Ik reed een beetje verward weg bij Loïc. Zijn opmerking over dat beschermen spookte nog door mijn hoofd. Zag hij het echt zo? Op mijn fiets belde ik Gert dat ik er aan kwam, daarna mijn moeder dat ik niet meteen naar huis kwam. Ik gaapte een keer. Ik was nog niet helemaal wakker. De wijn zat nog in mijn hoofd. Als er één ding was wat ik geleerd had in Frankrijk dan was het wel veel wijn drinken. Ik trapte op de automatische piloot naar Gert toe, zette mijn fiets tegen zijn huis. Zijn vader deed open.
‘Zo, vakantieganger, ben je er weer?’
Ik lachte. ‘Ja, gisteren thuis gekomen.’
‘Leuk geweest?’
Ik knikte. ‘Zeker weten.’
‘Het is ook mooi daar.’
Gert kwam de trap af. ‘Hey.’
‘Hey. Alles goed hier?’
‘Niet veel gemist.’
We liepen de kamer in, daar ontkwam ik niet aan. Ik moest vertellen wat ik gezien had. Ik vertelde alles, van het feestje tot het restaurant waar hij gewerkt had. Niets over Maurice, niets over de vele gesprekken die we hadden. Dat ging ze niets aan. Petra zat alles met grote nieuwsgierigheid te volgen. Het gaf me een raar gevoel. Ik had aan haar zitten denken daar, en zij wist er niets van. Ongemakkelijk. Ze bleef naar me kijken, lachte om bijna alles wat ik zei, vond het allemaal erg interessant.
‘Was hij jarig dan?’ vroeg ze toen ik over het feestje begon.
‘Ja, wist ik ook niet. Maar we kwamen zijn vrienden daar tegen en die organiseerden meteen een feestje. Was gaaf hoor. Achter in de tuin bij een vriend van hem, pal aan het strand.’
‘Gaaf.’
Gert zat zich aan zijn zus te ergeren. Ze bemoeide zich er weer veel te veel mee. Ik vond het niet erg. Maar ik wilde weg uit die woonkamer, ik wilde weten wat Gert te vertellen had. Gert zat zelf ook onrustig op zijn stoel. Hij liet me vertellen, totdat ze genoeg gehoord hadden. Hij nam me mee naar zijn kamer. “Hij had een nieuw spelletje op zijn computer.” Petra wilde mee gaan kijken maar dat stak hij een stokje voor. Op zijn kamer zuchtte hij.
‘Het lijkt af en toe wel of ze verliefd op je is.’
‘Zou je denken?’
Hij keek naar me, had hij nou iets in mijn stem gehoord? ‘O nee hè? Jij en mijn zus? Alsjeblieft zeg. Ze gek ben je niet.’
‘Vertel. Albert. Wat was dat allemaal?’
Ontwijken, de beste methode.
Gert schudde zijn hoofd. ‘Ik kwam hem tegen in de stad. We hadden het over jou, dat je met Loïc in Frankrijk zat. Ik zag meteen aan zijn gezicht dat er iets dwars zat. Hij vroeg of ik misschien wist of jij en Loïc iets hadden met elkaar. Ik heb gelachen, maar hij was heel serieus. En toen kwam het er uit. Dat hij… en Loïc… Ik wist niet wat ik hoorde. Ik ben maar gaan vragen, hij vertelde dat het was sinds die avond van jouw voorstelling. Hij zei dat jij dat wist.’
‘Ja. Op mijn kamer, ze dachten dat ik sliep.’
Gert schudde zijn hoofd. ‘Daarna vertelde hij me de rest. Wat is dat met Loïc? Als ik Albert moet geloven was het dik aan tussen die twee, meteen. En daarna doet Loïc alsof hij niet meer bestaat voor hem. Sorry, maar als dat zo is dan vind ik hem een grote lul.’
‘Het ligt anders, geloof me. Maar dat is aan Loïc om te vertellen. Er is daar veel gebeurd, dat ongeluk heeft er ook mee te maken, daar voelt hij zich schuldig over.’
‘Ik weet niet wat ik er mee moet. Albert heeft zitten huilen, niet normaal.’
‘Wat heb je gedaan?’
‘Niks, wat kon ik doen? Ik heb een arm om hem heen geslagen, proberen te troosten. Ik heb hem beloofd om jou uit te horen als je terug zou zijn. Even heb ik nog met het idee gelopen om jou meteen te bellen, maar Loïc was waarschijnlijk de hele tijd bij je. Dus dat leek me niet zo’n goed idee.’
‘Ik weet nu een heleboel meer, echt. Ik snap Loïc wel. Maar het ligt niet aan Albert. Echt niet.’
‘Moet ik dat zo tegen hem zeggen?’
‘Kun je doen. Albert sms’te me zelf nog gisteravond.’
‘Ik heb hem gisteren nog gebeld. Om te vertellen dat ik je even gebeld had, dat jullie weer terug waren en dat je nog bij Loïc zat. Ik heb hem ook nog een keer op zijn hart gedrukt dat er niets tussen jou en Loïc is. Daar bleef hij maar mee zitten. Maar verder weet ik ook niet wat ik nu moet doen.’
‘Zal ik het van je overnemen? Ik ga wel met hem praten.’
Gert keek opgelucht. ‘Graag.’
‘Doe ik. Ik ga zo naar huis en dan bel ik hem wel even.’
‘Dank je wel, Josh. Echt. Ik ben hier zo slecht in.’
Ik grijnsde. ‘Nou, hoe zat het met dat spel van je?’
‘Ken je al,’ lachte Gert. ‘Ik wou gewoon weg beneden.’
‘Als je het niet erg vindt ga ik zo weer. Mijn moeder heeft me ook nog bijna niet gezien. Ik heb gisteren thuis gegeten en ben daarna weer naar Loïc gegaan.’
‘Maar eerst Albert bellen. Alsjeblieft. Hij weet dat je hier bent.’
‘Ik bel hem straks als ik naar huis rij.’
‘Is goed.’
Dat ging ik niet doen waar Gert bij was. Dat ging hem niets aan. Ik stond op en zei dat ik naar huis ging. Gert knikte. Ik zei zijn ouders gedag, en deed mijn jas weer aan. Petra groette me en liep met ons mee naar de deur. Ik stapte op mijn fiets, ik had mijn telefoon al in mijn hand.
‘Succes,’ zei Gert.
Ik knikte.
‘Waarmee?’ vroeg Petra.
‘Moet jij je nou overal mee bemoeien?’ zei Gert geërgerd.
Ze keek kwaad naar haar broer, daarna naar mij. Ik lachte en knipoogde naar haar. Laat maar zeuren, die broer van je. Ze glimlachte toen ik weg reed. Bloosde ze nou?
‘Albert? Met mij,’ zei ik toen ik zijn stem hoorde. ‘Ik ben net bij Gert geweest. Ik heb hem beloofd jou te zullen bellen.’
‘Ow, ja. Is ook goed.’
‘Dacht je echt dat ik iets met Loïc zou hebben?’
‘Nou, ja… Ik wist niet meer wat ik moest denken.’
‘Ik ben hetero, weet je nog?’
‘Jawel,’ klonk het twijfelend.
‘Wat wil je weten?’
‘Hoe was het?’
‘Goed. Echt. We hebben een hoop dingen van zijn tijd daar bekeken. Zijn huis, dat soort dingen.’ Ik moest uitkijken niet teveel te vertellen.
‘Hij ging zijn vrienden toch opzoeken daar?’
‘Die wisten dus van niets, dat hij zou komen.’
‘Niet?’
‘Nee. We kwamen ze op het strand tegen, op zijn verjaardag. Je hebt hem nog een sms gestuurd hoorde ik.’
‘Ja. En ik hoorde niets terug.’
‘Hij vond het leuk, geloof me.’
‘Echt?’
