Mysterie (deel 17)

En het was een rustige dag geweest. Loïc had me van alles laten zien. Snel ging het niet, we moesten af en toe met een bus mee en de bussen daar reden duidelijk niet volgens het kwartierschema zoals bij ons in de stad. Het maakte me niet uit. Loïc had goede zin, kwam weer op voor hem bekende plekken en vertelde overal wel een verhaal bij. Ik wist niet wat belangrijk voor hem was of niet dus filmde ik alles maar. Was het niet voor hem, dan was het wel voor mezelf, om later terug te kijken. De zon scheen gelukkig weer, we liepen rustig in ons T-shirt rond, af en toe verkoelde een zacht zeewindje ons lichaam. Verder hield Loïc zijn belofte: over Maurice of de hele situatie geen woord. Af en toe zag ik hem wel nadenken, maar dat vond ik heel normaal. Ik kon het hem ook niet kwalijk nemen, ik deed het zelf ook. Als dat gebeurde zaten we samen, naast elkaar, voor ons uit te staren, keken we elkaar af en toe glimlachend aan. We begrepen elkaar wel, zonder iets te zeggen. Of zat hij toch aan dingen te denken die ik nog niet wist? Ik kon het me niet voorstellen. Loïc was tevreden gaan slapen. Weer bij mij. Hij was nu dan wel een stuk rustiger, hij kroop weer gewoon naast me onder het dekbed. Toch was hij minder aanhankelijk als de avonden ervoor. Toen hij naast me lag gaf hij me een kus met een arm om me heen, bedankte me nog een keer en draaide zich toen om. Hij sliep bijna meteen. Ook mij gaf dat wat rust. Ik had een voldaan gevoel over me. Alsof de missie geslaagd was zonder vooraf te weten wat de missie zou zijn. Hij had me verrast, ontroerd, met al zijn verhalen. Loïc had zich nog een keer omgedraaid en toen ik zijn tevreden glimlach zag op zijn gezicht sloot ik ook mijn ogen. Rust.

Die rust had hij de hele dag op zijn gezicht gehad. En daardoor ik ook.
‘Mooie dag,’ zei Loïc toen we terug in de caravan zaten met twee pizzadozen.
‘Zeker weten,’ zei ik kauwend en lachte. ‘Het is hier mooi.’
‘Je hebt nog lang niet alles gezien.’
‘Gaan we nog een keer terug dan?’
Loïc lachte. ‘Mij best. Zeg maar wanneer. In de zomervakantie?’
We glimlachten. We wisten allebei dat we dat niet zo snel weer een keer zouden doen. Zijn telefoon ging. Loïc keek verbaasd maar nam toch lachend op. Hij ratelde in het Frans en lachte tussen zijn zinnen door. Hij nam afscheid en hing weer op.
‘Vrienden van dat feestje. Of we vanavond wat komen drinken.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Dat we niet komen.’
‘Geen zin?’
‘Ze komen vanaf twaalf uur vanavond bij elkaar. Weet jij wel hoe laat onze trein gaat?’
‘Nog niet over nagedacht.’
‘Vroeg. We moeten om 9 uur op het station zijn. Vooraf die caravan nog even opruimen, tas inpakken en de bus zien te halen. Ik ga niet veel drinken vanavond.’
Ik lachte en schudde mijn hoofd. ‘Nee, geen goed plan.’
Zijn telefoon ging weer. Hij nam lachend op maar was toch verbaasd, aan zijn gezicht te zien. Het was maar een kort gesprekje.
‘Ik moet toch eens Frans leren,’ grijnsde ik.
‘Dat was Maurice. Hij is om 8 uur hier. Hij rijdt ons naar het station.’
‘Lief.’
Loïc knikte. ‘Dat is hij ook.’

Dat voornemen van niet teveel drinken hielden we niet vol. Ik had een behoorlijk zware kop toen om half zeven de wekker ging. Op tafel stonden nog twee lege wijnflessen. Waar had ik dat allemaal gelaten? Loïc zag er duf uit, maar hij was meer wakker dan ik. We deden zwijgend onze dingen, maar snel. Loïc liet de douche aanstaan, ik glipte meteen na hem onder het water. Dat friste mijn hoofd een beetje op. Veel zin om te eten hadden we niet, we kauwden snel een cracker met wat beleg naar binnen en ruimden alles op. Als laatste wasten we de twee mokken af. Thee, een mok of vier, om wakker te worden. Loïc deed de laatste dingen in zijn tas.
