Nieuw begin (deel 12, slot)

‘Mijn jongens,’ zei Jeroen’s moeder zacht.
Nick en ik keken ze glimlachend aan.
‘Ik weet even niet wat ik moet zeggen,’ zei Jeroen’s vader.
‘Hoeft ook niet,’ zei ik. ‘Denk er eerst maar gewoon over na. We willen nu wel gezegd hebben dat jullie ons moeten behandelen zoals jullie dat bij iemand anders ook zouden doen. Geen vriendenprijsje of zoiets. En als het niet doorgaat, even goede vrienden. Maar dan kunnen we tenminste zeggen dat we het hebben geprobeerd.’
Nick tilde zijn glas op. Zachtjes tikten de vier glazen tegen elkaar. Jeroen’s ouders waren er nog steeds een beetje stil van. Ze nodigden ons uit om bij hun thuis nog wat te drinken. Daar gingen we graag op in. Nick bracht eerst zijn auto naar huis nadat we Jeroen’s ouders thuis hadden afgezet. We zouden er zo weer zijn. Samen liepen we terug.
‘Ze waren verbaasd,’ zei Nick.
‘En enthousiast.’
Nick glimlachte. ‘Het is ook eigenlijk een raar idee.’
Ik belde aan, er werd meteen opengedaan. Ik lachte, de borrelglaasjes stonden al op tafel.
‘Speciale gelegenheid, jongens,’ glimlachte Jeroen’s vader.
We toostten nog een keer, het brandde weer.
‘Het idee alleen al maakt me helemaal gelukkig,’ zei zijn vader. ‘Trudy en Ben hun huis binnenkort, jullie misschien de zaak. Komt alles toch nog goed.’
We glimlachten.
‘Gaan we nog een hele kluif aan hebben met dat huis,’ zei Nick.
Jeroen’s vader lachte. ‘Zeker weten, maar als het eenmaal klaar is wonen ze mooi.’
Het werd snel later. Er werden al vele plannen gemaakt voor de toekomst. Alsof alles al rond was. Het gaf me een raar gevoel. Was bang dat, als het niet rond te krijgen was, het allemaal wel heel erg tegen zou vallen, dat het vooral voor Jeroen’s ouders een hele grote teleurstelling zou zijn. Nick wilde naar huis. We moesten de volgende dag weer vroeg op. Bij de deur kregen we nog een kus van zijn moeder.
‘Ik zal morgen mijn accountant bellen om een afspraak te maken,’ zei zijn vader. ‘Die kan ons alles vertellen.’
‘Is goed,’ zeiden we.
‘Jullie weten niet half hoe gelukkig jullie ons maken.’
“Rustig nou, rustig,” dacht ik toen we weg liepen. Het was allemaal nog lang niet zeker.

Nick was nerveus. Ik niet minder. We waren op weg naar het huis van Ben en Trudy. Ze hadden de dag ervoor de sleutel gekregen en we waren uitgenodigd om te komen kijken. Hij wist het en ik ook; zijn ouders zouden er zijn. Ik zou ze eindelijk ontmoeten. Ik was er bang voor. Nick ook. Aan de andere kant, we waren niet te ontkomen. Ze moesten wel. Gewoon doen, vooral over het huis praten. Nick zuchtte een keer toen we naar binnen liepen. We hadden hun auto al zien staan. Ze stonden in de woonkamer, draaiden zich om toen we binnen kwamen. Nick kreeg een kus van zijn moeder.
‘Dag jongen,’ zei ze vriendelijk.
Zijn vader kreeg een hand.
‘Kom je ook eens kijken wat ons te wachten staat?’ vroeg Nick lachend.
‘En dan ben jij Wouter,’ zei zijn moeder.
‘Aangenaam,’ zei ik glimlachend.
Ik kreeg een hand van zijn vader.
‘Werk aan de winkel,’ zei hij lachend tegen mij.
‘Ze hebben het belangrijkste al in huis,’ knikte ik lachend naar het koffiezetapparaat in de vensterbank.
‘Ze weten dat we anders niet komen helpen,’ lachte hij.
We lachten, Nick lachte opgelucht mee. Tot zover ging het goed. We kregen een rondleiding. Alles was oud, jaren niets meer aan gedaan. Ben vertelde wat er allemaal moest gebeuren. Zeg maar gewoon alles. Terug beneden kwamen we tot de conclusie dat ze een schitterend huis hadden. Als het eenmaal klaar was dan. Nick’s moeder schonk koffie in. Trudy nam me even apart. De rest stond in de woonkamer, wij keken door het raam van de keuken naar buiten.
‘Heb je het al gehoord?’ vroeg ze zachtjes.
‘Wat?’
‘Pa en ma hebben misschien een koper gevonden voor de zaak. Ze doen er alleen erg geheimzinnig over.’
‘Je meent het,’ speelde ik verbaasd.
‘Zeg nog maar niks tegen Nick, je weet hoe hij over de zaak denkt.’
‘Weet je wie het zijn?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Erg geheimzinnig allemaal. Maar het schijnt iemand te zijn die de hele winkel wil overnemen, ze zijn erg enthousiast dat het gewoon een fietsenzaak blijft.’
Ik glimlachte. ‘Dat zou mooi zijn.’
‘Mondje dicht he?’
Ik knikte begripvol, samen liepen we terug naar de rest. Nick keek me even vragend aan, maar ik trok mijn onschuldige gezicht tevoorschijn. Nick’s ouders praatten honderduit tegen Ben en Trudy. Tegen mij geen woord. Ik maakte me er niet zo druk om, dat kwam vanzelf wel een keer. Nick wel. Op weg naar huis begon hij er meteen over.
‘Ze wisten ons mooi buiten te sluiten,’ mopperde hij.
‘Komt wel goed, denk ik. En anders is het maar zo. Geef ze de tijd, Nick.’
‘Ik moet het nog zien. Wat had Trudy trouwens voor geheimzinnigs te vertellen aan jou?’
‘Wist jij dat haar ouders misschien iemand hadden gevonden die de hele zaak over wil nemen? Ze wist alleen niet wie. Ze deden er erg geheimzinnig over.’
Nick keek me even aan en schoot in de lach.
‘Verstandig van ze. Eerst kijken of het allemaal wel lukt,’ grinnikte ik.
Nick knikte. Ik was een beetje gerustgesteld. Ze begrepen ook wel dat het allemaal nog gevoelig lag.

