Nieuw begin (deel 9)

Suzanne en Bram waren tussen Steven en Jack in gaan staan, anders waren ze elkaar aangevlogen. Ik heb nog geprobeerd me er mee te bemoeien om alles te sussen maar dat hielp niet. De twee broers hadden ruzie zoals alleen broers dat konden hebben. Zwijgend keken we hoe ze vertrokken. Zonder ook nog maar iets tegen ons te zeggen.
‘Dat was niet handig, Jack,’ zei Suzanne toen ze weg waren.
‘Moet ie maar normaal doen.’
‘Ik ga er morgen wel mee praten,’ zei Bram.
Hij stond op, samen met Rita. Ook zij gingen. Nick mompelde wat tegen ze. Het zal wel goed bedoeld zijn.
‘Schijnheilig zooitje,’ zei hij toen ze weg waren.
‘Nick,’ zei Suzanne, ‘je weet wel beter. Bram en Rita zijn wel oké.’
‘Vind je?’
Ik zuchtte. Die toon van hem beviel me niet. Daar viel geen zinnig gesprek meer mee te voeren. Suzanne probeerde het toch.
‘Nick, komt wel goed met die twee. Dat was met Jeroen en Wouter ook zo.’
‘Je bent die ellenlange discussies van toen vergeten?’
‘Dat was vooral met die fijne broer van mij,’ zei Jack, ‘dat kun je niet ontkennen.’
‘Het zal allemaal wel,’ zuchtte hij en stond op. ‘Ik wil naar huis.’
Ik keek even naar Suzanne en zuchtte. Tot zover deze avond. Morgen weer een dag.

Zwijgend klapte Nick zijn ruitenwissers weer tegen de voorruit en klapte de buitenspiegels weer terug. Hij deed de deur van zijn huis open en liep achter mij aan naar binnen. Hij liet de woonkamer donker en ging naar boven. We douchten samen, zonder iets te zeggen. Samen kropen we in bed tegen elkaar aan. Daar begon hij ineens te huilen. Wanhopig. Hij klaagde dat het allemaal niet eerlijk was. Ik knuffelde hem, probeerde hem wat rustiger te krijgen. Van binnen werd ik steeds strijdbaarder. Dit gingen we samen winnen. De rest kon omhoog vallen. Niemand kwam tussen ons in. Niemand.

‘Zullen we even in de winkel gaan kijken?’ vroeg Nick de volgende ochtend bij het ontbijt.
Ik knikte met een volle mond en knipoogde. Nick was weer een stukje vrolijker dan de avond ervoor. We praatten over van alles, behalve over de ruzie die ontstaan was bij Jack en Suzanne. Ik maakte me wel zorgen, maar wilde er niet met Nick over beginnen. Ergens schuilde er een stukje schuldgevoel in me, over de ruzie die ontstaan was tussen Jack en zijn broer. Het leek me niet verstandig om het daar nu met Nick over te hebben. We moesten het maar even laten zakken allemaal. Opgewekt liepen we een uur later de winkel binnen. Jeroen’s moeder glimlachte meteen toen we door de deur kwamen.
‘Daar zijn mijn jongens,’ zei ze vrolijk.
Meteen door naar het keukentje, koffie op tafel. Gezellig.
‘Hoe gaat het, jongens?’
‘Goed,’ zei Nick vrolijk.
Ik glimlachte. Goed gespeeld, jongen. Maakte ook niet uit, het had zijn uitwerking. Ongecompliceerde sfeer. Geen negatieve klank. Er werd gelachen, Nick hielp nog even Jeroen’s vader mee in de winkel. Bijna trots gadegeslagen door Jeroen’s moeder.