‘Dat eten ligt bovenop, hebben we in de trein tijd genoeg voor.’
Ik glimlachte. Na een kwartier stonden we buiten. Nog tien minuten, dan zou Maurice er zijn met zijn auto. Loïc leverde de sleutel in, ik bleef buiten wachten bij de twee tassen. Er stopte een auto bij de ingang, ik zag Maurice achter het stuur zwaaien. Ik sleepte de twee tassen alvast naar de auto, Loïc kwam niet veel later naar buiten. Ik stond toen al bij Maurice, een beetje onhandige houding, ik begreep nog steeds niet veel van wat hij zei. Loïc gaf Maurice een brede glimlach. In de auto werd hij een stuk stiller, ik zat achter Maurice, hij zat naast hem naar buiten te kijken, zwaar in gedachten. Alsof hij het gevoel had nu écht weg te gaan. Ik hield me stil, liet hem met zijn gedachten. Maurice snapte de sfeer, die zei ook niets. Maurice parkeerde zijn auto, hij liep mee naar de trein. We hadden nog even. Tijd genoeg. Maurice kocht nog wat te drinken voor ons en kwam terug met drie dampende bekers. Uit zijn zak haalde hij twee flesjes cola, “voor onderweg”. Hij zei weer iets tegen Loïc die daarop begon te lachen.
‘Goed tegen een kater,’ grijnsde hij tegen mijn vragende blik terwijl hij zijn flesje omhoog hield.
Ik lachte naar hem en Maurice.
‘Merci.’
Ik kon nog wel een beetje Frans. Maurice lachte en kneep in mijn schouder. Hij zei iets tegen mij. Ik keek naar Loïc voor de vertaling maar die keek naar Maurice. Hij zuchtte. Ik kon niet precies verstaan wat hij terug zei, maar ik begreep wel dat Maurice iets tegen me gezegd had waar hij eens over op moest houden. Ik reageerde er verder maar niet op. Onze trein stond er al, Loïc had de wagon opgezocht waar onze gereserveerde stoelen waren. Bij de open deur bleven we staan. De tijd tikte langzaam weg, Loïc en Maurice wisten duidelijk niet wat ze moesten zeggen. Een paar minuten voor de trein ging pakte ik mijn tas en gaf Maurice een hand. Hij zei nog iets terug.
‘Hij vond het leuk je te leren kennen,’ zei Loïc naast me.
‘Vond ik ook,’ zei ik.
Loïc vertaalde en Maurice gaf me een vrolijke glimlach.
‘Ik laat jullie nog maar even alleen,’ zei ik.
Loïc glimlachte verlegen maar van harte ging het niet. Het moment van weggaan kwam nu wel heel erg dichtbij. Ik pakte ook zijn tas van de grond en sleepte die mee de trein in. Ik duwde ze in het bagagerek. Ik ging zitten en zag ze bij de deur staan. Ze praatten. Maurice keek hem bemoedigend aan, zei nog iets. Loïc haalde zijn schouders op. Ik keek op mijn horloge, nog twee minuten. Loïc drentelde een beetje, hij wilde instappen, maar tegelijkertijd ook niet. Hij maakte een aanzet om Maurice een hand te geven maar die ging meteen over in een omhelzing. Maurice kuste zijn hoofd, wreef hem over zijn rug. Loïc had hem stevig vast, keek hem aan. Hij haalde zijn schouders weer op, als een verontschuldiging. Maurice zei weer wat en glimlachte. Ze kusten elkaar, lang. Toen floot de conducteur. Loïc liet hem los, stapte de trein in. Maurice stak zijn hand een keer op en lachte. De trein begon langzaam te bewegen, Maurice liep mee. Dat hield hij niet lang vol, binnen een paar tellen was hij nog maar een klein stipje op het perron. Dit was raar, zelfs ik had het er moeilijk mee. De deur van de coupe schoof open, Loïc liep tussen de rijen stoelen naar me toe. Hij had vuurrode ogen. Ik stond op, liet hem bij het raam zitten. Loïc keek me even aan, zocht begrip en sloot toen zijn ogen. Ik legde mijn hand op zijn been, aaide een keer. Zijn hoofd lag tegen het raam, hij staarde naar buiten.