“Hij viel jankend bij mij in bed,” dacht ik, maar dat kon ik beter niet zeggen. ‘Ja, echt. Leuke verrassing van je.’
‘Ik wou dat hij iets van zich had laten horen.’
‘Je kent hem, Albert. Hij is behoorlijk gesloten.’
‘Maar dan nog. Hij heeft me nog steeds wat uit te leggen.’
‘Ja,’ zei ik.
‘Ik voel me gebruikt, Joshua, en dat maakt me kwaad.’
‘Moet je niet doen. Geloof me, hij heeft je niet gebruikt.’
‘Wat is er dan?’
Ik zuchtte. Wat kon ik wel en wat kon ik niet vertellen?
‘Het ligt moeilijk bij hem, Albert. Maar ik vind eigenlijk dat hij dat zelf maar moet vertellen.’
Ik was ondertussen thuis aan gekomen.
‘Maar…’
‘Albert, echt, ik kan niets zeggen. Ik weet nu wat er allemaal gebeurd is daar, voordat hij naar Nederland toe kwam. Dat knaagde nog aan hem.’
‘Nu niet meer dan?’
‘Weet ik niet. Dat moet je echt aan hem vragen.’
‘Ik vind eigenlijk dat hij zelf maar moet komen. Hij is ineens weg gegaan, niet ik.’
‘Kan ik me voorstellen. Maar eh, Albert? Ik ben thuis. Vind je het erg al we morgen verder praten?’
‘Ja, is goed. Maar ik wil nog één ding weten. Heeft hij zijn ex nog gezien daar?’
Nou werd het link. ‘Ja, die heeft hij gezien. Ik heb hem ook ontmoet. Maar ik kan je één ding zeggen: er is niets gebeurd tussen die twee. Ze zijn toen heel raar uit elkaar gegaan daar, door dat ongeluk en dat hebben ze, ja hoe zal ik het zeggen? Afgerond. Ze hebben het uitgepraat.’
‘Gaat het nu dan beter met Loïc?’
‘Jawel.’ Ik dacht na. ‘Ja. Het gaat beter met hem.’
‘Ik zie je morgen.’
‘Is goed. Albert?’
‘Ja?’
‘Ik wou dat ik je veel meer kon vertellen, maar het is allemaal nogal persoonlijk. Dat kan ik echt niet maken. Sorry.’
‘Jij hoeft geen sorry te zeggen.’
Hij zei het met de nadruk op “jij”. Alsof hij wilde zeggen: “maar Loïc wel”.
‘Tot morgen.’
‘Tot morgen. Bedankt dat je even belde.’
Hij hing op, ik zette mijn fiets in de schuur en keek naar de telefoon in mijn hand. Die klonk ineens een stuk standvastiger, niet meer zo verlegen. Hij had het ook zomaar ineens aan Gert verteld. Ik glimlachte, die moet zich echt ongemakkelijk hebben gevoeld met dat onverwacht uit de kast komen van Albert. Ik zuchtte. Hij had de bal wel meteen mooi weer bij mij gelegd. Ik stond er middenin.
Loïc deed wat ik verwachtte. Albert, Gert en ik stonden bij elkaar, Loïc kwam vlak voor de bel aanlopen. Meteen door naar binnen, hij zat al toen wij het lokaal binnen kwamen. Geen blik tussen hem en Albert. Hij ontweek hem. Er knakte iets in me. Ik ging daar wat aan doen. Dit kon hij niet maken. Niet tegenover Albert. Maar volgens mij ook niet tegenover zichzelf. In de middagpauze kwam Albert weer naar me toe.
‘Kunnen we niet even gaan lopen?’
Ik knikte. Gert keek en glimlachte.
‘Ik zie jullie straks wel weer.’
Albert liep naast me het schoolterrein af, richting het station.
‘Gert is wel een goeie gast.’
Ik lachte.
‘Hij zei dat hij het al wist van Loïc.’
‘Ja, dat had hij wel door die avond dat we gingen stappen.’
Albert glimlachte. ‘Was een leuke avond.’
‘Echt?’ vroeg ik spottend. ‘Niks van gemerkt bij mij op de slaapkamer.’
Hij grijnsde en ging zitten op een bankje van perron 1.
‘Het voelde als een bevrijding, weet je dat? Ik wist het al zo lang van mezelf, nooit durfde ik er wat mee te doen. Toen ik hoorde wat voor toneelstuk het was, wilde ik het meteen zien. Maar ik durfde het niet echt te vragen, ik was bang dat je daardoor vragen ging stellen. Maar iedereen ging. En Loïc.’
‘Ja, uiteraard ging die ook.’
‘Wist ik veel. Ik weet nog goed toen hij op school kwam. Mooie jongen. Maar zoals altijd onbereikbaar. Ik heb het wel voor elkaar gekregen dat hij dat werkstuk met me wilde maken. Daar was ik blij mee, dat wil je niet weten.’
‘Wat vond je er van, dat hij alleen woonde? Ik was echt verbaasd.’
‘Ik vond het vooral erg voor hem, alles er omheen. Ik moet er niet aan denken dat mijn ouders er niet meer zouden zijn.’
‘Maar dan zit je bij hem thuis, en dan kun je nog niets doen.’
‘Nee. Veel kijken naar hem, stiekem. Ik ging echt uit mijn dak toen die avond bij jou.’
‘Wie begon er eigenlijk?’
‘Hij. Denk ik. Weet ik eigenlijk niet meer. Zal wel. Ik had al wel door dat hij homo was, dat kon niet missen. Ik heb toen de hele tijd met die Patrick staan praten, ik merkte wel dat hij Loïc al vaker had gezien. Ik wist toen echt genoeg. Ik wist alleen niet dat Loïc mij ook leuk vond. Ik kon het me echt niet voorstellen. Nooit iets van gemerkt. En wie wil er nou iets met mij?’
‘Wat is dat nou weer voor onzin?’
‘Ik? Stil, verlegen, geen reet aan… Ik ben saai.’
‘Doe normaal.’
‘Hij ontwijkt me weer.’
‘Albert, alsjeblieft. Dat doet hij niet omdat hij je saai vindt. Echt niet.’
‘Wat is het dan wel?’
Ik zuchtte. ‘Hij… Hij heeft een flink verleden Albert. Misschien schaamt hij zich daar wel voor, ik weet het niet precies. Heb je nog iets van je laten horen toen hij weer terug was?’
‘Nee. Doet hij ook niet.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Zou jij dat wel doen dan? Kom op Joshua, hij heeft me gewoon laten vallen. Afgestoten is eigenlijk een beter woord. Moet ik dan gaan vragen of hij alsjeblieft weer terug wil komen?’
‘Waarom niet?’
‘Dit doet al zeer genoeg. Ik ga niet nog een keer op mijn bek.’
‘Sms’je kan toch geen kwaad?’
Albert haalde zijn schouders op.
‘We moeten zo weer terug,’ zei hij na een tijdje zwijgen.
‘Ja, ik weet het.’
Langzaam liepen we terug zonder nog iets te zeggen. Toen we het schoolterrein weer opliepen zag ik Loïc kijken. Hij draaide zich daarna meteen om en ging naar binnen. Vrolijk keek hij niet.
Ik zat net op mijn fiets toen Loïc mij een berichtje stuurde.
Kun je naar het station komen?
Gert keek me aan toen ik zuchtte.
‘Loïc, of ik naar het station kan komen.’
Hij lachte. ‘Ga maar. Als er iemand iets kan redden tussen die twee dan ben jij het wel.’
Ik schudde mijn hoofd en nam afscheid van hem. Ik trapte mijn fiets de straat uit, om de hoek zag ik het station al. Loïc stond op de uitkijk, ik zwaaide. Hij liep weg van de straat, dichter naar het station toe. Uit het zicht, van iedereen.