‘Jammer dat het over een paar jaar voorbij is, die winkel,’ zuchtte Nick een paar uur later op het terras.
Dat was mijn idee geweest. Even midden in het dorp op het terras gaan zitten. Balorig van mij, ik weet het. Ik wilde iedereen laten zien dat het goed ging tussen ons, wat er ook geroddeld werd.
‘Zo gaan die dingen, Nick,’ zei ik voor me uit.
Het deed mij ook zeer als ik er aan dacht.
‘Ik kan me er wel bij neer leggen,’ ging ik verder. ‘Het is nou eenmaal zo. Weet je wat ik hoop?’
Nick keek me vragend aan en nam een slok van zijn koffie.
‘Dat het gewoon ophoudt. Dat er iets helemaal anders in die winkel komt. Een kledingzaak of zo. Geen fietsen. Iets helemaal anders.’
Nick knikte glimlachend. ‘Ik begrijp wat je bedoelt.’
Ik hing achterover in mijn stoel. Keek een keer over het dorpsplein uit. Het was rustig. Kerkje, bomen. Weinig verkeer. Mensen op de fiets. Jack en Suzanne die voorbij kwamen lopen. Jack en Suzanne? Jack en Suzanne!
‘Hey!’ riep ik.
De mensen die op het terras zaten keken me aan. Jack draaide zijn hoofd om. “Hey”, zag ik zijn mond bewegen. Hij lachte en stootte Suzanne aan. Nick wenkte ze. Ze kwamen er bij zitten, Nick liep naar binnen om nog wat te drinken te halen. Het werd gezellig. Natuurlijk werd er over de vorige avond gepraat, maat er werd vooral lacherig over gedaan. Samen tegen de rest. We gingen dat wel winnen. Wat me langzamerhand ging opvallen was dat de rest van de mensen op het terras ons onopvallend in de gaten zaten te houden. Ons vermeden. Hier en daar bespeurde ik zelfs een afkeurende blik. Het werd me wel duidelijk dat de verhalen goed rond gingen. Het hele dorp wist er van. Nick had niets in de gaten, of hij liet niets merken. Hij zat samen met Jack wat grappen te maken over Steven en Anne. Het waren wel grappen, maar ze kwamen er gemeen uit. Zaten die mensen twee tafels verder nou mee te luisteren? Het kon me niet veel boeien. Ze deden maar. Hoe meer ze hoorden hoe wij er over dachten, hoe beter. Suzanne zat een beetje voor zich uit te kijken, zonder veel te zegen. Ze hield zich er een beetje buiten. Ze dacht waarschijnlijk hetzelfde als ik. Het gesprek tussen Jack en Nick draaide naar Jurgen.
‘Hoe heeft ie dat eigenlijk gespeeld?’ vroeg Suzanne ineens.
‘Wat?’ vroeg Jack.
‘Anne en Rita hadden het hier op het terras gehoord. Haar broer heeft nog met hem zitten praten. Ik snap het allemaal niet.’
‘Geen idee,’ zei ik, ‘hij zal hier wel zijn gaan zitten en langzaam met iemand een gesprek zijn begonnen.’
‘Maar dan nog,’ zei Suzanne verbaasd, ‘hoe krijg je zo’n verhaal verzonnen?’
‘Ik was er bij,’ hoorde ik ineens een stem achter me.
Ik draaide me om en keek naar de man die achter me stond. Ik herkende zijn gezicht, maar ik had geen idee wie het was.
‘Nick,’ zei hij glimlachend met een knik.
Nick keek alleen maar nieuwsgierig, gebaarde naar een stoel dat hij er bij moest komen zitten.
‘Wouter, Cees is een oude kennis van Jeroen’s ouders.’
Cees af me een hand. ‘Ik ken hem al.’
Ik glimlachte. Er waren meer mensen die wisten wie ik was, dan andersom.
‘Vertel op,’ zei Nick.
‘Die vrienden van jullie zaten hier al. Hij kwam aanlopen en pakte een tafeltje vlak naast hen. Hij knoopte een gesprek aan, vroeg naar dingen die hier in de buurt te doen waren. Hij zat in een hotel hier vlakbij. Je weet wel hoe dat soort gesprekken gaan. Vragen waar hij vandaan kwam, hoe hij hier terecht was gekomen, dat soort dingen. Ik lette er niet zo op.’
‘Hij moet ze herkend hebben,’ zei ik.
‘Toen ze hem vroegen hoe hij hier verzeild geraakt was haakte hij er meteen op in. Hij vertelde dat hij dit dorp kende van verhalen van zijn vriend. Toen hij jouw naam noemde ben ik wat beter gaan luisteren. Je kunt je voorstellen, de rest was erg verbaasd. Hij bleef maar vertellen, jouw verdriet over Jeroen, hij kende alle details.’
‘Ongelooflijk, wat een eikel,’ siste Nick.
‘Die Bram vertrouwde het niet helemaal. Die vroeg nog of hij jou kende,’ ging Cees verder en knikte naar Nick. ‘Hij vertelde dat jij erg in de knoop zat,’ zei hij tegen mij, ‘en dat je uit fatsoen en respect voor Jeroen contact met iedereen hield. Vooral met Nick, omdat die het er als beste vriend van Jeroen ook zo moeilijk mee had. Het zat jou allemaal blijkbaar op een of andere manier in de weg, maar kon het ook niet loslaten. Kort daarna ging hij naar binnen en bleef daar ook. Ik moest weg, toen ik opstond zag ik hem aan de bar zitten met die broer van, hoe heet ze ook alweer, Anne?’
Jack knikte.
‘Ik vond het allemaal erg raar, ik had ondertussen van de ouders van Jeroen gehoord dat jullie samen waren. Maar sorry, zijn verhaal klonk erg overtuigend en logisch. Al bleef ik mijn bedenkingen hebben.’
‘Tssk,’ siste Nick een keer.
‘Maar wie is hij dan eigenlijk?’
‘Een oud collega van mij,’ zuchtte ik. ‘Hij volgt me overal.’
‘Ben je er al mee naar de politie geweest?’
‘Wij allebei,’ zei ik. ‘Af en toe zit hij aan de auto van Nick, hier en bij mij thuis. Jack en Suzanne heeft hij ook al een keer gebeld.’
‘Jullie willen het misschien niet weten, maar het is het gesprek van de dag hier in het dorp.’
‘Daar waren we al bang voor,’ zei Nick.
Cees stond weer op. ‘Het zal wel overwaaien.’
‘En snel ook, anders gebeuren er ongelukken,’ mokte Nick.
Cees knikte een keer begripvol, groette ons en ging.
‘Dat weten we dan ook weer,’ zei Suzanne.
Ik schudde mijn hoofd. Dit moest inderdaad niet lang meer duren.