‘Naar huis,’ zei hij zacht.
‘Ja,’ zei ik maar.
‘Het is goed zo.’
‘Gelukkig.’
‘Bedankt dat je meegegaan bent Joshua. Echt. Ik meen het.’
‘Het is goed, Loïc. Graag gedaan.’
Er kwam een voorzichtige glimlach op zijn gezicht.
‘Ga je nog eens terug?’
‘Zeker weten. Ik weet nog niet wanneer, maar ik ga zeker een keer terug. Nog wel vaker ook zelfs.’
‘Groot gelijk.’
‘Maurice en ik houden contact. Dat kan nu weer. Via MSN, bellen af en toe…’
Ik glimlachte.
‘Man, wat ben ik blij dat ik gegaan ben.’
Ik keek en zag zijn ogen weer wat roder worden. Meer dan nog een keer in zijn been knijpen kon ik niet doen.
‘Naar huis,’ zei ik maar.
‘Ja.’
‘Zin in?’
Hij knikte. ‘Ik wil ze alles vertellen, hoe het gegaan is.’
‘Wie?’
‘Mijn oom en tante.’
‘Die zullen wel nieuwsgierig zijn.’
Hij glimlachte. ‘Vast wel.’
Loïc keek weer naar buiten, nam een slok van zijn beker en trok een vies gezicht. ‘Lauw.’
‘Had je die nog niet op dan?’
‘Geen tijd voor.’
Hij keek me aan en grijnsde. Ik deed mijn ogen dicht. Ik had slaap, was nog moe van de avond wijn ervoor.

‘Jij iets eten?’
‘Je maakt me wakker,’ mopperde ik gespeeld.
‘Over een half uur zijn we in Parijs. Koek hebben?’
Ik schudde mijn hoofd met een vies gezicht. ‘Nee, even nog niet.’
‘Die vrouw daar zit de hele tijd te kijken. Ze stapte in toen Maurice en ik elkaar kusten. Daarna zag ze me met rode ogen binnen komen hier.’
‘Lekker laten kijken,’ zei ik.
‘Volgens mij wil ze gewoon weten wat er aan de hand is.’
Loïc lachte zachtjes. Hij had zich weer onder controle, begon weer goede zin te krijgen. Hij kon weer nuchter denken.
‘Zal ik ooit helemaal over dat schuldgevoel heen komen?’ Hij vroeg het serieus, maar op een rustige manier.
‘Weet ik niet. Maar het zal langzaam slijten.’
‘Ik raak dat nooit meer kwijt denk ik.’
‘Het zal nooit een goede herinnering worden Loïc, maar dat is wat anders dan een schuldgevoel.’
Ik zag hem nadenken. ‘Misschien.’
‘Het scheelt al een heel stuk dat je weet dat niemand anders jou de schuld geeft.’
Loïc keek naar mijn schoenen.
‘Mag ik wat vagen?’
Hij keek weer omhoog. ‘Tuurlijk.’
‘Toen jij uit het ziekenhuis kwam, bij jouw oom en tante. Albert begon er met mij over, er was iets tussen jouw tante en jou. Albert maakte zich echt zorgen. Zij was erg kortaf tegen jou. Weet je nog?’
Loïc knikte. ‘Zei hij dat? Typisch Albert.’ Hij glimlachte.
‘Dat was mijn vraag niet.’
Nu grijnsde hij. ‘Ik wilde weer naar huis, maar dat vond zij onverstandig.’ Hij staarde weer, naar de hoofdsteun van de stoel voor me. ‘Ik vond dat ze al genoeg voor me gedaan had. Ik was haar tot last. Ik vond dat ik het zelf moest oplossen. Het was mijn schuld allemaal, dus waarom moest zij daar dan last van hebben?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Hou je mond. Ik weet wat je wil gaan zeggen. Dat heeft zij ook al genoeg gedaan.’