‘Wat heb je hem verteld?’ vroeg hij meteen toen ik bij hem was.
‘Niet veel. Hij wilde vooral zijn verhaal kwijt.’
‘Wat zei hij?’
Ik lachte protesterend. ‘Wat denk je? Doe eens een gok? Jij bent ineens bij hem weg gegaan, hij stuurt je nog een sms met je verjaardag, waar jij niet op reageert,’ zei ik bestraffend, ‘dus doe eens een gok? Hij wilde weten hoe het met je ging.’
‘Zou hij nog iets voor me voelen?’
‘Nee, natuurlijk niet. Wat hem betreft val je ter plekke dood neer.’
Loïc keek verschrikt.
‘Daarom neemt Albert me ook mee, van school weg. Daarom wil hij ook zijn verhaal kwijt. Daarom stuurde hij je ook dat sms’je, daarom wil hij ook weten hoe je met je gaat,’ zei ik spottend. ‘Loïc, denk eens na.’
‘Oké, oké, duidelijk.’
‘Mooi. En wat vind jij nog van hem?’
‘Wat denk je?’
‘Het doet er geen bal toe wat ik denk. Wat denk jij?’
‘Weet je nog dat Maurice iets tegen je zei toen we weggingen? Je verstond het niet, ik wilde het niet vertalen.’
‘O ja, ik moest maar gewoon ja terug zeggen en knikken.’
‘Maurice zei tegen jou dat je er voor moest zorgen dat Albert en ik weer bij elkaar kwamen.’
‘Omdat jij zo eigenwijs bent dat je dat zelf nooit zult regelen?’
‘Zoiets.’
‘Maurice kent je goed.’
‘Jij ook.’
‘Het is een afstand en een leeftijdsverschil, maar eigenlijk zouden jullie gewoon bij elkaar moeten blijven.’
‘Weet je wat hij tegen me zei?’
‘Nee.’
‘Ik moest zorgen dat het weer goed kwam tussen mij en Albert.’
‘Waarom?’
‘Omdat hij het in mijn ogen zag. Iedere keer als ik Albert’s naam noemde begonnen mijn ogen te twinkelen, zei hij.’
Ik keek hem aan. ‘O ja? Zeg eens Albert?’
Loïc zuchtte. Maar hij staarde in mijn ogen. ‘Albert.’
‘Ik zie geen twinkeling Loïc. Ik zie wel een hoop spijt dat je ooit bij hem bent weggegaan.’
Hij kon er om lachen gelukkig.
‘Heb ik gelijk?’
‘Ja en nee.’
‘Ja want?’
‘Hij is leuk, Joshua. Lief, zorgzaam.’ Hij keek me weer aan. ‘Knuffelbaar.’
‘En nee want?’
Nu keek Loïc weer strak voor zich uit.
‘Niet om jouw verleden, kom op.’
‘Jawel. Hij is zo onschuldig, Josh. Die snapt dat nooit.’
‘Probeer het hem eens uit te leggen.’
‘Ik zou niet weten hoe.’
‘Jij zult de eerste stap moeten zetten Loïc.’
‘Zei Albert dat?’
‘Dat zeg ik nu,’ ontweek ik zijn vraag. ‘Jij bent weggegaan, jij heb hem laten zitten. Dus is het niet meer dan eerlijk dat jij nu naar hem toe gaat en niet andersom.’
Ik zag de blik van Loïc en lachte.
‘Ja, dat is moeilijk, snap ik.’
‘Hoe, Joshua? Ik kan toch moeilijk naar hem toe gaan en…’ Hij maakte zijn zin niet af.
‘Over Maurice vertellen?’ vroeg ik.
Hij keek hulpeloos.
‘Weet je wat je doet? Vraag of hij de film wil zien die we daar gemaakt hebben. Dan kan hij alles zien, jouw huis, jouw dorp, het strand. Daar zul je hem vast al wel eens over verteld hebben. Dan ziet hij Maurice vanzelf voorbij komen.’
‘En dan er over beginnen?’
‘Zoiets. Of hij begint zelf vragen te stellen. Hij is niet achterlijk, Loïc.’
‘Nee.’
‘Dus?’
‘Wat?’
‘Ga je hem uitnodigen?’
Loïc keek me aan met een veelzeggende blik.
‘Oh nee, vergeet het. Ik ga het niet voor je regelen. Dat doe je zelf.’
‘Je kunt toch wel…’
‘Nee. Ja, kan wel, maar dat ga ik niet doen. Je moet het zelf doen Loïc, anders komt dat verkeerd over. Weet je nog wat je zondag zei, toen we gingen slapen? Ik wist wat goed voor je was.’ Ik grijnsde. ‘Nou, dat is het.’
Loïc knikte. Zijn bus stond al klaar om te vertrekken.
‘Straks mis je je bus.’
‘Ja, ik moet gaan,’ zei hij twijfelend.
‘Denk er nog maar even over na.’
‘Doe ik.’
‘Als je het maar doet,’ lachte ik.
Hij glimlachte en liep naar zijn bus. Toen hij instapte keek hij nog een keer en zwaaide. Ik stak mijn duim op. Daar glimlachte hij om.
Ik hoopte maar dat ik genoeg gedaan had. Niet dat er veel veranderde. Loïc ontweek Albert, Albert bleef op een afstand en zocht geen contact. Loïc moest de eerste stap zetten. Ik was verbaasd dat de rest van de klas niets in de gaten had. Mariska hield Loïc ook niet meer in de gaten. Het was dik aan tussen haar en Kelvin. Af en toe kwam ze in de pauze naar me toe en vertelde dan wat ze allemaal met hem gedaan had. Uitgaan, samen de stad in, winkelen. Ik kon er wel om lachen. Nooit van Kelvin gedacht dat hij dat allemaal leuk zou vinden om te doen. Ik sprak hem niet meer. Dat zou wel weer komen als het nieuwe seizoen zou beginnen. Toneel lag even stil, volgend jaar weer een nieuw stuk wat we gingen instuderen. Ik was stiekem al benieuwd wat we zouden gaan doen. Uitdagender dan het afgelopen jaar kon het toch niet worden. Hoewel, met Corné wist je maar nooit. De eerste weken na de voorstelling miste ik het ook niet, maar nu…, als ik er aan dacht begon het al weer te kriebelen. Nadat Marieke weer eens een heel verhaal had verteld over Kelvin en me de groeten van hem had gedaan keek ik het schoolplein eens rond. Albert zat op een muurtje met een paar anderen, Loïc zat alleen, een eind verderop. Hij zat te bellen. Gert zag me kijken.
‘Doe eens iets aan die twee,’ zei hij.
‘Dat mogen ze zelf doen, Gert.’
‘Maar dan gebeurt er nooit wat.’
‘Misschien niet.’
Gert schudde zijn hoofd. ‘Jammer. Ik gun het Albert zo. En Loïc ook.’
Ik lachte. Hij verbaasde me steeds weer.
‘Gewoon doen. Even zetje geven.’
‘Ik zal er eens over nadenken.’
De bel ging, we liepen terug het gebouw in. Loïc kwam naast me lopen, telefoon nog in zijn hand.
‘Je moet de groeten hebben van Maurice.’
‘Had je die net aan de telefoon?’
Loïc knikte.
‘Gaan jullie toch weer bij elkaar komen?’ Ik zei het als grap, maar ik wilde het wel weten.
‘Nee. Hij belde me om te zeggen dat ik eens op moest schieten met Albert. Dat ik niet zo moeilijk moest doen.’
‘Tsja,’ zei ik betekenisvol.
‘Dat is moeilijk, Joshua.’
‘Zet je over die schaamte heen, want dat is het toch? Je hoeft je niet te schamen.’
We liepen het lokaal in. Loïc gaf me geen antwoord.
‘Hey,’ hoorde ik een aantal dagen later in mijn telefoon, ‘hoe gaat ie?’