Nick was stil op weg naar huis. Ik zag aan zijn gezicht dat hij zwaar in gedachten was.
‘Wat denk je?’ vroeg ik.
‘Niks eigenlijk. Ik vraag me gewoon af hoe lang dit nog gaat duren.’
‘Het zal vanzelf wel overgaan. Jurgen kan dit niet altijd vol blijven houden, toch.’
‘Ik hoop het voor je. Hij is echt gek.’
‘Als hij eenmaal ziet dat hij niet tussen ons in kan komen, dan gooit hij vanzelf een keer de handdoek in de ring.’
‘Hij is niet bij mijn auto geweest,’ zei hij droog, half lachend, toen we bij zijn huis waren.
‘Zie je?’ Ik reageerde vrolijk. ‘Het begint al door te dringen.’
We liepen zijn huis in, Nick liep meteen door naar de keuken om wat te drinken te pakken.
‘Biertje?’
‘Lekker,’ zei ik en keek de tuin in. ‘Nick?’ vroeg ik daarna argwanend.
‘Ja?’
‘Had jij de tuinstoelen ingeklapt?’
‘Nee, hoezo?’ vroeg hij terwijl hij de kamer in kwam lopen.
Samen staarden we naar buiten. De tuintafel stond netjes in het midden van zijn terras, de vier stoelen stonden ingeklapt, netjes tegen elkaar aan, tegen de muur. Nick’s mond viel half open, vloekte binnensmonds. Ik zuchtte.
‘Ik hoop ook voor hem dat hij heel snel op gaat houden,’ zei hij strak, ‘ik maak hem af als ik hem tegen kom.’
‘Als je dat doet, heeft hij je waar hij je hebben wil.’
‘Interesseert me helemaal niks meer, hij gaat nu te ver.’
Ik wilde me niet laten kennen, me niet laten beïnvloeden. Ik sloeg een keer tegen zijn arm, trok de tuindeur open en klapte twee stoelen uit. Nick zette zijn stereo aan zodat we die buiten konden horen en kwam bij me zitten.
‘Hij doet zijn best maar,’ zei ik, ‘dit wint ie nooit.’

De politie had alles weer genoteerd. Ook de verhalen over het terras, de kroeg en alles wat daar bij hoort. Meer konden ze nog steeds niet doen. We zouden hem een keer op heterdaad moeten betrappen. Jan was nog steeds verbaasd bij het horen van al die verhalen. Wie had zoiets ook vooraf verwacht van Jurgen? Ik ging maar gewoon door met mijn leven, zo goed en zo kwaad als dat kon. Wat moest ik anders? Ik wilde ook niet anders. Ik wilde niet toegeven dat hij ook maar enige invloed had op mijn leven. Het bleef rustig de weken daarna. Geen Jurgen te bekennen, Nick’s auto bleef onaangeroerd, niemand hoorde nog iets van hem. Ik ging bijna geloven dat hij het opgegeven had. Eindelijk. Ook Nick werd weer wat rustiger. Al bleven we continu op onze hoede. Rare gewaarwording, overal waar je was hield je rekening met hem, kon hij voor je gevoel overal opduiken. Je voelde hem bijna overal, zo’n twintig stappen achter je. Thuis, bij een wandeling door het bos, op het terras. Nick wilde niet meer naar de Veluwe. Bang dat Jurgen ook dat plekje zou ontdekken. Langzaam ebde dat gevoel weg, waren we meer op ons gemak. Het begon te slijten, die achtervolgingswaanzin.