‘Zou het dan misschien waar zijn? Dat je die schuld niet op je schouders moet leggen?’
‘Ja,’ zei hij zeurderig, ‘ik weet het, ik weet het.’
Ik wreef over zijn been. De trein begon langzamer te rijden. Buiten waren de voorsteden van Parijs al te zien.
‘We zijn er bijna,’ zei Loïc.
Hij keek naar buiten. Ik rekte me uit en gaapte. Ik schrok van een prikkende vinger in mijn zij. Loïc grinnikte. Ik probeerde terug te prikken maar dat liet hij niet zomaar gebeuren. We stoeiden wat in de krappe ruimte van onze stoelen. Hij lachte nu, ik ook. De trein stopte, we stonden op om onze tassen uit het rek te trekken. De vrouw keek weer. Loïc duwde me naar het gangpad, lachte en sloeg toen een arm om mijn middel. Hij kuste me. Ik bleef naar de vrouw kijken die snel haar hoofd afwendde. Ik hoorde Loïc grinniken. Dat had ze in de gaten. Ze wierp nog een keer een blik naar ons en draaide toen haar hoofd resoluut om. Nu lachten we allebei.

Anderhalf uur later zaten we in de trein naar Nederland. Loïc leek er ongeduldig van te worden. Het broodje bij Gare du Nord had ons goed gedaan. Het tweede ook trouwens. Er was niet veel in mijn lichaam dat me herinnerde aan de wijn van de avond ervoor. Ik zat bij het raam deze keer, Loïc had aangedrongen. Zijn benen lagen half in het gangpad, We zaten allebei onderuit. De trein reed Parijs uit en kwam op volle snelheid. Nog een paar uur, dan waren we alweer bijna thuis. Loïc stond ineens op, zocht met zijn hand in zijn tas en haalde de camera er uit. Hij klapte het schermpje open en begon te bekijken wat we allemaal gefilmd hadden. Dat was nog heel wat. Een paar dingen zapte hij snel weg, maar bij de opname van zijn huis bleef hij langer kijken. Met mijn schouder tegen die van hem keek ik mee. Daarna kwam iets wat ik niet gezien had. Het kerkhof, met de graven van zijn ouders. Hij wilde het alweer doordrukken maar ik legde mijn hand op zijn arm.
‘Mag ik het zien?’
Hij knikte, hield het schermpje wat meer naar me toe en keek mee. Het was stil, op de film en tussen ons in de trein.
‘Hebben ze speciaal voor mij gedaan.’
‘Wat?’
‘Mijn ouders begraven. Anders was alles al weg geweest als ik uit het ziekenhuis zou komen.’
Ik antwoordde door mijn schouder tegen die van hem te duwen. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Loïc zapte door. Ik zag mezelf zitten op het strand, in het donker met dat meisje naast me.
‘Ik wist niet dat je dat gefilmd had,’ zei ik verbaasd.
‘Ik dacht dat je dat wel leuk zou vinden,’ antwoordde Loïc uitdagend.
‘Dank je,’ grijnsde ik.
‘Graag gedaan.’
‘Dat dacht ik al.’
Loïc keek me aan en lachte.

Met een zware tas liepen we door het drukke station van Rotterdam. Flinke puinhoop door de verbouwing, maar we hadden onze trein naar huis nog snel gevonden. Ik miste meteen de luxe stoelen van de trein naar Parijs.
‘Mijn tante komt ons straks ophalen van het station. Ik bel even dat we deze trein hebben gehaald.’
Verder was het stil. Hoe dichter we bij huis kwamen hoe meer Loïc naar buiten keek. Het leek af en toe alsof hij zat te zoeken of hij ons station al kon zien. Nog een half uur.

Ze stonden op het perron. Zijn oom en tante en tot mijn verbazing ook mijn moeder. Loïc liep snel op ze af, liet zijn tas vallen en pakte zijn tante vast. Ik was een paar tellen later bij ze en keek naar mijn moeder. Ze knipoogde naar me. Ik glimlachte terug. Ze pakte me vast.