‘Patrick,’ lachte ik, ‘dat is even geleden. Goed. Met jou?’
‘Ja, goed hoor. We horen weinig van jullie.’
‘Kelvin heeft een vriendin, die heeft het veel te druk,’ lachte ik.
‘Die ene meid nog steeds?’
‘Ja, dezelfde. Dik aan.’
‘Mooi man. En jij?’
‘Niets bijzonders.’
‘Jammer. Zeg, waar ik voor bel… Heb je zin om weer eens mee te gaan stappen?’
‘Ja, lijkt me leuk.’
‘Ik weet niet of Kelvin zijn vriendin mee krijgt?’
‘Geen idee. Ik zal het hem vragen.’
‘En als je komt, neem die jongen van jouw school ook mee. En de goochelaar natuurlijk.’
Ik lachte. ‘Doe ik. Komende vrijdag?’
‘Gaaf.’
‘Ik kom in ieder geval. De rest dat zien we wel.’
‘Mooi. Zie ik je vrijdag.’
We hingen op en er spookte een plan door mijn hoofd. Dat kon nog zomaar eens gaan lukken.
De volgende dag op school zocht ik Loïc op.
‘Hoe gaat ie vandaag?’ vroeg ik luchtig.
‘Goed wel.’
‘Vrijdagavond wat te doen?’
‘Niet speciaal, hoezo?’
‘Patrick belde me, of we weer eens zin hadden om te gaan stappen.’
‘Leuk. Heb ik wel weer eens zin in.’
‘Gaaf. Dan zie ik je daar wel.’
‘Goed. Je kunt bij mij blijven slapen hoor, als je wil. Drinken we nog een wijntje. Je kunt gewoon mee met de taxi.’
‘Ik kijk nog wel. Komt wel goed.’
Hij lachte. Ik gniffelde van binnen. Dat was stap één. In de volgende pauze stond ik weer bij Gert en Albert.
‘Albert?’ vroeg ik zo normaal mogelijk. ‘Die jongen waar je toen bij het stappen mee hebt staan praten vraagt of we weer eens mee gaan. Heb je zin vrijdag, om te gaan stappen?’
Hij dacht na.
‘Jij Gert? Ga je ook mee?’ vroeg ik.
‘Ik weet niet of ik daar nou wel zo’n zin in heb eigenlijk.’
Ik lachte. ‘Zelf weten. Maar, Albert? Ga je mee?’
‘Lijkt me wel leuk. Maar…’
‘Je kunt blijven slapen,’ zei ik er snel achteraan. ‘Ik snap ook wel dat je niet helemaal naar huis kunt fietsen zo laat.’
‘Lijkt me leuk. Is dat echt geen probleem?’
‘Nee, natuurlijk niet.’ Er vlogen van allerlei gedachten door mijn hoofd. ‘Kom je gewoon in het begin van de avond naar mij toe, en dan gaan we van daaruit verder de stad in.’
Hij glimlachte. ‘Doen we. Komende vrijdag al?’
‘Ja, komende vrijdag.’
Hij werd er vrolijk van. Gert zag het en lachte. ‘Veel plezier.’
In de klas keek Gert nog eens naar Albert. ‘Ik lach me kapot als Loïc daar ook ineens plotseling binnen komt zetten.’
Ik grijnsde. ‘Dat heb ik al geregeld, Gert. Maar daar weten ze beide niets van. Hou je mond.’
Gert schudde zijn hoofd. ‘Jij bent heel erg, weet je dat? Maar het zou zo maar eens kunnen werken.’
We werden gestoord door de leraar. ‘Dames, kunnen we beginnen?’
De klas lachte.
‘Ik hoop dat jouw plan gaat lukken,’ zei Gert in de pauze. ‘Voor hetzelfde geld worden ze kwaad.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik denk niet dat dat gaat gebeuren.’
‘Ik zou bijna meegaan om te kijken hoe dat gaat aflopen.’
‘Wat houdt je tegen,’ probeerde ik verbaasd te zeggen.
Gert lachte. ‘Dat weet je best.’
Petra kwam naar ons toe gelopen.
‘Ander onderwerp,’ zei Gert nog snel.
‘Hoi,’ zei ze toen ze bij ons stond.
‘Geld te kort?’ vroeg Gert uitdagend, maar zo slecht bedoelde hij het niet.
‘Nee, ik heb straks natuurkunde, maar ik snap er geen bal van.’
‘Kan ik je niet mee helpen,’ zei Gert.
‘Jij hebt het al gehad,’ protesteerde ze.
‘Alsof ik dat onthouden heb.’
‘Waar gaat het over?’ vroeg ik.
‘Kijk,’ zei ze terwijl ze naast me kwam zitten op de grond en haar boek uit haar tas haalde. Gert keek me een keer aan terwijl ze door het boek bladerde. ‘Ik ben even binnen kijken,’ zei hij.
Ik lachte en knikte. Petra hield het boek tussen ons in. ‘Hier, dit.’
‘Laat eens kijken,’ zei ik.
Ik keek in het boek, ze hield het tussen ons in, half op haar been. Voor ik er erg in had zat ik met mijn schouder tegen die van haar. Dat voelde goed. Ik begon uit te leggen.
‘Pak eens een stuk papier.’
Haar schouder ging weer van die van mij af, ze zocht in haar tas. Ze legde een schrijfblok op het boek en gaf me een pen. Een roze, met bloemetjes. Ik keek een keer in het boek en begon te schrijven.
‘Kijk, als je nu dit met dat vermenigvuldigd…’
Haar schouder hing weer tegen die van mij. Ze volgde aandachtig wat ik opschreef.
‘Maar,’ vroeg ze, ‘hoe zit dit dan?’
Ze begon te bladeren in het boek.
‘Hou vast.’
Ik kreeg het schrijfblok in mijn handen geduwd en lachte. Ze lachte vrolijk mee. Ze keek even in mijn ogen. Die van mij sloten meteen op slot. Ik gloeide van binnen. Ook haar ogen bleven even hangen, maar daarna keek ze toch weer gewoon in het boek. Ging ze nu nog steviger tegen me aan hangen?
‘Dit,’ zei ze. ‘Hoe zit dit dan?’
‘Hetzelfde,’ zei ik, ‘maar dan andersom. Kijk.’
Ik duwde het schrijfblok weer terug op het boek waar we om lachten. Het werd een beetje stoeien met boek en schrijfblok. Lachend legde ik verder alles uit.
‘Die Franse jongen staat naar ons te kijken,’ zei Petra ineens.
Ik keek omhoog en zag verderop Loïc staan, veelbetekenende grijns op zijn gezicht. Ik knipoogde terug.
‘Volgens mij snap ik het nu veel beter,’ hoorde ik naast me.
Ik keek opzij, zag haar glimlachen.
‘Dank je wel, Joshua.’ Ze duwde een keer extra toen ze het zei.
‘Graag gedaan,’ duwde ik terug.
Ze stopte een beetje verlegen alles weer terug in haar tas. Zo bleven we even zitten, schouder tegen schouder. Eigenlijk niets bijzonders, maar ik genoot. De bel ging weer, we stonden op en liepen naast elkaar naar binnen. Ik de gang in, zij de trap op. Nog één les, dan kon ik lekker naar huis.
Ik moest Kelvin nog bellen. Misschien dat hij ook nog mee wilde.
‘Dag schat,’ nam hij lachend op.
‘Ha, ex van me,’ lachte ik terug.
‘Hoe is het?’
‘Goed. Denk ik.’
‘Denk je?’
‘Ja, heel verhaal. Maar daar gaat het nu niet om. Patrick belde me, we gaan stappen vrijdag. Zin om mee te gaan?’
‘Helaas, dat gaat niet lukken. Ik moet met Mariska naar de film vrijdag.’
‘Moeten?’
‘Nou ja, we gaan naar de film.’