Tijd vloog. Er was veel gebeurd. Het huis van Trudy en Ben begon vorm te krijgen. Het sloopwerk was gebeurd. Ik heb me er lekker in uit kunnen leven. Tijdens het sloopwerk bleek dat ik het goed met de vader van Nick kon vinden. Af en toe waren de ouders van Jeroen en Trudy er ook. Nick’s ouders konden zien hoe ze met ons omgingen, dat hielp een stuk. Zijn moeder hield nog wat afstand, maar langzaam ontdooide ze wel. Nick begon het ook op te vallen. Hij werd wat milder in zijn houding naar zijn ouders. Er waren al wat gesprekken geweest met de accountant van Jeroen’s vader en het zag er goed uit. Samen met hem hebben we een bedrijfsplan opgesteld waar we mee naar de bank konden. Toen die positief reageerde was het tijd voor een feestje. Jeroen’s ouders hadden Trudy en Ben ook uitgenodigd. Niets officieels, gewoon geregeld dat ze er toevallig zouden zijn. In het begin van de avond was er niets aan de hand, Trudy en Ben hadden niets in de gaten. Pa zette borrelglaasjes op tafel.
‘Speciale avond,’ zei pa. ‘Ik heb wat te vieren.’
Trudy en Ben keken verbaasd.
‘Op mijn dochter en Ben en op hun huis. Ik ben gelukkig dat ze nu een eigen weg in slaan, en zeker in zo’n huis.’
Trudy en Ben glimlachten, wilden hun glaasje al achterover slaan.
‘En op nog wat,’ ging pa verder.
Trudy en Ben keken vragend naar hem.
‘Iets wat me helemaal gelukkig maakt, zeg maar gerust een last van mijn schouders. Vandaag heb ik te horen gekregen dat de financiën rond zijn en dat de verkoop van de winkel zeker is.’
Trudy schrok een beetje. ‘Echt?’
‘Helemaal,’ lachte haar vader balorig. ‘Over een jaar is het mijn zorg niet meer. Ze doen er hun best maar mee. Zij liever dan ik.’
Hij grijnsde. Trudy keek alleen maar verbaasder. Hij zat haar flink voor de gek te houden.
‘Meisje, ik heb opvolging gevonden, da’s toch mooi?’
‘Jawel,’ zei ze een beetje onzeker.
Ze voelde dat er iets achter zat en keek haar vader onderzoekend aan, daarna haar moeder. Die glimlachte alleen maar breed.
‘Vertel het nou maar,’ zei ze tegen haar man.
Pa hief zijn glas weer. ‘Jongens,’ zei hij tegen ons, ‘dat jullie er maar een mooie zaak van gaan maken.’
Trudy’s mond viel open. Ben grijnsde alleen maar naar zijn broer.
‘Jullie?’ Het was het enige wat ze uit kon brengen.
‘Wie anders,’ grinnikte ik.
Met een lach gooiden we het achterover.