‘Hoe was het?’ vroeg ze zachtjes.
‘Apart. Mooi ook.’
Ik keek weer naar Loïc. Hij keek terug, we glimlachten naar elkaar. Achter ons was de trein allang weer weg. Er stonden nog wat mensen op het perron, die verveeld rond keken. Sommigen keken even kort naar ons. Niemand had door waar wij vandaan kwamen, bedacht ik me. We waren gewoon twee jongens met een tas die opgehaald werden door hun ouders. Loïc pakte zijn tas weer van de grond en liep naar de uitgang, tussen zijn oom en tante in. Ik liep naast mijn moeder.

Bij de uitgang van het station bleef Loïc staan. Ik zag de auto van mijn moeder naast die van de oom van Loïc. Hij liep naast me naar buiten, liet zijn oom en tante al naar de auto lopen. Mijn moeder zag het en liep ook door.
‘Raar om nu uit elkaar te gaan,’ zei hij.
‘Beetje wel.’
‘Het was een te gekke week, Joshua. Bedankt.’
Ik glimlachte. Hij treuzelde.
‘Kun je vanavond niet naar mij toe komen? Kijken we wat we gefilmd hebben. Je kunt blijven slapen als je dat wilt.’
Ik vond het meteen een goed idee. Ik had waarschijnlijk hetzelfde als hij, ik wilde niet dat deze week samen al ophield. We waren ondertussen al bij de auto’s. Mijn moeder stond te kijken en zag aan mijn gezicht wat ik wilde vragen.
‘Die tas nog maar even niet uitpakken thuis?’ Ze lachte.
‘Mag het?’
Ze knipoogde. Loïc glunderde. Hij pakte me vast.
‘Tot straks,’ zei hij zacht.
‘Tot straks.’
Mijn moeder gaf zijn oom en tante nog een hand, daarna stapten we in en reden weg.
‘Nog even afsluiten vanavond?’
‘Ja,’ zei ik half in gedachten.

Ik had mijn tas toch uitgepakt en in een kleinere rugzak wat dingen gedaan voor één nacht. Ik reed op mijn fiets naar Loïc met mijn jas dicht. Het was fris, frisser dan de meeste avonden in Frankrijk. Loïc deed vrolijk open.
‘Hey, lang niet gezien,’ lachte ik. ‘Hoe is het?’
Die vraag begreep hij. ‘Goed, echt. Ze zijn net weg. Veel gepraat.’ Hij keek weer serieus. ‘Ik heb ze alles verteld, ook van het hele gesprek met Maurice. Mijn tante was best opgelucht.’
‘Jij ook toch?’
Loïc glimlachte. ‘Zij zei hetzelfde. Ze was blij dat mijn ogen een beetje geopend waren.’
‘Mooi.’
‘Genoeg daar over. Wat drinken? Ik heb alles van de camera al overgezet op mijn computer. Ik sluit hem straks even aan op mijn tv.’
Zonder dat ik iets gezegd had trok hij een fles witte wijn open. Hij grijnsde naar me. ‘Lust je toch nog wel?’
‘Doe dan maar meteen het derde glas als eerste, dat scheelt.’
Loïc lachte, zette de twee glazen op tafel en pakte de afstandsbediening.
‘Momentje hoor, even mijn laptop aansluiten.’
Hij pakte een kabel, sloot zijn laptop aan op de tv en drukte op de afstandsbediening.
‘Kijk, dat begint er op te lijken.’
Hij zocht in zijn bestanden en zette zijn muis op een icoontje.
‘Klaar voor?’
Ik knikte. ‘Laat maar komen.’
Hij klikte het aan, zette de film op volledig scherm en ging naast me zitten. Hij pakte zijn glas en tilde het op.
‘Santé.’
‘Proost.’
‘Ook goed. God, wat zie ik er uit als ik slaap in de trein.’
Ik lachte. Samen keken we naar alles wat we hadden opgenomen. Bij sommige stukken lachten we, haalden we herinneringen op, bij andere stukken was het stil. Zijn huis, het kerkhof, de beelden van hem samen met Maurice. Loïc dronk snel. Hij stond op voor zijn derde glas. Hij hinkte weer.