‘Leuk. Nou ja, als je naderhand nog wat wil drinken, je weet waar we zijn.’
‘Is goed, jongen. Maar waar had je het net over?’
‘Laat maar. Heel verhaal.’
‘Vertel op, je maakt me nieuwsgierig.’
‘Je kent Loïc nog?’
‘Ja.’
‘Die heeft even heel kort iets gehad met een jongen uit mijn klas. Ik ga ze weer proberen bij elkaar te brengen.’
‘Kunnen ze dat zelf niet beslissen Josh? Ze zullen niet voor niets uit elkaar zijn gegaan.’
‘Het ligt wat ingewikkelder dan je denkt.’
Ik vertelde hem het hele verhaal, zonder details over Maurice en de oorzaak van het ongeluk.
‘Pfoe, flink verhaal. Zou je niet zeggen als je hem zo ziet. Ik wens je sterkte.’
‘Gaat wel lukken denk ik.’
‘Ik hoor het wel. Misschien komen we wel even kijken.’
‘Doe maar niet, ik denk niet dat ze er om kunnen lachen als dat verhaal al op school rond gaat.’
Ik hoorde hem grinniken. ‘Nee, laten we dat maar niet doen. Ik zie je. Weet jij al wat Corné van plan is volgend jaar?’
‘Nee. Dat laat hij nooit merken, verrassing is de beste aanval.’
Kelvin lachte. ‘Dat is waar. Gekker dan afgelopen jaar kan het niet worden.’
‘We zien wel.’
We sloten af, wensten elkaar een leuke avond. Ik keek voor me uit. Maar goed dat hij niet kon, achteraf gezien. Ik wilde haar er niet bij hebben. Stom om hem te vragen. Dat had een hoop roet in het eten kunnen gooien. Ik liet me met een zucht achterover op mijn bed vallen. Ik kreeg een sms’je.
Proefwerk ging goed. Dankjewel! XXX
Ik glimlachte.
Albert was op tijd bij mij. Hij was vrolijk, uitgelaten bijna. Hij dumpte zijn tas op mijn kamer en reed daarna met mij de stad in. Hij had er duidelijk zin in. Ik werd een beetje nerveus, ik hoopte maar dat mijn opzet zou slagen en dat ze niet allebei kwaad de zaak zouden verlaten.
‘Wat ben je stil,’ zei hij halverwege de weg er naar toe.
‘Ow, sorry, ik was even ergens anders.’
‘Zusje van Gert?’
Ik schrok. Stond het soms op een bord om mijn nek of zo?
‘Ik zag jullie zitten deze week. Zag er leuk uit.’
‘Lach me niet uit.’
‘Ik vind het alleen maar leuk.’
‘Ze is nog een beetje jong, Albert. Ik weet het niet hoor.’
‘Nah, zoveel scheelt dat toch niet?’
‘Laat maar,’ zei ik.
‘Nou, misschien kom je vanavond nog wat leuks tegen,’ lachte hij. ‘Er lopen genoeg vrijgezellen rond daar.’
‘Niet voor mij, ben ik bang. Maar voor jou misschien.’
Hij keek even serieus maar lachte toen toch. Ik had spijt van die opmerking, dat legde de situatie met Loïc wel erg bloot ineens. Hij was er nog niet over heen, dat kon ik wel zien.
‘Zo, lange tijd niet gezien,’ zei de portier vrolijk.
‘Nee, druk geweest,’ zei ik.
‘Welkom.’ Hij lachte en hield de deur voor ons open.
We hingen onze jassen op en liepen verder naar binnen. Ik zag Patrick al staan. Ik scande de tent af maar Loïc kon ik nog nergens vinden. Albert stak zijn hand op en liep in een rechte lijn naar Patrick en zijn vrienden toe. Patrick lachte, gaf hem vrolijk een hand en pakte toen mij vast.
‘Alles goed?’
‘Ja hoor.’
Ik hield hem stevig tegen mij aan. ‘Niet over Loïc beginnen,’ siste ik snel in zijn oor.
‘Maar…’
‘Ssst. Ik leg het je later wel uit.’
‘Oké.’ Hij liet me los. ‘Leuk dat jullie er zijn,’ zei hij weer wat harder. ‘Iets drinken?’
Niet veel later stond ik met een glas bier in mijn handen op mijn gemak rond te kijken. Het begon langzaam wat voller te lopen. Ik kende Loïc, die kwam vast wat later. Albert raakte in gesprek met een paar vrienden van Patrick die ze alleen liet en bij me kwam staan.
‘Die heeft ook bijna een metamorfose ondergaan, zeg.’
‘Wie? Albert?’
‘Ja. Zo verlegen als hij de vorige keer was, zo uitgelaten is hij nu. Alsof hij hier al jaren komt. Duidelijk uit de kast ook.’
‘Nou… dat is hij nog niet hoor. Ja, ik weet het dan wel, maar op school verder nog niemand.’
‘Goochelaar ook niet?’
Ik grijnsde. ‘Die wel. Sterker nog, die hebben heel even wat met elkaar gehad zelfs.’
‘O?’ Hij lachte. ‘Vertel…’
‘Die avond dat we hier waren na de voorstelling. Ze bleven allebei bij mij slapen.’
Patrick lachte nu nog harder. ‘Je hebt ze betrapt?’
‘Zoiets. Niet dat het moeilijk was, ze lagen op mijn kamer. Ze dachten alleen dat ik sliep.’
‘Geweldig!’
‘Ja,’ zuchtte ik. ‘Toen nog wel. Er kwam even een kink in de kabel. Heeft met Loïc te maken. Ik ehh… probeer ze weer bij elkaar te brengen. Ik heb hier ook afgesproken met Loïc, maar ze weten van elkaar niet dat ze hier zijn.’
‘O, o, tante Joshua gaat koppelen?’
Ik grinnikte. ‘Zoiets.’
Ik zag Albert naar de toiletten lopen.
‘Ik ben benieuwd hoe ze er op zullen reageren. O, kut, daar heb je hem.’
Loïc kwam binnen en zag ons meteen staan. Vrolijk kwam hij naar ons toe. Patrick gaf hem een hand, Loïc hield me daarna even vast.
‘Je bent laat,’ zei ik gespeeld teleurgesteld.
‘Ja, ik moest nog even wat doen thuis, en de bus was net weg.’
‘Maakt niet uit, je bent er nu. Wat drink je?’
‘Water.’
‘Niet goed met enkel?’
‘Gaat. Beetje voorzichtig aan. Heb vanmorgen nog medicijnen ingenomen.’
Ik wilde net naar de bar lopen toen Albert terug kwam. Ik zag hem kijken. Loïc verstijfde.
‘Dit heb jij geregeld zeker?’
‘Ja.’ Ik probeerde zijn stemming te peilen, maar ik kon niet zien of hij het nu leuk vond of niet. ‘Sorry.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Je hebt misschien ook wel gelijk.’
Albert liep terug naar de vrienden van Patrick. Hij glimlachte een keer naar Loïc. Ik maakte een drinkgebaar naar hem, hij knikte. Ik liep naar de bar en hield ze in de gaten. Loïc keek rustig rond. Met drie glazen tussen mijn vingers ging ik weer bij hem staan. Ik tilde een glas op en knipoogde naar Albert: “kom maar halen”. Hij glimlachte en kwam naar me toe.
‘Dank je,’ zei hij en nam een flinke slok.
Het was even ongemakkelijk stil.
‘Hoi,’ zei Albert toen tegen Loïc. ‘Hoe was het in Frankrijk?’
‘Goed,’ zei Loïc onwennig.
‘Gelukkig,’ hoorde ik Albert zeggen.