Nick was in een goed humeur, toen hij op vrijdagavond bij mij binnenviel. Het was een aantal weken na dat gedoe met zijn tuinstoelen, ook hij werd rustiger van het feit dat Jurgen al een tijdje niets van zich had laten horen. Toen ik vroeg het ging sloeg zijn humeur een beetje om.
‘Ik ben Steven tegen gekomen deze week in het dorp.’
‘En?’
‘Hij zei niets, draaide zijn kop weg.’
‘Meen je niet.’
‘Jack heeft hem ook sindsdien niet meer gezien of gesproken.’
Ik schudde een keer afkeurend mijn hoofd.
‘Hij maakt het er zelf naar.’ Dat klonk resoluut.
‘Ik hoop dat het toch snel weer een beetje normaal wordt tussen die twee,’ zei ik.
Nick haalde zijn schouders een keer op.
‘Nick, het zijn broers. Ik heb weinig zin om de oorzaak van een familieruzie te zijn.’
‘Wij? Het is Steven hoor. Met zijn arrogante houding.’
Ik glimlachte. Op zich had hij wel gelijk. Maar toch. Ik kuste zijn wang, trok hem tegen me aan. Niet meer over hebben nu. Nick grijnsde, kuste me terug. Geen koffie gaan zetten nu. Hij hield me vast, likte mijn lippen. Ik mompelde goedkeurend. Zijn adem blies kort tegen mijn wang toen hij lachte. Ik liep zachtjes achteruit. Hij wankelde in mijn handen mee. We stootten met mijn rug tegen de koelkast. We zoenden. Ik zat klem tussen de koelkast en Nick, hij hing met zijn hele gewicht tegen me aan en zoende me traag. Hij kneedde mijn heupen, mijn borst. Ik pakte zijn hoofd en ging met mijn vingers door zijn haar. Zijn lichaam drukte tegen me aan, ik voelde alles zitten. Aansteker, sleutels, in het midden zijn opgewonden paal. Mijn ademhaling ging sneller, zijn vingers zochten nerveus de rand van mijn broek. Ik deed bij hem hetzelfde. Ik bewoog mijn benen zodat mijn broek langzaam zakte en trok die van hem mee. Nick trok mijn shirt omhoog. Ik graaide naar zijn kruis en trok hem af. Snel schoot zijn hand naar beneden en pakte me vast. Wild zoenend en hijgend kwamen we. Nick hing daarna weer zwaar tegen me aan en kuste me met een brede grijns.

De volgende dag gingen we weer eens het bos in. Het was niet echt warm, maar het was droog. Ik snoof de zware boslucht diep naar binnen. Ik genoot. Toch keek ik af en toe achterom. Niemand. Wanneer raakte ik dat kwijt? Ik pakte Nick’s hand en slenterde dichte tegen hem aan over het brede bospad. Nick botste met zijn schouder tegen die van mij en keek me even aan. Vrolijk gezicht. Ik kuste hem op zijn wang. Nick duwde me tegen een boom en zoende me vol op mijn mond. Schuin achter ons knakte een takje. Ik keek verschrikt op en hoorde twee kinderen giebelen. Iets verderop kwam een heel gezin aangelopen. We glimlachten naar elkaar en liepen door. Bij het restaurantje stopten we.
‘Binnen of buiten?’
‘We zijn geen watjes,’ lachte Nick het weg, alsof het geen optie was om binnen te gaan zitten.
We pakten twee stoelen, Nick ging binnen wat te drinken halen. Het gezin kwam aanlopen, de ouders gingen zitten, de kinderen stormden door naar het speeltuintje. Twee van hen keken stiekem en lachend naar me. Van binnen grinnikte ik. Die hadden waarschijnlijk de dag van hun leven. Nick kwam weer naar buiten met twee glazen. Achter me hoorde ik de kinderen lachen. Nick keek even verbaasd en ging zitten.
‘Hebben we fans?’
‘Zoiets,’ lachte ik.
Nick kneep even in mijn been wat nog meer gejoel vanuit de speeltuin opleverde. De ouders knikten een keer breed lachend naar ons.
‘Zo kan het dus ook,’ zei Nick droog.
‘Zo moet het,’ beaamde ik.
Mijn telefoon piepte. Ik kon me even niet voorstellen wie het zou kunnen zijn. Zou het dan toch weer? Nieuwsgierig en met een vreemd gevoel in mijn maag viste ik het toestel uit mijn zak. Tegelijkertijd keek ik ook even rond. Ik zag hem nergens. Nick keek me nieuwsgierig aan. Meteen toen ik hem uit mijn zak haalde drukte ik op het knopje om het te lezen. Toen ik keek duurde het even voor ik besefte wat er stond.