Ik schoot in de lach toen we de straat van Robert in reden en ik een auto met Zwitsers kenteken zag staan.
‘Nick,’ zei ik, ‘ik geloof dat we kennis gaan maken met Céline.’
Robert deed met een brede grijns de deur open.
‘Had je wel even mogen vertellen,’ zei ik met een knik naar de auto.
‘Mwoh,’ zei hij lachend.
Ik herkende haar meteen van de foto’s toen we de kamer in liepen. We stelden ons voor, ze sprak Nederlands met een zwaar Duits accent. Ik keek verbaasd. Ze vertelde dat ze wat had geleerd van Nederlandse gasten in het hotel en dat Robert ook een goede leermeester was. Robert keek onschuldig.
‘Ze doet het helemaal zelf,’ lachte hij.
Het gesprek ging verder, half Nederlands, half Duits. Robert vertelde wat hij haar allemaal ging laten zien hier. De typisch Nederlandse dingen.
‘En ik heb nog wat te vertellen,’ zei Robert ineens.
Céline glimlachte.
‘Ik ga naar Zwitserland. In principe voor een jaar. Ik ga daar werken als gids, wandelingen met groepen in de bergen.’
‘Gaaf voor je,’ feliciteerde ik hem.
‘Gewoon eigen woonruimte, maar zo hebben we wel de ruimte om onze relatie uit te bouwen.’
‘Relatie,’ lachte Nick. ‘Toe maar.’
Robert glunderde.
‘Dan heb ik ook nog een nieuwtje,’ zei ik. ‘We gaan de zaak overnemen.’
‘Wat? Is het rond?’
Nick knikte. ‘Helemaal.’
‘Super! Echt te gek, man. Groot gelijk.’
Nick glunderde. Céline feliciteerde ons, ze had al veel over mij en de geschiedenis van de winkel gehoord. Het viel allemaal wel op zijn plaats zo. Tegelijkertijd besefte ik dat ik Robert waarschijnlijk erg zou gaan missen.

Door al het gedoe rond de winkel en het huis van Trudy en Ben was het me eigenlijk nog niet eens opgevallen. Pas toen alles wat rustiger was begon ik ineens te beseffen dat het erg stil was. Geen Jurgen. Helemaal niets. Geen spiegels, geen ruitenwissers, geen telefoon, helemaal geen Jurgen te bekennen. Ik begon bijna nieuwsgierig te worden naar hoe het met hem ging. Belachelijk eigenlijk. Hoewel, het was puur eigenbelang. Als het goed met hem ging dan liet hij ons tenminste met rust. Ook na die twee jaar. Ik moest me er niet zo druk over maken, ik had wel andere dingen aan mijn hoofd. Ik had Jan in vertrouwen verteld wat onze plannen waren. Over een jaar zou ik weg zijn. Tot die tijd zat ik iedere zaterdag in de zaak. Samen met Nick. We keken er naar uit, hadden er ongelooflijk veel zin in. Langzaam kwam het punt dat het dorp mocht weten wat er aan de hand was. Tijd ook om het de rest te vertellen. Nick had iedereen uitgenodigd. Suzanne vermoedde al iets. Dat deed Nick niet zomaar. Toen Bram en Rita er uiteindelijk ook waren begon Suzanne te vissen.
‘Vertellen we zo,’ grijnsde Nick. ‘Even nog wat in de keuken doen.’
Ik grinnikte. Lul. Hij wist dat Suzanne nieuwsgierig was. Nick kwam terug en ging zitten alsof er niets aan de hand was.
‘Vertel op,’ zei ze geërgerd. ‘Ga jij daar wonen of Wouter hier?’
‘Ik hier weg? Laat je nakijken,’ zei Nick schamper.
‘Dus jij hebt hier een baan gevonden?’ vroeg ze aan mij.
‘Zoiets,’ zei ik geheimzinnig.
‘Lekker vaag Wouter,’ mopperde ze.
De rest lachte er om, maar ze zaten me allemaal nieuwsgierig aan te kijken.
‘Sorry dat we jullie het nu pas vertellen,’ ging Nick verder, ‘maar we moesten het nog even geheim houden tot alles rond was.’
Suzanne’s ogen werden groter. ‘De fietsenwinkel?’
Nick en ik knikten tegelijk, glunderend.
Suzanne kuste me, Jack sloeg een keer op mijn schouder. Bram, Rita en Anne feliciteerden ons. Steven knikte alleen maar glimlachend.
‘Heel mooi, jongens,’ zei hij.
‘Vonden wij ook wel,’ antwoordde Nick droog met een grijns.
We kregen meteen een hoop vragen over ons heen. Wanneer we het echt over zouden nemen, wanneer het dorp het mocht weten, hoe Jeroen’s ouders hadden gereageerd toen we het voorstel deden en meer van die vragen. We beantwoordden ze allemaal. Met een grijns op ons gezicht die er die avond niet meer vanaf ging.