Ik liep langzaam bij ze weg, richting de vrienden van Patrick. Ik liet ze alleen nu. Patrick praatte tegen me, maar ik hield Albert en Loïc met een schuin oog in de gaten. Ze waren bij de bar op twee krukken gaan zitten. Ik zag aan Loïc dat hij een hoop belangrijke dingen zat te vertellen. Tenminste, dat hoopte ik. Albert luisterde aandachtig.
‘Nou, je hebt ze in ieder geval aan het praten.’
Ik keek Patrick aan en glimlachte. ‘Stap één.’
‘Je moet niet zo de hele tijd blijven kijken, daar worden ze zenuwachtig van.’
‘Bek dicht,’ grijnsde ik, ‘ik wil weten hoe dit afloopt.’
Ze bleven lang zitten praten. Het gaf me een raar gevoel, ik had ze allebei uitgenodigd en ik stond een eind verderop en kon me er niet mee bemoeien. Ik vermaakte me wel met Patrick en zijn vrienden, maar het voelde raar. Zeker toen die de dansvloer op gingen en ik alleen achter bleef. Ik hing met mijn rug tegen een pilaar en keek naar de mensen op de vloer. Af en toe keek ik om en zag Albert en Loïc nog steeds zitten. Patrick en zijn vriend hadden elkaar stevig vast en dansten. Ik lachte naar ze en stak mijn duim omhoog. Het was leuk om te zien. Ik schrok van een klap tegen mijn arm. Loïc kwam voorbij gelopen, hij keek even om met een grijns en liep daarna door naar achteren, waar de toiletten waren. Ik keek snel om, Albert keek naar me en wenkte me.
‘Hoe is het?’ vroeg ik.
‘Heel verhaal,’ zei Albert. ‘Hij heeft alles verteld. Van Maurice, zijn ouders, dat ongeluk. Heftig.’
‘Dat is het zeker.’
Albert schudde zijn hoofd. ‘Ik kan het me nog niet allemaal voorstellen hoor.’
‘Ik ook niet, alleen ik was er bij, dat scheelt.’
‘Jij hebt Maurice ook ontmoet zei hij.’
Ik knikte, hij schudde zijn hoofd weer. ‘Raar allemaal.’
‘Ja, maar aan de andere kant…’
‘Zie jij het jezelf doen?”
‘Wat?’
‘Een relatie met iemand van bijna 20 jaar ouder?’
‘Weet ik niet.’
‘Weet je niet?’
‘Nee. Als je me dit gevraagd had voordat ik naar Frankrijk was geweest dan had ik meteen nee gezegd. Maar nu… Ik heb ze gezien, Loïc heeft het me uitgelegd hoe het ontstaan is. Wat voor gevoel hij er bij had. Ik zie het niet snel gebeuren hoor, maar ik zeg niet keihard nee.’
Albert knikte. ‘Je hebt wel gelijk.’
‘Bovendien, tussen jullie zit ook twee jaar,’ lachte ik.
Albert grijnsde. ‘Twee of twintig, dat is nog een verschil, Joshua. Wat is nou twee jaar?’
Ik knikte nadenkend.
‘Hij zit met zo’n schuldgevoel,’ zei Albert nadenkend.
‘Ik weet het.’
‘Terwijl… Ik weet niet. Hij zal vast niet makkelijk zijn geweest toen. Maar om nou de schuld van dat ongeluk op zich te nemen? Dat gaat een beetje ver.’
‘Ik weet het, ik weet het. Maar snap je nou ook een beetje waarom hij even afstand hield?’
Albert knikte. ‘Jawel. Ik ben ook blij dat ik het weet. Denk ik.’
‘Denk je?’
‘Ik weet niet hoe ik dat uit moet leggen.’
‘Is ook moeilijk.’
‘Ja, weet je… nee, laat maar. Dat klinkt wel heel erg stom.’
‘Wat?’
‘Nee, vergeet het.’
Ik keek niet begrijpend.
‘Ik zie iedere keer een beeld voor me, Loïc met een oudere man.’
Ik lachte.
‘In bed.’
Ik keek, Albert giechelde.
‘Sorry, daar denk ik iedere keer aan. Ik moet er even aan wennen.’
Loïc kwam terug, met drie glazen bier.
‘Toch maar drank?’ vroeg ik.
‘Ja, maakt ook eigenlijk niet uit meer. De medicijnen zijn denk ik wel uitgewerkt.’
‘Denk je?’
Hij knipoogde. ‘Hoop ik.’
Het was weer wat stiller, en ongemakkelijker. Loïc keek onrustig rond.
‘Het is maar rustig hier,’ zei hij.
‘Valt me ook op,’ zei ik.
‘Niet veel aan.’
‘Och, het gaat.’
‘Zullen we naar mijn huis gaan? Drinken we daar nog wat.’
Ik keek naar Albert. Die knikte.
‘Goed, doen we,’ zei ik.
‘Je zou toch blijven slapen,’ zei Loïc.
Ik glimlachte maar in mijn ooghoek zag ik Alberts mond open vallen. Loïc liep al naar de garderobe, ik nam nog even snel afscheid van Patrick. Albert hield me tegen.
‘Jij zou bij Loïc blijven slapen?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Dat had hij voorgesteld deze week. Ik had hem ook uitgenodigd hier.’
‘Dus het was geen toeval?’
‘Nee. Sorry. Mijn schuld.’
Albert glimlachte en gaf me ineens een kus op mijn wang.
‘Dank je. Ik ben blij dat ik nu weet hoe het zit met hem.’
‘En nu?’
‘Weet ik niet. Echt niet. Ik vind het allemaal heel wat. Ik moet nog even wennen aan het idee, denk ik.’
Ik knipoogde. ‘Kom, we gaan naar huis. Even wat dingen van mij ophalen en die van jou. We slapen bij Loïc volgens mij.’
‘Ik weet niet of ik dat wel wil, Josh. Dat hangt er maar helemaal vanaf.’
We haalden onze jassen op, zetten Loïc in een taxi en reden naar mijn huis.
‘We kijken wel. We nemen het voor de zekerheid mee en als jij het niet ziet zitten om daar te blijven rijden we gewoon terug naar mijn thuis.’
Dat luchtte hem zichtbaar op. Tijdens het ritje naar mijn huis ging mijn telefoon. Ik kreeg een sms.
Laat me weten hoe het afloopt tussen die twee. XX Patrick
Ik lachte en stopte mijn telefoon weer terug in mijn jas. Niet veel later waren we thuis.
‘Hé, zijn jullie alweer terug?’ vroeg mijn moeder verbaasd toen ze ons binnen zag komen.
‘Ja, er was niet veel aan. We gaan naar Loïc. Ik denk dat we daar blijven slapen, maar dat zien we nog wel.’
‘Laat me even weten wat je doet.’
‘Doe ik,’ riep ik terwijl ik met Albert de trap op liep.
Ik propte snel wat dingen in mijn rugzakje en liep achter Albert aan weer naar beneden.
‘Doei,’ zei ik met mijn hoofd om de hoek van de deur.
‘Veel plezier.’
Ik grijnsde een keer naar Albert. ‘Kom, we gaan.’
Hij reed naast me en was stil.
‘Gaat het?’
‘Jawel. Beetje spannend.’
Ik glimlachte.
‘Ik weet even niet wat ik wil, Joshua. Ik wilde hem terug, maar nu ik alles weet… Ik moet gewoon even nadenken.’
‘Geschrokken van het verhaal?’
‘Ja. Ik zeg niet dat het zijn schuld is, dat ongeluk, absoluut niet, maar hij was wel… Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Eigenwijs. Hij liep gewoon van huis weg om bij hem te gaan wonen. Dat is toch niet normaal, moet je toegeven.’
‘Weet ik, daar keek ik ook van op. Dat had ik helemaal niet van hem verwacht.’
‘Ik wel. Dat had ik al wel door. Hoe hij met zijn tante omgaat en zo. Hij vindt dat hij het allemaal alleen moet doen.’
‘Omdat het zijn schuld allemaal is.’