‘Gaat het?’ vroeg ik bezorgd.
‘Jawel. Veel gelopen deze week. Maar ik heb even nog geen zin in die medicijnen. Ik word liever duf van wijn dan van medicijnen.’
Hij probeerde mijn zorgelijke gezicht weg te glimlachen.
‘Doe maar even rustig aan dan,’ zei ik.
‘Vanaf nu. Morgen doe ik niets. Maandag is alles weer normaal.’
We keken naar de laatste beelden die Loïc gemaakt had in de trein terug. Ik zag de vrouw weer kijken, waar we allebei om lachten. Mijn telefoon ging. Ik twijfelde of ik op moest nemen. Loïc keek naar mijn broekzak.
‘Volgens mij belt er iemand naar je hoor.’
Ik pakte de telefoon en drukte hem aan.
‘Joshua.’
‘Hey, met mij.’ De stem van Gert. ‘Ben je al weer thuis?’
‘Hey! Ja, ik ben weer thuis. Tenminste, ik zit nu bij Loïc.’
‘Hoe is het geweest?’
‘Goed, gaaf, veel gelachen. Was mooi daar.’
‘Kan hij me horen?’
‘Nee,’ zei ik zo neutraal mogelijk.
‘Kun je me morgen even bellen? Ik wil even wat met je bespreken.’
‘Ja, is goed,’ zei ik.
Hij moest mijn nieuwsgierige verbazing gehoord hebben in mijn stem.
‘Ik heb Albert gesproken deze week. Beetje bij toeval kwam ik hem tegen. Hij heeft me alles verteld.’
‘Alles?’
‘Alles. Over hem en Loïc. Hij maakt zich zorgen, Josh. Hij mist hem.’
Mijn mond viel open. ‘Is goed, jongen,’ zei ik joviaal. ‘Ik bel je morgen even.’
‘Graag. Jij bent beter in die dingen dan ik vrees ik.’
Loïc stond op en maakte een gebaar dat hij naar het toilet ging. Ik wachtte even tot ik de deur hoorde dichtgaan en keek om zeker te zijn dat hij uit de kamer was.
‘Hij is even weg. Toilet. Vertel op.’
‘Ik kwam hem tegen in de stad. Even praatje maken, je kent het wel. Al snel kwam het gesprek op jullie, dat jullie in Frankrijk waren. Ik zag wel aan zijn gezicht dat er iets was, maar ik viel om toen hij me alles begon te vertellen. Dat hij jaloers op je was dat jij met hem mee was gegaan. Dat hij bang was dat Loïc met die vorige vriend van hem weer…’
‘Dat is niet gebeurd. Het zit ingewikkelder in elkaar dat hij denkt. Maar dat moet Loïc hem zelf maar vertellen,’ onderbrak ik hem. Loïc kon ieder moment terug komen.
‘Dus Albert maakt nog een kans?’
‘Ik heb echt geen idee,’ zuchtte ik. ‘Ik hoop van wel, maar ik weet het echt niet.’
‘Ik hoor de rest morgen wel.’
‘Ja, ik kom wel even langs. Dat Albert dat jou verteld heeft, zeg.’
‘Ik was ook verbaasd. Ik leg het je wel uit als je hierheen komt.’
Ik hoorde een deur.
‘Hij komt weer terug. Ik speek je morgen.’
‘Oké. Doei.’
‘Doei,’ zei ik vrolijk en drukte mijn toestel uit.
Loïc kwam net de kamer weer in.
‘Gert,’ zei ik. ‘Wou even weten hoe het geweest was.’
Loïc glimlachte.
‘Ik ga morgen even naar hem toe.’
Loïc zapte door de film heen. Ik zag mezelf weer op het strand zitten, bij zijn verjaardagsfeest.
‘Was een leuk feest, Loïc.’
‘Ja,’ lachte hij terwijl hij naar zijn tv knikte. ‘Dat zie ik.’
Ik gaf hem protesterend een duw.
‘Vond je haar leuk?’
‘Ik heb gezellig met haar zitten praten.’