Robert ging. Het moment kwam sneller dan ik had gedacht. De laatste week had hij bij familie doorgebracht. Die zouden hem ook wegbrengen. Zijn auto was verkocht, en hij had nog genoeg dingen om mee te nemen. Donderdagavond was hij bij mij. Voor het laatst. Veel praten, beetje doorzakken. Hij had een opperbest humeur. Hij ging van zijn hobby zijn beroep maken. Hij keek er naar uit. Ik had een rare knoop in mijn buik toen ik hem zijn jas aan zag trekken. Even stonden we stil, keken naar elkaar.
‘Heel veel succes,’ zei ik iets te zacht.
Ineens sloegen we de armen om elkaar heen en hielden elkaar stevig vast.
‘Doe Céline de groeten,’ zei ik.
‘Wat dacht je dan? En jullie komen binnenkort zeker een keer kijken.’
‘Doen we,’ zei ik.
‘Afsluiting van een tijdperk,’ zei hij.
‘Kun je wel zeggen, ja.’
‘Ik naar Zwitserland, jij binnenkort naar het noorden.’
‘Onze dromen achterna.’
‘We zijn er oud genoeg voor,’ lachte hij.
‘Het ga je goed,’ zei ik.
‘We zien elkaar binnenkort weer,’ zei hij. ‘Geen gelul. Jullie komen gewoon. Ik weet nog wel een leuk hotelletje.’
Ik lachte. ‘Goede reis.’
‘Ik bel je.’
Hij liet me los, kneep in mijn hand. Hij draaide zich om en ging. Hij zwaaide nog een keer en stapte toen in de geleende auto. Hij hield zich groter en beter dan ik. Toen hij de straat uit was deed ik de deur dicht en veegde tranen van mijn gezicht. Man, wat was ik slecht in dit soort dingen. Kort daarna belde Nick. Steven en Anne hadden een zoon gekregen.

Maanden vlogen voorbij. Ik had mijn huis ondertussen te koop staan. Raar idee. Ik had al wat kijkers gehad, maar niemand had nog een bod uitgebracht. Ik maakte me daar nog geen zorgen over, ik had nog de tijd. Langzaam maar zeker werd ik ongeduldig. Wilde ik daar zijn en blijven. Af en toe kon ik moeilijk in slaap komen. Lag ik er alleen maar aan te denken. Nick lachte er wel eens om. Hij zat er dicht bij, ik zat op een afstand, dat was het verschil, denk ik. Ik sliep, eindelijk. Hij kuste me voorzichtig. Jeroen. Hij keek naar me, vrolijk. Hij zag er gezond uit, rode wangen. Brede glimlach, verliefde blik. Ik hoorde mezelf verontschuldigen, voor Nick, voor de zaak. Hij glimlachte alleen maar, streelde mijn gezicht. “Het is goed zo”, hoorde ik hem zeggen.

Feest! Eindelijk was het huis van Trudy en Ben klaar. Grote barbecue in de tuin. Erg veel mensen. We liepen een beetje verloren. Af en toe keek ik achterom, het was mooi geworden. Bijna een nieuw huis. We konden er met zijn allen trots op zijn. Veel mensen vroegen ons naar de winkel. Goed gevoel van trots als we er over vertelden. Trudy bekeek het lachend van een afstandje.
‘Het is bijna net het begin van een nieuw tijdperk,’ zei ze.
Ik moest even aan Robert denken. Hij maakte het goed daar.
‘Bijna wel,’ glimlachte ik.
‘Hoe zou Jeroen dit gevonden hebben?’
‘Mooi,’ zei ik. ‘Hij zou het goed vinden.’
Meer zei ik niet. Het was ook goed zo. Doorgaan. Voorwaarts. Altijd goed op weg.

Mijn huis was verkocht, twee maanden voor we de winkel zouden overnemen. Precies op tijd. Ik had een maand overlaptijd voor de sleuteloverdracht zou zijn, en dat gaf me wel wat rust. Ik wilde voor die tijd wel verhuisd zijn, maar het gaf me de tijd om alle overtollige dingen weg te doen. Ik was al flink aan het ruimen. Ik nam wat meubels mee die Nick wel zag zitten. Zijn eigen bank was ook vreselijk doorgezakt. Langzaam raakte mijn huis leger. Ik vond mensen die meubels van mij over wilden nemen. Ideaal. Eigelijk ging het allemaal erg soepel. Gelukkig maar want ik was behoorlijk moe in mijn hoofd. Jeroen’s moeder had het ook gezien aan me. Ze stelde voor dat Nick en ik nog op vakantie gingen vlak voordat we in de zaak zouden gaan. De keuze waarheen was simpel; Zwitserland. Het zou ook onderhand tijd worden.