‘Ja, dat denkt ie. Maar als hij helemaal geen hulp wil… Ik weet niet hoor.’
‘Geef het gewoon even de tijd, Albert.’
‘Ja. Ik denk wel dat hij na die week in Frankrijk anders is gaan denken.’
‘Dat idee heb ik ook.’
Zwijgend trapten we door.
‘Stiekem wil ik hem wel terug hoor. Maar het idee van die Maurice… Ik kan nog even niet naar hem kijken zonder een oudere man naast hem te zien.’
Ik lachte. ‘Dat moet je toch uit je hoofd proberen te zetten.’
‘Wat wil hij dan met mij? Ik ben zo anders dan die Maurice.’
Ik keek spottend opzij. ‘Je lijkt niet op hem nee.’
‘Wat lach je nou?’
‘Laat maar.’
‘Josh, wat bedoel je?’
‘Je lijkt niet op hem, wat uiterlijk betreft.’
‘Maar?’
‘Daar gaat het toch niet om, gek.’
Hij reed zwijgend verder, in gedachten. Het plein bij de winkels was leeg, we zetten onze fietsen op slot en belden aan. Loïc deed de deur meteen open. Albert liep voor mij de trap op.
‘Kom binnen,’ zei Loïc vrolijk. Daarna gaf hij me een knipoog. ‘Ik heb de wijn al open gemaakt.’
Ik lachte, deed mijn jas uit en ging in de hoek van de bank zitten.
‘Wit?’
‘Ja lekker.’
‘Jij Albert?’
‘Wit graag.’
‘Volgens de vrienden van Loïc ben je dan homo hoor, als je witte wijn drinkt.’
Albert lachte. ‘Nou en? Dat klopt toch ook?’
Ik grinnikte en man een slok. ‘Lekker Loïc.’
‘Ben je dan toch homo?’ vroeg Albert.
Ik nam nog een slok. ‘Vergeet het.’
Loïc lachte.
‘Zullen we die film eens laten zien?’ vroeg hij aan mij.
‘Als jij wilt.’
‘Zien, Albert?’ vroeg hij terwijl hij al opstond.
‘Graag. Ik wil het wel eens zien.’
Loïc pakte zijn laptop en sloot alles aan op zijn tv.
‘Schenk jij nog een keer in, Josh?’
Terwijl Loïc zat te wachten tot zijn laptop was opgestart pakte ik de fles uit de koelkast. Ik schonk het glas van Albert en mij vol en pakte daarna de fles rode wijn.
‘Dank je,’ zei Loïc terwijl hij naar het beeld bleef kijken. We gingen weer zitten. Niet veel later zag ik de bekende beelden weer voorbij komen. Loïc vertelde bij alles wat voorbij kwam wat het was en waar het was. Ik zag het feest weer van zijn verjaardag. Een paar tellen later zat ik weer met het meisje op het strand.
‘Wie is dat,’ lachte Albert.
‘Vriendin van Loïc,’ zei ik droog.
‘Ja, dat had ik ook wel kunnen verzinnen. Loïc? Wie was dat?’
‘Vriendin van mij. Heeft Joshua wilde seks mee gehad nog, later die avond.’
Ik lachte. ‘Ouwehoer.’
Loïc grijnsde, stak zijn tong uit.
‘Niets gebeurd hoor, Albert. We hebben gewoon gezellig zitten praten.’
Albert geloofde me maar half, zag ik aan zijn gezicht. De film speelde gelukkig gewoon verder. Ik zag het restaurant in beeld komen. Loïc vertelde dat hij daar gewerkt had. Maurice kwam in beeld. Loïc zweeg even, haalde adem.
‘Dat is Maurice,’ zei hij toen voorzichtig.
Albert ging rechtop zitten, keek aandachtig naar het beeld.
‘Hij ziet er heel anders uit dan ik me had voorgesteld.’
Loïc glimlachte alleen maar. Hij keek naar Albert, hoe hij reageerde op de beelden. Ik keek mee. Ik wist wat er ging komen. Loïc en Maurice zaten bij elkaar aan tafel, glas wijn in hun handen, te praten. Ze lachten. Het zag er gezellig uit. Daarna hield het beeld op. We zagen Loïc in de keuken, dollen met de kok. Albert glimlachte.
‘Je kon echt goed met hem praten hè?’ vroeg Albert terwijl hij bleef kijken.
Loïc knikte. ‘Heel goed. Ik kon alles bij hem kwijt.’
De film ging door. We keken naar de dag erna, Loïc of ik in beeld, in dorpjes langs de kust. Het laatste was de vrouw in de trein, waar Loïc en ik weer hard om zaten te lachen. Loïc legde het allemaal uit. Albert lachte mee, kon zich de situatie helemaal voorstellen. Het beeld ging op zwart.
‘Mooi,’ zei Albert. ‘Leuk om te zien.’
Loïc glimlachte verlegen. Hij stond weer op om zijn laptop los te koppelen van de tv. Albert keek me een keer veelbetekenend aan. Het had hem geraakt, zag ik. Loïc zette alles op de eettafel, nam een slok wijn en liep de kamer uit.
‘Ben zo terug. Even plaats maken voor het volgende glas.’
Albert keek weer naar me.
‘Ik ben jaloers op hem.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij had iemand om mee te praten. Ik kon tot voor kort bij niemand terecht over dat ik homo was. Die Maurice is echt een aardige vent hè?’
Ik knikte.
‘Ik neem mijn woorden terug. Ik geef je gelijk. Ik kan het me nu wel voorstellen.’
Ik glimlachte. Albert zuchtte en zakte tegen de rugleuning van de stoel waar hij in zat. Loïc kwam weer terug, pakte de fles en vulde zijn glas weer een keer.
‘Drink eens door, jongens.’
Ik lachte. ‘Ik kan je nog steeds niet bijhouden.’
‘Hoeft ook niet. Jullie zijn er niet mee geboren.’
Loïc en Albert keken naar elkaar. Loïc zocht begrip, dat was van heel zijn gezicht af te lezen. Albert glimlachte terug. Zag ik nou een vonk over slaan? Er viel een rare stilte. Ik stond op, pakte de fles uit de koelkast en schonk mijn glas nog een keer vol.
‘Bijschenken, Albert?’
‘Ja, doe maar.’
Ik voelde de spanning oplopen in de kamer. Ik zat een beetje in de weg, had ik het idee. De smoes van het toilet dan maar. Ik wilde ze even alleen laten. Ik liep naar de deur.
‘Ruimte maken?’ vroeg Loïc.
Ik lachte en liet ze alleen. Ik klapte de bril dicht en ging zitten. Loïc had een stripboek op zijn toilet liggen. Handig. Ik sloeg het open en glimlachte. Frans. Wat anders. Gelukkig waren daar de plaatjes nog. Ik moest ook weer niet te lang wegblijven, dat zou opvallen. Ik zuchtte een keer diep en stond toen op. Lang genoeg weggeweest zonder vragen te krijgen. Ik deed de deur naar de kamer open waar ik Loïc nog net iets hoorde beloven.
‘Doe ik. Als er iets is zal ik het zeggen.’
‘Niet alles alleen proberen op te lossen,’ zei Albert. ‘Ik voelde me echt buitengesloten af en toe.’
Ze zaten nog steeds op dezelfde plek, maar de blik naar elkaar was veranderd. Loïc knikte. Daarna keek hij naar mij. Ik ging zitten, nam een slok en meteen nog een.
‘Je hebt gelijk, vanaf het derde glas is het echt lekker.’
Loïc en Albert lachten. Loïc had de tv aangezet. Ik zat onderuit te kijken. Ik probeerde de situatie in te schatten. Ik keek naar Albert. Hij glunderde. Ik maakte een gebaar met mijn hoofd waarmee ik wilde vragen: “hoe is het?”. Loïc keek naar de tv. Albert keek even kort naar hem en glimlachte toen naar mij. Hij knikte met een knipoog. Ik wist genoeg. Ik maakte mijn glas leeg en rekte me uit.