Sitting on top of the world!

Nick keek me onderzoekend aan toen hij mijn glimlachende gezicht zag. Ik hield mijn toestel omhoog om het te laten lezen.
‘Robert is een bergje aan het beklimmen, geloof ik.’
Nick lachte. ‘Dat hij daar bereik heeft.’
‘Zal wel bij een of ander station zijn waar in de winter skiliften aankomen.’
‘De survivalspecialist,’ zei Nick spottend. ‘Die zit dus net als wij gewoon op een terras.’
‘Het was ook een tussendoorvakantie zei ik toch?’ Ik lachte.
Ik pakte mijn telefoon en typte een bericht terug.

Wij zien door de bomen het bos niet meer. Smaakt ie bij jou ook zo goed op het terras?

Binnen een paar tellen kreeg ik een knipogende smiley terug.

Het voelde goed allemaal. Rust. Romantiek ook. Samen uit eten in een klein restaurantje, tegen elkaar aan onderuit op de bank de rest van de avond en nacht. Ik genoot en Nick niet minder. Het begon eindelijk weer een beetje leuk te worden. Nick wilde ook niet naar huis op het eind van het weekend. Als een klein kind stond hij te zeuren dat hij niet wilde gaan. Ik lachte er om, maar moest toegeven dat ik ook het liefste had dat hij bij me bleef. “Binnenkort een weekje vakantie boeken”, flitste door me heen. Samen weg, de Veluwe waarschijnlijk. Met een lange zoen vertrok hij. Ik zwaaide hem uit en wachtte drie uur tot hij me een berichtje zou sturen dat hij thuis was. Of bellen, dat wist je met hem maar nooit. Het werd bellen.
‘Ha, ben je thuis,’ vroeg ik vrolijk toen ik opgenomen had.
‘Wouter,’ zei hij serieus, ‘mijn achtertuin is voor een deel omgeploegd.’
‘Omgeploegd?’
‘Die lul heeft bijna alle planten uit de grond lopen trekken.’
Ik vloekte. ‘Weet je zeker dat hij het was?’
‘Mijn hele tuin is een puinhoop behalve het terras. Tafel in het midden, stoelen netjes opgeklapt tegen de muur.’
‘Morgen meteen aangifte doen.’
‘Ja, dat zeker. Wouter?’ Zijn stem klonk wanhopig. ‘Ik trek dit niet meer.’
‘Ik kijk morgen wat ik kan regelen op mijn werk, ik kom morgenavond naar je toe.’
Nick zuchtte een keer alsof hij wilde zeggen; “wat maakt het allemaal uit”.
‘Ik bel je morgen hoe laat ik kan komen. Ik hou van je.’
‘Ik ook van jou,’ hoorde ik hem zuchten voor hij ophing.
Ik smeet mijn telefoon in de bank en vloekte. Al het goede gevoel van het afgelopen weekend was weg. Ik veegde een traan van mijn wang. Het was allemaal niet eerlijk. Die lul maakte straks alles nog kapot. Maar dan ik hem toch eerder.

Jan was vol begrip, bovendien had ik nog vakantiedagen genoeg. Wrang genoeg was ik er eigenlijk wel blij mee dat het gebeurd was. Ik wilde gewoon naar Nick toe, ik had nog lang niet genoeg van hem na het afgelopen weekend. Ik was gewoon vrolijk. Nick wist dat ik kwam, ik had hem gebeld. Hij had zich ziek gemeld. Hij klonk ook neergeslagen, verslagen bijna. Zijn gezicht stond op onweer toen ik bij hem binnen kwam. Ik ga hem een snelle kus die hij laf beantwoordde.
‘De politie komt zo, ze komen kijken.’
Ik keek naar buiten en zag de puinhoop. Wat grotere struiken stonden nog, of hingen scheef. De rest lag door de hele tuin gegooid. Ineens viel me op dat een paar kleine plantjes in de vorm van letters waren gelegd. Nick zag dat ik er naar keek.
‘Ik zag het vanmorgen pas, van bovenaf kun je het helemaal goed lezen.’
Ik hoefde de trap niet op, ik zag het zo ook wel. Kort maar krachtig.