‘Dat bedoelde ik niet. Verliefd misschien?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Denk het niet. Maar ik was wel verbaasd dat ze me ineens een kus gaf. Die zag ik niet aankomen.’
Loïc schudde lachend zijn hoofd. ‘Ik zag het aan het begin van de avond al. Toen ze aan mij vroeg wie je was. Ze had al even met je zitten praten. Die houding van haar, de vragen die ze stelde over je. Ik wist genoeg. Helemaal toen ik jullie zag zitten op het strand.’
‘Maar ze heeft een vriend.’
‘Ja. Weet ik ook wel. Maar toch.’
‘Bovendien, wat moet ik met een vriendin zo ver weg, gek.’
‘Niets. Weet ik ook.’
Dat kwam er wrang uit.
‘Sorry,’ zei ik.
‘Nee, het is goed zo.’
Ik sloeg mijn arm om hem heen en knuffelde hem.
‘Maar geef toe, ze is leuk,’ draaide hij het onderwerp weer bij.
‘Ja, ze is zeker leuk.’
‘Ze vond het lief van je.’
‘Wat?’
‘Dat je met mij mee was gegaan, het verhaal over Petra wat ik haar vertelde.’
‘Waarom zei ze dat ik niet zo moest piekeren?’
Hij grinnikte. ‘Haar vriend is een paar jaar ouder.’
‘Een paar?’
‘Jaartje of vier geloof ik.’
Ik glimlachte.
‘Maar zij is zelf ook alweer wat ouder. Iets ouder dan ik ben zelfs.’
‘Dat scheelt alweer.’
Loïc glimlachte veelbetekenend. ‘Ze zei dat je daar voor je uit zat te staren.’
‘Kan wel.’
‘Waar zat je aan te denken?’
‘Weet ik niet meer.’
Loïc lachte alsof hij me niet geloofde. ‘Vertel op.’
‘Aan van alles, Loïc. Echt.’
‘Petra?’
Ik grijnsde. ‘Ook. Maar ook aan jou, aan Max. Ik kon ook wel raden dat je daar toen mee weg was op dat moment. Aan Maurice.’
‘Waarom zat je aan Petra te denken?’
‘Moet ik dat uitleggen? Ik had Maurice gezien, het leeftijdsverschil. En ik zat op het strand, alleen, voor me uit te staren over de zee, voor zover ik die kon zien in het donker.’ Ik zweeg kort. ‘Ik wou even dat ze er bij zat toen.’
Loïc sloeg zijn arm om me heen en liet me tegen zich aan hangen. De film stond ondertussen weer stil bij het einde. Loïc zocht tappend met zijn hand naast zich naar de afstandsbediening. Ineens sprong het beeld naar een gewone tv zender.
‘Ik ben eigenlijk best wel moe van de hele dag in die trein zitten,’ zei ik.
‘Ik ook wel. Straks nog even douchen, en dan gaan we slapen.’
‘Goed idee.’
‘Nu maar meteen doen?’
Ik knikte. Loïc liet me los en stond op.
‘Ga je mee douchen?’
Ik lachte. ‘Ik ga wel na jou.’
‘Hm, jammer,’grijnsde hij en liep de deur uit.
‘Als je nou romantisch in bad had willen zitten,’ riep ik hem na.
Ik hoorde hem door de deur heen lachen. Ik rekte me uit en keek de kamer een keer rond. Op de eettafel stond een kaart. Nog voor zijn verjaardag. De tekst voorop was in het Frans. Ik stond op en bekeek hem. Van Maurice, van wie anders. Er stond een heel verhaal bij geschreven waar ik niet veel van kon maken. De envelop lag er nog naast. Vanuit Frankrijk naar hier gestuurd. Ik glimlachte. Hij had toch aan hem gedacht, of we nou daarheen waren gegaan of niet.

Het duurde even voor Loïc weer terug de kamer in kwam. Zonder kleren aan, een handdoek in zijn hand.
‘Jij kunt,’ zei hij.