‘Ik ga zo maar eens naar huis.’
‘Blijf je niet slapen?’ vroeg Loïc.
Ik keek naar Albert. Die keek teleurgesteld.
‘Blijf jij hier?’ vroeg ik.
‘Ik kan nu wel terug fietsen en dan morgen weer de andere kant op, maar dat is eigenlijk onzin.’
Ik glimlachte om zijn antwoord.
‘Joshua,’ zei Loïc zuchtend. ‘Het is nu wel duidelijk, doe nou niet zo onschuldig meer. Dit alles was toch gewoon jouw opzet?’
‘Ja, maar wist ik veel hoe jullie er op zouden reageren.’
‘Het is goed zo, Josh. Dank je wel. Dat wil ik zeggen.’
‘Mooi. Dan ga ik nu. Ik laat jullie nu maar gewoon alleen.’
Ze protesteerden tegelijk. ‘Nee, je gaat nu niet meer alleen naar huis Josh,’ zei Loïc beslist.
‘Niet in je eentje,’ zei Albert, ‘niet zo laat nog.’
‘Maar…’
‘Geen gemaar Joshua. Albert heeft gelijk.’
‘Oké, oké,’ zei ik terwijl ik naast me keek, ‘ik slaap wel op deze bank dan.’
‘Mooi, nog een wijn dan maar?’
Ik schudde mijn hoofd en lachte. ‘Nee, ik heb genoeg op. Dank je.’
‘Iets anders dan?’
‘Nee, laat maar even.’
Albert had zijn glas ook leeg en gaapte.
‘Zo maar eens slapen?’ vroeg Loïc.
We knikten.
‘Ik ga nog snel even douchen, ben zo terug.’
Voor we er erg in hadden was hij de kamer uit. Ik keek naar Albert, hij keek naar mij.
‘Hoe is het?’ vroeg ik.
‘Ik kan geen nee zeggen tegen hem, Josh. Ik ben blij na vanavond, zeker nu ik die film heb gezien.’
‘En Maurice hebt gezien.’
‘Ja, zeker dat. Ze zagen er uit als goede vrienden.’
‘Wat dacht je dan?’
Albert haalde zijn schouders op. “Weet niet. Meer als een soort seksrelatie of zo.’
Ik lachte.
‘Ja, sorry. Maar dat beeld had ik. Ik kon me er niets bij voorstellen. Maar ik snap nu wel hoe het zat. En dat is wel goed geloof ik.’
‘Ik hem ze samen gezien, Albert. Er was zeker meer dan alleen dat ene.’
Hij knikte.
‘Waar hadden jullie het net over toen ik naar het toilet was, of mag ik dat niet vragen?’
‘Ik heb hem verteld hoe ik het vond dat hij naar Frankrijk ging en jou meenam. Hij vertelde jou alles en mij niets. Ik voelde me echt alleen toen. Wij hadden iets samen en ineens ging hij alles alleen oplossen.’
‘Wat zei hij?’
‘Hij gaf me gelijk, maar hij schaamde zich voor alles. En hij dacht dat ik het nooit zou kunnen begrijpen.’
‘En nu?’
‘Langzaam opbouwen.’ Hij keek ineens balorig. ‘En hij is gewoon mooi om naar te kijken. Dat kan ik toch niet laten schieten?’
We lachten, Loïc kwam de kamer weer in. Badjas aan, dicht.
‘Nog iemand?’
‘Ja,’ zei Albert.
Hij stond op, Loïc keek naar de bank. ‘Dekbed hebben?’
‘Graag,’ zei ik.
‘Ik pak het even.’
Een paar tellen later was hij terug.
‘Gaat het?’ vroeg ik.
Hij knikte. ‘Ik ben blij dat ik het uit heb kunnen leggen.’
‘En nu?’ Ik wist dat ik dezelfde vragen stelde, maar ik wilde het weten.
‘Ik had hem nooit van me weg moeten houden.’
‘Nee,’ glimlachte ik.
‘Maar goed, dat heb ik wel gedaan. Ik weet niet Josh, ik heb hem mijn verhaal verteld. Het is nu aan hem denk ik.’
‘Rustig aan opbouwen?’
‘Als hij dat wil. Ik wil wel.’
Albert kwam de kamer weer in, T-shirt aan en een boxer.
Loïc keek naar de bank. ‘Waar wil je slapen?’ vroeg hij voorzichtig.
Albert glimlachte. ‘Bij jou.’
Hij zei het zacht, maar Loïc keek opgelucht.
‘Terusten jongens,’ zei ik, ‘ik ga nog even snel douchen. Tot morgen.’
‘Tot morgen,’ zeiden ze tegelijk.
Ik stapte snel even onder de douche en droogde me weer af. Loïc en Albert waren al weg, de slaapkamerdeur dicht. Ik deed de lampen uit, ging op de bank liggen met het licht van mijn telefoon en trok het dekbed over me heen. Daarna was het donker en stil. Mijn ogen wenden aan de duisternis. Ik zag de wijnfles op tafel staan. Ik graaide er naar in het donker, trok de kurk eraf en nam een slok. De laatste, bleek al snel. Fles leeg, ik sloot mijn ogen. De bank draaide een beetje. De hele kamer stond zelfs niet helemaal stil. Ik hoorde gelach in de kamer naast me. Het was goed zo, ik had er alle vertrouwen in. Dat ging goed komen tussen die twee. Gelukkig. Het voelde wel raar. Jaloers was ik niet, maar het leek er wel op. Ik draaide me een keer om. Hoorde ik ze nu bezig? Het zou me niets verbazen. Wat een dunne muren hier. Ik kon ze echt horen. Ik glimlachte. Weer dat jaloerse gevoel. Dat wilde ik ook. Niet met Albert of Loïc, maar dat wilde ik ook. De week naar Frankrijk had niet alleen Loïc maar ook mij veranderd. Ik voelde me steviger in mijn schoenen staan, ik wilde vechten voor wat ik het liefste wilde. Misschien moest ik dat ook maar gewoon doen en dan zien wat er van zou komen. Op de grond piepte mijn telefoon.
Hé, tante Joshua! Zoenen ze al?
Ik grinnikte en stuurde een berichtje terug.
Geen idee. Ze liggen in de kamer hiernaast in bed.
Het duurde maar een halve minuut voor ik iets terug kreeg.
Mooi! Goed gedaan! Slaap ze. XXX
Ik stuurde drie kussen terug en sloot mijn ogen. Ik hoorde Albert kreunen. Kraakte het bed nou? Albert zuchtte met een soort hoog piepstemmetje. Loïc kreunde mompelend. Ik schudde mijn hoofd, ik wilde slapen. Ik wilde even niet meer nadenken maar dat lukte me maar half. Ik zocht met mijn hand naar mijn telefoon die ik weer op de grond had laten vallen. Waar had ik dat ding gelaten? Hij gleed tussen mijn vingers over het tapijt. Daarna had ik hem vast. Ik draaide me op mijn rug en tilde hem op, tot voor mijn gezicht. Het schermpje gaf weer licht. Albert en Loïc scheelden ook twee jaar van elkaar. Wat maakte het ook uit, hij had volkomen gelijk. Waarom zou het niet kunnen werken? Ik typte een berichtje, drukte op verzenden. Geen weg meer terug. Desnoods ontplofte het, als ik het niet deed zou ik altijd spijt blijven houden. Maar diep van binnen had ik er alle vertrouwen in dat het goed zou komen. Ik keek nog een laatste keer voor de tekst verdween en de kamer weer donker werd.
Hey, Petra. Zin om een keer naar de film te gaan? Wij tweeën?
© 2010 Oliver Kjelsson