LUL

‘Hij graaft zijn eigen kuil op deze manier,’ zei ik.
Nick haalde zijn schouders op. ‘Niemand heeft wat gezien.’
De deurbel ging, Nick liet de twee agenten binnen. Nick deed zijn verhaal, de agenten keken in de tuin en namen wat foto’s.
‘U hebt een vermoeden wie dit gedaan heeft, vertelde u?’ vroeg een van de agenten even later.
Nick knikte. ‘We hebben al vaker aangifte gedaan.’
‘Dat is bekend. U bent de vriend die ook aangifte heeft gedaan in uw eigen woonplaats?’
Ik knikte.
‘We zullen contact opnemen met de politie daar. Die mogen hem vragen gaan stellen. U hoort er nog van.’
Met een vriendelijke handdruk gingen ze weer.
‘U hoort nog van ons,’ mopperde Nick toen ze weg waren. ‘Ik geloof er geen reet van.’
‘Nick,’ zei ik zacht, ‘meer kunnen ze ook niet doen.’
‘Weet ik ook wel,’ zuchtte hij.
‘Kom,’ zei ik, ‘eerst nog een bak koffie en daarna gaan we jouw tuin in orde brengen.’
Nick glimlachte flauwtjes en gaf me een kus.
‘Dank je, dat je gekomen bent.’

Na een paar uur begon het ergens op te lijken. Veel was er gelukkig niet kapot, alleen maar uit de grond getrokken. Halverwege de middag kregen we telefoon. Dezelfde agent als die ochtend, of we even naar het bureau wilde komen. Nieuwsgierig liepen we een half uur later het bureau binnen. We werden in een kamertje gezet waar we konden wachten. Niet veel later kwam de agent binnen en gaf ons vriendelijk een hand.
‘Tuin weer een beetje opgeruimd?’ vroeg hij vriendelijk.
‘Een beetje,’ zei Nick en liet zijn zwarte handen zien.
We lachten er om.
‘We hebben net weer contact gehad met onze collega’s daar. Ze zijn bij hem op bezoek geweest maar hij zegt dat hij het niet geweest kan zijn. Hij lag ziek op bed toen ze bij hem waren en hij beweert dat hij het hele weekend op bed heeft gelegen. Hij heeft zelfs bij de buren wat paracetamol geleend. Navraag bij de buren bleek dat hij dat inderdaad heeft gedaan en dat zijn auto het hele weekend voor de deur heeft gestaan.’
‘Maar ik weet zeker dat hij het is geweest,’ zei Nick fel.
‘Hij kan dat toch met opzet hebben gedaan, en daarna met de trein of zo hier naar toe zijn gekomen?’
De agent knikte. ‘Dat weet U, dat weet ik, maar voor welke politierechter dan ook blijft dat niet staan.’
‘Kort samengevat,’ zei Nick, ‘hij komt er weer gewoon mee weg?’
De agent knikte. ‘Ik vrees van wel. Maar vroeg of laat loopt hij een keer tegen de lamp.’
‘Ik krijg toch wel heel er veel zin om hem eens op te gaan zoeken,’ zei ik.
‘Dat heb ik niet gehoord. Bovendien, ik raad het je af. Kijk uit, voor je het weet hebben jullie een aanklacht aan je broek hangen wegens bedreiging.’
Nick en ik zwegen even.
‘Jullie kunnen proberen een straatverbod te eisen, maar met wat we nu hebben geef ik het weinig kans. Het enige wat ik kan zeggen is dat jullie alles wat er gebeurt moeten komen melden. Hoe meer we hebben, hoe groter de kans dat zoiets kan lukken.’
Nick en ik knikten en stonden op. We gaven hem een hand. Een beetje teleurgesteld verlieten we het bureau en gingen terug naar huis. We maakten de tuin verder af en gooiden wat te eten in de oven. Nick ging douchen, ik wilde met hem mee. Samen stonden we onder de douche, zwijgend. Ieder zijn eigen gedachten. Lusteloos aten we. Kort daarna ging de telefoon. Suzanne. Ik hoorde Nick af en toe ja of nee zeggen. Daarna hing hij weer op.
‘Suzanne en Jack komen straks. Suzanne had gehoord dat de politie hier is geweest.’
‘Goed nieuws gaat snel,’ zei ik kort.
‘Ik word er zo langzamerhand niet goed van hier.’
Ik knikte alleen maar. Ik broedde op een list om Jurgen terug te pakken maar kon niets bedenken. Een beetje in gedachten verzonken zaten we voor de tv tot de bel ging. Nick stond op om ze binnen te laten. Ik kreeg een kus van Suzanne. Meteen begon Nick het hele verhaal te vertellen. Suzanne en Jack luisterden alleen maar, zeiden weinig. Ik kon de kwaadheid van hun gezicht aflezen.
‘Het ergste is,’ zei Nick, ‘dat dit weer het hele dorp rondgaat.’
‘Niet te voorkomen,’ zuchtte Jack.
‘Laat ze maar lullen,’ zei ik.
‘We laten ze gewoon lullen,’ zei Nick onzeker.