Waar ik nog de meeste moeite mee had was de laatste dag op mijn werk. Veel deed ik niet meer, vooral overal handjes schudden, praatje maken. Jan was stil. Hij vond het net zo erg als ik. Hij was ook de laatste waar ik afscheid ging nemen, na het officiële praatje van de directeur. Ik nodige hem uit om samen iets te gaan drinken in de stad. Gewoon als afsluiting. Hij ging er gretig op in. Met iets teveel op gingen we daarna naar huis. Met de belofte van hem om snel een keer te komen kijken.

Zwitserland was prachtig. Hoe langer we er doorheen reden, hoe mooier het werd. Ik keek nog eens op mijn horloge, Nick reed het laatste stuk. Nog ongeveer een half uur, had ik berekend.
‘Bellen dat we er bijna zijn?’ vroeg Nick.
‘Neuh, gewoon verrassen.’
Hij nam de afslag van de snelweg en draaide de bergen in. Vanaf nu ging het omhoog. Ik keek rond en genoot. Robert had helemaal gelijk om hier te gaan wonen. Beheerst draaide Nick de auto verder omhoog tot we ineens het hotel zagen. Het zag er in ieder geval gezellig uit. Nick parkeerde er naast en zuchtte een keer. Naast de auto rekte hij zich nog een keer uit.
‘Mooi ritje,’ zei hij spottend.
Ik lachte en raakte even zijn rug aan toen ik naar de ingang liep. Céline verwelkomde ons. Ze gaf mij en Nick een kus op de wang. Ze nam ons mee naar de bar, eerst wat drinken. Daar maakten we kennis met haar ouders. Nick en ik kozen allebei voor een groot glas bier. Daar waren we wel aan toe. Ik wilde net de eerste slok nemen toen Robert binnen kwam. Ik zag hem als eerste en stond meteen op. We omhelsden elkaar, ik gaf hem een kus op zijn wang. Ik pakte zijn armen, hield hem een stukje van me af en bekeek hem.
‘Doet je goed, die berglucht.’
‘Zeker weten,’ lachte hij.
Nick was gaan staan en pakte Robert even vast.
‘Mooi dat jullie er zijn,’ zei Robert.
We dronken onze glazen leeg. Tijd om onze bagage uit de auto te halen en onze kamer op te zoeken. Céline gaf ons de sleutel en wees ons de weg. Eenmaal op de kamer liet Nick zich op bed vallen.
‘Moe?’
‘Beetje,’ lachte hij. ‘Vroeg op vanmorgen.’
‘Ik weet wat je voelt.’
‘Robert ziet er goed uit. Gebruinde kop.’
‘Hij is er op vooruit gegaan.’
Nick zei niets meer. Hij had zijn ogen dicht. Ik liet hem maar even een half uurtje. Ik deed de balkondeur zachtjes open en leunde met mijn armen op de reling. Mooi uitzicht. Daar kon ik wel mee leven voor een week. Ineens voelde ik een hand op mijn schouder.
‘Mooi hier,’ hoorde ik Nick achter me zeggen.
‘Hoe laat gingen we eigenlijk eten?’
‘Zeven uur, had ik begrepen. Robert zal er ook zijn.’
‘Mooi,’ zei ik, ‘hebben we nog een half uur.’
Ik draaide me om, leunde met mijn rug tegen de reling en trok Nick tegen me aan. We zoenden. Ik was loom. Moe.
‘Even een ommetje maken?’ vroeg ik.
‘Is goed. Als we nu even op bed gaan liggen dan kom ik er niet meer vanaf vandaag.’
Lachend liepen we de kamer uit, terug naar beneden. We verkenden de omgeving van het hotel. Het lag een stukje van het centrum van het dorp, veel was er niet te zien. Maar wat was het mooi. Met pijn in de kuiten liepen we het pad terug naar boven, naar het hotel. We zochten het restaurant en zagen Robert en Céline al zitten. Ze zaten te praten met een wijntje. Hij zag er gelukkig uit, viel me op. Hij had zijn plek gevonden.

