen al pratend naar een tafel.
‘Ik wist niet dat jij in dit vakgebied verzeild was geraakt.’
‘Ik van jou ook niet,’ lachte ik.
We praatten door over mijn werk, zijn werk. In de sfeer van “wat doe jij tegenwoordig”. Hij was niet veel veranderd, vlotte babbel. Nog steeds wel erg blij met zichzelf. Zoveel direct contact had ik ook niet met hem gehad vroeger.
‘Goede presentatie daarnet,’ zei hij.
‘Dank je.’
‘Dat je dat durft. Ik zou gek worden op zo’n podium.’
Ik glimlachte. ‘Ik ook. Nou ja, meer aan de rand van dat podium. Als je er eenmaal op staat en echt niet meer terug kunt dat gaat het als vanzelf.’
Hij keek me aan met half ongeloof. ‘Lijkt me erg, mij niet gezien.’
Het verbaasde me. Hij, die altijd op de voorgrond wilde.
‘Al die mensen die je aankijken,’ ging hij verder.
‘Valt wel mee. Je blik blijven verzetten, af en toe iemand aankijken, maar niet te lang. Af en toe wijde blik meer naar achter, dan is het wel te doen. Ik schrok er alleen even van dat ze een camera hadden staan.’
‘Goed gedaan,’ lachte hij.
Raar. Dat was één van de redenen dat ik eigenlijk niet met hem omging vroeger. Totaal anders dan ik, uitgesproken, zelfverzekerd, overal een mening over. Anders dan ik, ik was toen best wel teruggetrokken, voorzichtig, niet op mijn plaats daar. Ik wilde eigenlijk helemaal niet terugdenken aan die tijd, wat me normaal gesproken ook best goed lukte. Het was geweest, mijn lessen geleerd. Ik hoefde er niets meer mee te doen. En dan kwam ik hem tegen. Ik hoopte maar dat hij niet verder over die tijd begon.
‘Zo zie je maar, zo zit je op de middelbare school, en zo sta je op een symposium een presentatie te geven en te lunchen. Leuk man. Leuk om je weer eens te zien, was een leuke tijd toen.’
Jammer, dus wel over vroeger.
‘Ja,’ zei ik maar.
Omdraaien dit gesprek, andere richting in. Snel.
‘Maar wat jij doet,’ probeerde ik, ‘is dat geen goed onderwerp voor dit symposium?’
Paul lachte. ‘Te laat, programma staat al vast.’
‘Volgend jaar? Ik kan je wel even in gesprek brengen met Patricia?’
‘Je laat het. En ze heeft me al eens gevraagd. Ga ik echt niet doen.’
‘Jij,’ zei ik spottend, ‘met je vlotte babbel. Kun je best denk ik.’
Hij schudde zijn hoofd, haalde daarna zijn schouders op. Ik keek naar mijn lege bordje.
‘Ik ga nog wat halen.’
‘Ik loop even mee.’
Iemand van de organisatie kwam bij ons staan terwijl ik nog een kipspiesje op mijn bordje legde.
‘Was leuk Daan. Interessant.’
‘Dank je,’ glimlachte ik.
‘Ik kende de verhalen van Patricia wel, wist wel ongeveer waar jullie mee bezig zijn, maar was echt interessant.’
Paul bleef er bij staan.
‘Kom een keer met Patricia mee,’ zei ik.
‘Kan dat? Ik dacht dat jullie daar nogal voorzichtig mee zijn.’
‘Het is geen geheim wat we doen hè? Als we het maar vooraf weten dat je meekomt.’
‘Leuk. Hou ik je aan.’
‘Is goed, doen we een keer.’
Ik zag dat iedereen weer naar de grote zaal ging. Even dooreten dan maar. Paul lachte toen ik het stokje leeg trok tussen mijn tanden en kauwend mijn bordje op een tafel zette. Hij liep met me mee, ging naast me zitten in de zaal. Die ging ik niet meer kwijtraken die middag.

Tijdens de pauze in de middag liep ik even bij hem weg.
‘Even nog wat mensen spreken,’ zei ik.
Hij knikte, stak zijn hand op. Maar toen de laatste twee presentaties begonnen zat hij weer naast me. Ik vond het aan de ene kant ook wel best, maar het gaf me ook een ongemakkelijk gevoel. Toen ik daar mijn diploma had opgehaald was ik er klaar mee, hoopte er nooit meer mee in aanraking te komen. Ergens baalde ik ook wel. Waarom deed ik hier zo moeilijk over? Het was allemaal zo lang geleden. Paul vond het in ieder geval gewoon leuk om mij weer tegen te komen, niets van dat gevoel dat iedereen me gaf in die tijd. Ik dacht er toch weer aan terug. De eerste paar jaar waren op zich ook wel prima. Alleen het laatste jaar was gewoon een hel.