Nick was zichzelf niet meer. Op een of andere manier was hij geknakt. Hij was stil, had nergens zin meer in. De dag erna ging ik weer naar huis.
‘Ik zie je vrijdag weer,’ kuste ik hem.
Nick haalde zijn schouders op.
‘Nick?’
‘Ik weet het allemaal niet meer, Wouter.’
‘We slaan ons er wel doorheen,’ zei ik.
Weer die schouders. Ik kuste hem.
‘Misschien moet je komend weekend maar niet komen,’ zei hij ineens.
‘Hoe bedoel je?’ Ik schrok.
‘Ik wil even zelf nadenken. Het wordt me allemaal teveel Wout. Ik trek dit niet meer. Ik hou van je, maar alles eromheen… Het is teveel, ik sta helemaal strak.’
‘Je geeft je toch niet gewonnen?’
‘Ik kan niet meer, Wouter. Ik heb nou twee nachten niet geslapen, ik ben op. Hoeveel ik ook van je hou, ik kan dit niet aan. Het is onmogelijk geworden.’
Ik wist niet meer wat ik moest zeggen.
‘Wouter, alles gaat kapot. De vriendenkring in oorlog, het hele dorp heeft er een mening over. Hij houdt toch nooit op. Hij gaat net zo lang door tot hij wint. Dan nu maar. Voor er ongelukken gebeuren.’
Ik was op de trap gaan zitten. Ik huilde, kon geen woord meer uitbrengen. Mijn ellebogen rustten op mijn knieën, mijn gezicht verborgen in mijn handen. Ik hoorde Nick sniffen.
‘Wouter, geef toe, dit houden we niet vol.’
Ik wilde wel wat zeggen, maar ik wist niet wat. Nick’s hand rustte op mijn schouder.
‘Ik denk dat het verstandig is om even rust te nemen, jij en ik. Een maand of zo, daarna zien we wel.’
‘Ik wil je niet kwijt,’ snotterde ik.
Nick zweeg.
‘Nick, alsjeblieft.’
‘Ik wil even ruimte, Wouter. Alsjeblieft.’
‘Na die maand gaan we verder, oké?’
Nick huilde. ‘Geen druk, Wouter, even geen druk.’
Ik stond op en gaf hem en kus.
‘Ik kom terug,’ zei ik resoluut.
Nick antwoordde niet, kuste me op mijn wang.
‘Sorry,’ stamelde hij.
Ik zei niets meer, trok de deur open en vertrok. Bij mijn auto keek ik nog een keer om, maar de deur was al dicht.

Ik weet niet meer hoe ik thuis ben gekomen. Ik heb constant in gedachten gereden. Toen ik thuis was zag ik er één voordeel in. Ik was benieuwd hoe Jurgen zou reageren. Na een halve fles wijn midden in de nacht stuurde ik hem een berichtje.

Je hebt je zin. Nick kan het niet meer aan, we zijn uit elkaar. Je kunt hem in ieder geval vanaf nu met rust laten.

Ik vond dat hij het moest weten. Geen idee hoe hij zou reageren. Ik was zelfs benieuwd wat er nu zou gaan gebeuren. Mijn telefoon piepte een paar minuten later. Berichtje van Jurgen.

Wil je er over praten?

Ik was zelfs verbaasd om zijn reactie. Waar haalde hij het vandaan? Geërgerd typte ik een berichtje terug.

Met jou? In nog geen 1000 jaar. Laat me met rust.

Ik drukte daarna meteen mijn toestel uit. Na het laatste beetje recht uit de fles gedronken te hebben ging ik diep in de nacht mijn bed in. Wekker gezet, de volgende ochtend naar Jan bellen dat ik nog een extra dag vrij wou hebben.