De eerste dag was relaxed met een beetje winkeltjes kijken in het dorp, maar de tweede dag werden we meegenomen door Robert. Stevige schoenen aan en met de gondel naar boven. Robert had een rugzak bij zich met eten. Met een lange stok wees hij naar een punt van een berg.
‘Daar gaan we heen.’
Nick keek alleen maar, zei niets.
‘Klaar voor?’ lachte Robert.
‘Ik denk het,’ zei Nick.
‘Het ziet er erger uit dan het is, geloof me. Maar het uitzicht is werkelijk fantastisch.’
Hij plantte de stok voor zich in het grint en begon te lopen. Nick en ik liepen achter hem aan. Robert had gelijk, het viel reuze mee. Erg steil was het niet. Nog niet. We liepen met zijn drieën naast elkaar. Robert wilde alles weten over de winkel, en hoe ver het er nou mee stond.
‘Dus het is bijna zo ver?’ vroeg hij toen we hem hadden bijgepraat.
‘Na deze week is het een week dicht, hier en daar wat opknappen en schilderen,’ zei Nick. ‘En daarna is de heropening.’
‘Met jullie als nieuwe eigenaar.’
Ik lachte. ‘Met ons als nieuwe eigenaar, ja.’
‘Spannend?’
‘Beetje. We draaien al een tijdje mee tenslotte,’ zei ik, ‘dus het zal allemaal wel meevallen. Volgende week heb ik de overdracht al van mijn huis, dat vind ik een gekker idee.’
‘Je kunt er maar vanaf zijn,’ lachte Robert. ‘Kijk, we zijn al ver over de helft.’
Dat viel ons inderdaad mee.
‘Vanaf dat pad daar zullen we achter elkaar moeten lopen,’ wees Robert vooruit, ‘dat wordt een beetje smal.’
Zwijgend liepen we achter elkaar door, Robert voorop. Het werd nu ook een stuk steiler. Het laatste stuk was het zwaarste. Moeizaam zette ik de ene voet voor de andere. Tot we op een plateau kwamen. Robert stopte en draaide zich om.
‘Mooi of niet?’
Nick knikte hijgend. In de verte zag je alleen maar bergtoppen. Top of the world.
‘Kom, gaan we wat eten.’
Hij nam ons mee naar de rand, waar het vlakke stuk weer langzaam naar beneden begon te lopen. We keken recht het dal in.
‘Je hebt niets teveel gezegd,’ zei ik toen ik eenmaal zat en rondkeek.
Robert glimlachte alleen maar. Hij maakte zijn rugzak open en haalde er een thermosfles uit. Eerst wat drinken. Genietend van het uitzicht aten we.
‘Eigenlijk wil je nooit meer naar beneden als je dit gezien hebt,’ zei Robert voor zich uit.
Ik moest hem gelijk geven, maar na een uur werd het toch tijd om terug te keren. Op tijd terug bij de gondel om daar nog even op het terras te gaan zitten.

De dag erna gingen Nick en ik alleen op pad. We namen de gondel weer en maakten een flinke wandeling. Niet zo hoog als de dag er voor, maar uitputtend genoeg.
‘Ik hoor je nooit meer over die dromen,’ zei Nick ineens halverwege.
‘Ik heb ze bijna nooit meer. Heel af en toe, maar de laatste tijd niet.’
‘Goed?’
‘Goed. Denk ik. Bij de laatste die ik had zag hij er goed uit.’
‘Da’s mooi. Zo moet je hem ook herinneren.’
Ik zuchtte. ‘Hij vond het goed, wat we deden.’
Nick pakte mijn hand vast. ‘Ik had niet anders van hem verwacht,’ zei hij zacht.

Robert en Céline hebben ons nog een dagje mee uit winkelen genomen, op souvenirjacht. We wilden een paar dingen meenemen voor thuis, voor Jeroen’s ouders, Voor Trudy en Ben, voor Suzanne en Jack. Kleinigheidjes. Daarna was het tijd om weer naar huis te gaan.
‘Volgende week de opening?’ vroeg Robert toen we klaar stonden bij de auto.
‘Volgende week zaterdag,’ zei Nick.
‘Jullie gaan het helemaal maken,’ zei Robert.
We kregen een kus van hem, en van Céline. Met zijn arm om haar heen zwaaide hij ons na.

Terug thuis was er meteen werk te doen. De hele winkel moest leeg. Alles kreeg binnen een nieuw verfje, wat lichtere kleuren ook.
‘Hoe was de vakantie?’ vroeg Jeroen’s moeder toen ze me weer zag in het keukentje.
‘Goed,’ zei ik. ‘Mooi. En vooral lekker. Even er tussenuit. Hoe was het hier?’
‘Goed,’ zei ze gespeeld. ‘Achteraf gezien was het fijn dat jullie op vakantie waren. We hebben het echt samen af kunnen sluiten.’
Ze wreef snel een traan weg uit haar ooghoek.
‘Moeilijk?’
‘Ach,’ herstelde ze zich. ‘We gaan van onze vrijheid genieten. Maar gisteren, toen we de deur voor de laatste keer op slot draaiden…’
Ze huilde nu echt. We hielden elkaar even stevig vast. Lang duurde het niet. Ze haalde een keer diep adem.
‘Hij had het er nog moeilijker mee dan ik,’ zei ze ondeugend.
We waren net genoeg hersteld toen Jeroen’s vader met Nick binnenkwamen.
‘Die tafel en stoelen moeten er nu ook uit, dan kunnen we morgen hier beginnen met schilderen,’ zei Jeroen’s vader.
‘Gooi maar gewoon weg,’ zei Jeroen’s moeder. ‘Jullie krijgen een nieuwe van mij.’
‘Nee!’ zeiden Nick en ik tegelijk.
Ze keek ons verbaasd aan, maar schoot in de lach toen Nick verder ging.
‘Daar zitten herinneringen aan vast. Daar staan mijn ellebogen nog in.’