‘Drinken we nog iets?’ haalde Paul mij uit mijn gedachten.
‘Is goed,’ zei ik vrolijk.
Eigenlijk had ik willen gaan. Weg. Mooi geweest. Nou is na het officiële gedeelte de naborrel altijd wel gezellig, maar de aanwezigheid van Paul maakte me nerveus. Aan de andere kant wilde ik het ook gewoon testen. Volgens mij wist hij niets, had hij het toen helemaal niet door.
‘Leuke dag,’ vatte hij het samen.
‘Zeker,’ zei ik.
‘Voor je gaat wil ik wel jouw kaartje hebben. We moeten echt nog eens bijpraten.’
‘Is goed,’ glimlachte ik.
Hij hield die van hem al voor me. Ik nam hem aan, zocht die van mij en gaf het. Had ik moeten zeggen dat ik de mijne niet bij me had? Dan had hij mijn telefoonnummer of mailadres wel gevraagd. Zo goed kende ik hem nog wel.
‘Zie jij nog wel eens iemand uit die tijd?’
‘Nee,’ zei ik zo neutraal mogelijk.
‘Ik woon bij Monique in de straat. Wel lachen, daar kwamen we pas maanden later achter.’
‘Hoe is het daar mee?’
‘Goed. Twee kinderen ondertussen, vorig jaar is de tweede geboren.’
‘Mooi. En jij?’
‘Eentje.’ Hij pakte zijn telefoon. ‘Raymond.’
Ik keek op zijn scherm in het gezicht van een vrolijk jongetje. Ik glimlachte.
‘En jij?’
‘Niet getrouwd of zoiets,’ zei ik afzijdig.
‘Ook niet geweest?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, nooit iets blijven plakken,’ probeerde ik een grap.
Hij keek nog even naar zijn zoontje, stopte toen zijn telefoon weer weg.
‘Ik kwam laatst Koen nog tegen.’
Ik kreeg het warm.
‘Dat was toch altijd een goede vriend van jou?’
Ik knikte.
‘Maar die zie je nooit meer?’
‘Sinds die school al niet meer.’
‘Raar. Jullie waren altijd dikke maatjes.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Zo gaan die dingen.’
Had hij me door?
‘Hoe was het met hem?’ vroeg ik toch maar.
Natuurlijk wilde ik dat weten.
‘Goed wel. Advocatuur.’
Ik glimlachte. Net als zijn vader. Dat was te verwachten.
‘Geld zat dus,’ lachte Paul.
Ik lachte mee. Het werd tijd om te gaan. Nog even wat handen schudden met mensen en dan naar buiten. Paul liep met me mee. Bij de auto bleef hij nog even staan.
‘Ik laat nog iets van me horen. Leuk dit. Ik zal Koen de groeten doen als ik hem weer tegenkom. Ik heb zijn mailadres.’
Ik vroeg me af of hij dat leuk zou vinden.
‘Ja, moet je doen,’ zei ik in een automatisme.
We zien elkaar,’ lachte hij.
Ik kreeg nog een hand en weg was hij. Ik zuchtte, stapte in mijn auto. Ik staarde door de voorruit naar buiten. Als eerste dacht ik aan de presentatie. Was goed gegaan, ik was tevreden. En ik dacht aan Paul. Aan de middelbare school. Aan hoe ik dat allemaal beleefd had. En aan Koen. Ik schudde mijn hoofd en reed de parkeerplaats af. Naar de snelweg, naar huis. Terug naar mijn huidige leven.

Toch liet het me niet los in de dagen erna. Ik had nog een paar keer met dat kaartje van Paul in mijn hand gezeten. Mijn eerste reactie was om het meteen weg te gooien maar op een of andere manier deed ik dat toch niet. Geen idee waarom. Hij had Koen nog gesproken. Hoe lang geleden was dat? Hij zei dat hij hem laatst nog was tegengekomen, dus zo al te lang geleden kan dat niet geweest zijn. Damn, zat ik toch weer de hele tijd aan die tijd te denken. Hoe ik dingen anders had moeten doen.

Na een paar weken kreeg ik nog een mail van Paul. Ik kreeg de groeten van Monique, ze vond het leuk om weer eens wat over mij te horen. Ze had gevraagd hoe het met me ging en Paul had gezegd dat ik een prima presentator was, ha ha ha. Ik glimlachte, maar werd er toch onrustig van. Leuke herinneringen ophalen, maar ik wist dat dan ook bij hun naar boven zou komen dat ik eigenlijk een buitenbeentje was geworden, stil en teruggetrokken. Ik wou dat ik Paul niet was tegen gekomen.

Het bleef hangen, tot aan mijn zoektocht op zolder toe. Ik hoefde eigenlijk niet te zoeken, ik wist feilloos welke doos ik moest hebben. Onderin vond ik wat ik zocht. Een schrift, dik, met harde kaften. Ik nam het mee naar beneden, bladerde er vluchtig doorheen. En alles kwam weer terug. Ik ging in de hoek van de bank zitten, mok koffie op de leuning.

Ik heb jaren een dagboek bijgehouden. Vanaf de lagere school al. Ik glimlachte, ik schreef alsof ik een brief schreef. Beginnen met “Hallo”, eindigen met “Daan”. Later vond ik dat kinderachtig, maar bleef het wel doen. Soort van vast ritueel denk ik. Gewoonte. Traditie. Ik verraste mezelf met alle herinneringen die ik niet meer uit mijn hoofd wist. Vakanties, treinbeurzen, nietszeggende dingen. Af en toe filosofisch zelfs. Ik vond het grappig om er doorheen te lezen. Ik zocht mijn verjaardagen op, las weer wat ik allemaal cadeau had gekregen van mijn ouders, opa en oma. Ik glimlachte bij een hoop. Hoe ouder ik werd, hoe serieuzer mijn schrijfsels werden. Was het in het begin echt een dagboek, later werd het meer een weekboek. Of nog langere tussenpozen. Totdat ik een jaar of 15 was. Toen schreef ik weer veel. Veel gedachten, veel twijfels. Ik bladerde er doorheen.

En ik maakte het allemaal weer mee.

© 2024 Oliver

Ik ben altijd nieuwsgierig naar jullie reacties. Klik op de link en laat eens een berichtje achter op het forum of facebook!