Ik had koppijn. Van de wijn, maar vooral van het hele gedoe. Rond de middag ging mijn deurbel. Tot mijn verbazing stond Jurgen voor mijn deur. Ik wilde de deur meteen weer dichtgooien maar hij hield het tegen.
‘Ik heb jou niets te vertellen,’ bitste ik.
‘Wouter,’ zei hij opvallend rustig, ‘wanneer begrijp je nou dat dit het beste voor je is?’
Ik gaf hem een duw. ‘Blijf uit mijn buurt,’ zei ik en gooide de deur dicht.
Waar haalde hij het gore lef vandaan? Hij was echt gek. Ik kreeg steeds meer het idee dat hij zelf niet eens besefte waar hij mee bezig was. Overtuigd van zijn gelijk, van zijn droombeeld. Knettergek. Ik probeerde Nick te bellen, maar die nam niet op. Ik miste hem. Ik wilde hem zien, maar als dat niet kon toch tenminste even horen. Ik probeerde het een paar keer maar kreeg hem niet te pakken. In het begin van de avond belde Suzanne me.
‘Gaat het?’ vroeg ze me.
‘Niet echt,’ zei ik.
‘Nick heeft me alles verteld. Hij is een paar dagen het dorp uit, hij is echt de kluts kwijt.’
‘Kun je wel stellen, ja.’
‘Wouter, dat komt wel weer goed. Ik kan me niet voorstellen dat dit niet meer goed komt.’
‘Ik hoop het, Suzanne, ik hoop het.’
‘Tuurlijk wel, gek.’
‘Ik heb het die Jurgen laten weten,’ zei ik, ‘berichtje gestuurd.’
‘Gun je hem die lol?’ Suzanne klonk verbaasd.
‘Nee, eigenlijk niet. Maar ik ben benieuwd wat hij er mee gaat doen. Als ik daarmee voor elkaar kan krijgen dat hij Nick met rust laat, dan ben ik daar tevreden mee.’
Ik hoorde haar goedkeurend en bedrukt lachen. ‘Misschien heb je daar wel heel erg gelijk in.’
‘Hou je me op de hoogte over hoe het gaat met Nick?’
‘Wat dacht je dan. Ik zie het als mijn taak om jullie weer bij elkaar te krijgen.’
Ze klonk strijdbaar. En dat gaf mij weer een beetje hoop.

Twee weken gingen voorbij zonder dat ik iets van Nick hoorde. Jurgen belde me nog een keer maar toen heb ik meteen de verbinding verbroken. Ik had hem niets meer te zeggen. Af en toe belde ik met Suzanne, maar ook zij had me niet veel te vertellen. Alles hetzelfde, Nick flink in zichzelf gekeerd, weinig contact. Hij hield iedereen op een afstand. Ik zag op tegen vrijdag. Ik had vrij genomen. Het was de sterfdag van Jeroen. Geen zin om te gaan werken, even op mezelf zijn. Ik sliep flink uit, maakte een flinke wandeling door het bos. De route die hij en ik altijd liepen. Een beetje verdrinken in zelfmedelijden. Ik miste hem. Die avond belde Suzanne mij. Ik wist dat ze me zou bellen op deze dag. Glimlachend nam ik op. Lief van haar om er aan te denken.
‘Wouter,’ viel ze met de deur in huis, ‘wil je hier naar toe komen?’
‘Ik red me wel,’ zei ik.
‘Dat bedoel ik niet. Je moet naar hier toe komen.’
‘Wat is er aan de hand? Is er iets met Nick?’
‘Nee, al is die net zo over de zeik als wij. Wouter, je moet komen. Het hele dorp is in rep en roer.’
‘Wat is er aan de hand?’
‘Vertel ik je hier pas. Kom nou maar gewoon.’
Ik zocht wat spullen bij elkaar, gooide het in een tas, en reed weg. Er spookte van alles door mijn hoofd, maar ik kon niets bedenken wat er nou aan de hand kon zijn. Ik reed het vertrouwde dorp weer binnen, moest me bedwingen om niet naar Nick te rijden. Jack deed open, gezicht strak. Hij zei niets gebaarde naar de huiskamer. Suzanne zat in de bank, haar arm om Nick heen. Hij huilde. Toen ik binnen kwam keek hij me hulpeloos aan. Voor ik iets kon zeggen gebaarde Suzanne naar de krant die open op tafel lag. Ik keek en zag dat hij open lag op de pagina met familieberichten. Onderaan, onder de overlijdensberichten zag ik een advertentie met een klein zwart kader. Er liep een rilling over mijn rug toen ik de tekst las.

IN MEMORIAM

JEROEN VEENSTRA

Al zoveel jaar uit ons leven maar niet uit onze gedachten
Jij leeft voor altijd voort in onze relatie

Wouter en Jurgen

© 2006 Oliver Kjelsson