Ik stond op en liep naar zijn slaapkamer om mijn kleren uit te doen. Loïc zat op de rand van zijn bed te kijken. Hij had een rare glimlach op zijn mond terwijl ik me helemaal uitkleedde. Ik besteedde er geen aandacht aan en liep naakt de badkamer in. Ik lachte. Het bad was gevuld met warm water en een dikke laag schuim.
‘Veel plezier,’ hoorde ik hem vanuit de slaapkamer zeggen. Hij lachte.
Ik liet me langzaam in het water zakken, precies de goede temperatuur. Ik ontspande, sloot mijn ogen. Dit was lekker. Ik moest nu wel heel erg uit gaan kijken om niet in slaap te vallen. Ik liet het maar even gebeuren. Mijn lichaam was zo ontspannen dat het heen en weer ging met mijn ademhaling. Als ik mijn longen vol lucht had begon mijn bovenlichaam een beetje te drijven. Bij het uitademen zakte ik weer naar beneden. In die cadans zakte ik in een halve slaap. Maar slapen deed ik niet. Ik dacht aan de afgelopen week, aan het meisje op dat feest, aan Max, aan Maurice, aan Albert, aan Loïc zelf. De deur klikte. Ik deed mijn ogen open en zag Loïc staan. Ik schoot in de lach. Loïc stond naast het bad, Een handdoek omgeslagen, een andere handdoek in de lengte gevouwen die over zijn onderarm hing zoals obers in hele dure restaurants ook wel eens hebben. Op zijn hand een map van school als dienblad met een glas wijn erop.
‘Un verre du vin blanc, monsieur Joshua?’
‘Oee, tres bien, merci.’
Hij grinnikte en zette het glas op de rand van het bad.
‘Voila.’
Ik lachte en nam een slok.
‘Doe rustig aan, ik zie je zo wel.’
Loïc maakte nog een diepe buiging en liep kaarrecht weer de badkamer uit. Ik ademde een keer diep in en ontspande. Dit was lekker. Een mooie afsluiting van de week.

Ik heb ongeveer een half uur in bad gelegen. Precies wist ik het niet, ik had geen idee meer van de tijd. Ik spoelde me af, liet het water weglopen en pakte mijn handdoek. Ik droogde mijn haren toen ik de slaapkamer in liep. Het bad had me goed gedaan. Hoe zou Albert zich gevoeld hebben in dat bad? Ik moest er zomaar ineens aan denken. Albert. Morgen eerst naar Gert, maar daarna ging ik hem bellen. Wat moet die allemaal wel niet hebben zitten denken deze week? Ik pakte een schone boxer uit mijn tas en trok hem aan. Ik voelde in mijn broekzak naar mijn telefoon. Gewoonte, even kijken of er nog iemand gebeld had. Ik had een berichtje. Van Albert. Nieuwsgierig klikte ik het open.
Hoe was het? Bel me even, ik wil weten hoe het met Loïc is.
Ik slikte. Die zat dus in de zenuwen, dat kon niet missen. Ik stuurde snel iets terug.
Morgen. Ik ben nog bij Loïc. Was mooie week. Het gaat goed met Loïc. Geen zorgen.
Ik stopte de telefoon terug in mijn broekzak nadat ik hem op stil had gezet. Als hij nog iets terug stuurde dan hoorde Loïc dat tenminste niet. Ik liet mijn spijkerbroek weer op de grond naast het bed vallen en trok een shirt aan.

Loïc zat nog voor de tv en keek moe uit zijn ogen.
‘Slapen?’ vroeg ik.
‘Was het lekker, dat bad?’
‘Heerlijk, vooral de roomservice.’
Hij glimlachte en stond op. Lichten uit, tv uit, slapen. In bed kroop hij tegen me aan.
‘Ik wil nog een keer bij je slapen.’
‘We hebben een breed bed nu hoor.’
Hij lachte, wurmde zich tegen me aan, trok een arm van mij om zich heen en zuchtte.
‘Nog één keer zo slapen,’ zei hij zacht.
‘Vooruit dan maar,’ grinnikte ik.
Het bleef even stil. Hij gaf mijn hand een kus.
‘Voelt goed. Ik meen het. Jij beschermt me Joshua. Jij laat me inzien wat goed voor me is.’

© 2010 Oliver Kjelsson