Ik moest nog een dag terug naar huis. Ik moest naar de notaris met de nieuwe eigenaar voor de sleuteloverdracht. Klein feestje eigenlijk. Voor ik er naar toe ging ben ik nog even in mijn huis gaan kijken. Het was helemaal leeg. Kaal, hol geluid. Geen herinneringen meer te zien. Alleen nog maar in mijn hoofd, en die nam ik mee. Met een zucht draaide ik de deur voor de laatste keer dicht en moest meteen aan Jeroen’s moeder denken. Ik snapte helemaal wat ze voelde. Na de notaris ben ik nog even de winkelstraat in gelopen. Op een of andere manier wilde ik afscheid nemen van mijn stad. Stom natuurlijk, ik zou er vast nog wel eens komen. Alsof de duivel er mee speelde liep ik Jurgen tegen het lijf. We keken elkaar aan en ik stond te bedenken of ik iets moest zeggen of niet. Jurgen loste het voor me op. Hij pakte de hand van de man naast hem en liep met een stalen gezicht door. Ik zocht een muurtje, ging zitten en pakte mijn telefoon. Nick bellen, meteen.
‘Hey,’ lachte hij toen hij opnam. ‘Huis kwijt?’
‘Helemaal, geld op de bank.’
‘Mooi. Maar waarom bel je? Gaat het wel met je?’
‘Jawel. Je raadt alleen nooit wie ik net tegenkwam.’
‘Geen idee.’
‘Jurgen.’
‘Wat? Zei hij nog iets?’
‘Helemaal niks. Hij keek me even aan, pakte de hand van een of andere vent vast en liep met een strak gezicht door.’
Nick lachte. ‘Gaaf man. Hij heeft een nieuw slachtoffer.’
‘Als dat betekent dat hij mij aan het vergeten is dan ben ik heel blij voor hem.’
Nick lachte weer. ‘Dat gaan we vieren vanavond.’
‘Ik ben onderweg,’ grijnsde ik.

De winkel was zover klaar. Trudy en Ben hadden geholpen, samen met de ouders van Nick. Het was echt mooi geworden.
‘Ik krijg er nog bijna spijt van dat ik het verkocht heb, als ik het nu zo zie,’ grapte pa. ‘Als ik dit geweten had, was ik nooit die overdracht gaan tekenen afgelopen maandag. Vind je ook niet, Marie?’
‘Niks ervan,’ zei ze resoluut, ‘wij gaan het er eens van nemen.’
‘Ik baal er wel van dat die nieuwe platen voor de lichtbak niet op tijd binnen zijn.’
Aan de zijkant van de winkel hing al jaren een lichtbak met de naam van de zaak met reclame van een fietsmerk. Nick had een nieuwe besteld. Dat frame hing er ook al, met een zak er overheen, maar de platen waren er nog niet. Die zouden later komen, wisten we, maar het ging nu wel erg lang duren.
‘We kunnen niet alles hebben,’ zei Nick.
‘Kan wel zijn,’ mopperde Jeroen’s vader. ‘Maar ik had het graag zien hangen morgen, met jullie namen er op.’
‘Kom,’ zei Nick, ‘we gaan. Morgen een drukke dag.’
Pa en ma vertrokken. Nick keek me een keer grijnzend aan, liep naar achteren en kwam terug met een doos.
‘Ik hoop dat ze nu niet nog even terug komen,’ zei hij grijnzend. ‘Pak jij de ladder?’
Samen liepen we naar buiten. Nick klom naar boven en haalde de zak van de lichtbak af. Ik reikte hem de twee platen aan en hij zette ze vast in het frame. We keken er naar en glimlachten. Daarna deed Nick de zak er weer omheen, met een touwtje.

Het was druk. De winkel was niet open, maar het stond vol met mensen. Vrienden van ons, Nick’s ouders, vrienden van Jeroen’s ouders, winkeliers uit het dorp, de eigenaar van de camping. Voor de toonbank was een breed lint gespannen. Dat zou straks doorgeknipt worden. In een flits zag ik ineens een bekend gezicht. Bruine kop, brede grijns.
‘Robert!’ riep ik.
‘Dit wilde ik niet missen. Ik kan het ook mooi combineren, even wat familie bezoeken, nu ik hier toch ben.’
Ik gaf hem een kus.
‘Mag ik jullie aandacht?’ hoorde ik de stem van Jeroen’s vader.
Tijd voor de plechtigheid.
‘Ik heb geen zin om een lange toespraak te houden, want jullie komen toch alleen maar voor de hapjes en de drank.’
Iedereen lachte en protesteerde gespeeld.
‘Met het doorknippen van dit lint,’ zei hij en zette de schaar erin, ‘verklaar ik deze winkel officieel voor geopend.’
De twee helften vielen uit elkaar en iedereen klapte. Pa pakte een glas en hief hem omhoog.
‘Ik toost graag op de toekomst van…’
‘Ho, ho,’ onderbrak Nick hem. ‘Voor u verder gaat even wat anders. Wij,’ zei hij en trok me wat dichter bij hem zodat we tegenover de ouders van Jeroen kwamen te staan, ‘hebben nog eens nagedacht over de naam. Het was de bedoeling dat het onze achternamen zou krijgen, maar dat vonden we wat te lang. Wilt u allemaal even mee naar buiten gaan? U mag uw glas meenemen.’
Gelach. Verbaasde gezichten van Jeroen’s ouders.
‘Meekomen jullie,’ zei Nick.
‘Zoals ik net al zei,’ ging Nick buiten verder, ‘hebben we een wat kortere naam gekozen.’
Hij pakte het touwtje en gaf die aan Jeroen’s moeder.
‘Trekken?’ vroeg ze.
Nick knikte. ‘Niet te hard, ik heb het zelf opgehangen.’
Ze lachte en trok. De zak gleed er langzaam vanaf. Meteen was de naam zichtbaar.

VEENSTRA RIJWIELEN

‘Stelletje rotzakken,’ grijnsde Jeroen’s vader.
Daarna was hij stil toen het echt goed tot hem doordrong. Hij hield zijn arm stevig om zijn vrouw heen.
‘We vonden dat de naam Veenstra Rijwielen een te groot begrip is om te vergeten, vandaar dat wij graag onder deze naam verder willen.’
Iedereen applaudisseerde. Het hele gezelschap ging weer terug naar binnen. Felicitaties, veel handen schudden. Het was een gezellige sfeer. We kregen veel complimenten over het behouden van de naam. Langzaam gingen de mensen naar huis. Robert zat in een hotel dichtbij, we nodigden hem uit voor een barbecue bij ons dezelfde avond. De hele vriendenkring zou er zijn. Laat in de middag waren we alleen met Jeroen’s ouders.
‘Jullie hebben ons echt verrast met die naam,’ zei Jeroen’s vader.
‘Mooi of niet?’ vroeg ik.
Hij knikte alleen maar.
‘Die naam kunnen ze niet zomaar vergeten,’ zei ik.
‘Ik heb nog één ding,’ zei Nick.
We keken hem vragend aan. Ik had zelf ook geen idee wat hij ging doen.
‘Weten jullie nog dat jullie die foto van jullie bij de toonbank op wilden ruimen en dat wij die wilden laten hangen, als een soort eerbetoon aan de oprichters?’
‘Ja, dat ouwe ding,’ zei Jeroen’s moeder.
‘Hij mag er nu af,’ zei Nick en tilde het lijstje van het haakje. ‘Ik heb wat beters.’
Hij bukte en haalde een ander lijstje uit een la. Hij hing het op en zette een paar stappen naar achteren. Jeroen’s moeder sloeg haar hand voor haar mond. Ik schoot meteen vol. In het lijstje zat een foto van Jeroen’s ouders, met hem in het midden, breed lachend, zijn armen om hen heen.
‘Zoals jij net al hebt gezegd Wouter,’ zei Nick, ‘ze mogen het nooit vergeten.’
We waren even stil. Jeroen’s moeder gaf hem een kus en begon wat dingen op te ruimen, om zich een houding te geven. Het werd haar allemaal even teveel. Jeroen’s vader en Nick tilden zwijgend een tafel terug naar achteren.

En ik? Ik bleef gewoon staan. Dacht terug aan alles. Aan hoe ik hier terecht was gekomen. Aan Jeroen. Hij had alles voor me veranderd. Die weg naar het dorp, met dat bedrijf met die nieuwe hal, was nu gewoon de weg naar mijn huis. Ik was gelukkig. Met de zaak, en vooral met Nick. Ik ging het helemaal maken met hem. We hadden nog een mooie toekomst voor ons. Ik had er zin in. Samen met Nick. Ik keek nog een keer naar de foto en huilde. Het was goed zo. We moesten door. Voorwaarts.

Maar Jeroen zou ik nooit vergeten.
© 2006 Oliver Kjelsson