Spiegelbeeld (deel 5)

Hand in hand lopen we terug naar de camping tot we vlak bij de ingang zijn. Rogier laat me los en kijkt me een keer grijnzend aan.
‘Drinken we nog iets in de bar?’
‘Lekker,’ zeg ik, ‘kunnen we meteen zien of Frank al terug is.’
‘Ik hoop het niet voor hem,’ grinnikt Rogier.

We zitten naast elkaar op een bankje. Ik adem een keer diep. Net leek het of alle lucht uit mijn longen geknepen was. Thomas zit naast me en legt zijn hand op mijn rug.
‘Ik vind het wel erg moedig van je dat je dat durft te vertellen,’ zegt hij.
Even heeft hij staan lachen, hij was er van overtuigd dat ik hem voor de gek aan het houden was. Toen hij aan mijn gezicht zag dat ik het meende en enorm baalde draaide hij meteen bij.
‘Sorry,’ zeg ik nog een keer.
‘Hou eens op,’ zegt hij gespeeld kwaad.
‘Ik ben blij dat je zo reageert,’ zeg ik en besef me meteen dat ik me zo erg kwetsbaar opstel.
‘Doe normaal. Is toch gewoon? Ik voel me eigenlijk wel gevleid.’ Hij lacht.
Ik glimlach naar hem.
‘Niet iedereen reageert zo,’ zeg ik na een lange stilte.
‘Ik heb een neef die homo is, misschien scheelt dat.’
‘Jammer dat het niet in de familie zit,’ grinnik ik nerveus.
‘Nou je daar over begint,’ zegt hij serieus, ‘jullie lijken toch in alles op elkaar als tweeling?’
Ik zeg niets en staar voor me uit. Glad ijs.
‘Dan hebben hij en Rogier iets met elkaar,’ zegt hij ineens triomfantelijk. ‘Klopt?’
Ik kijk hem een keer glimlachend aan.
‘Had ik het toch goed geraden,’ zegt hij.
‘Ze zaten net schuin achter ons op het strand,’ grinnik ik. ‘Ik was al bang dat je ze zou herkennen.’
Thomas lacht.
‘Dat heb ik je niet verteld,’ zeg ik verschrikt, geschrokken van mijn opmerking. Dat had ik hem helemaal niet willen vertellen.
‘Ik hou mijn mond, vertrouw me.’
‘Dank je.’
‘Terug gaan naar de bar?’
‘Is goed,’ zeg ik en laat me door hem van het bankje omhoog trekken.
Ik laat me tegen hem aan vallen en kus hem op zijn wang.
‘Dank je wel, dat je zo reageerde.’
‘Is toch normaal,’ zegt hij, ‘graag gedaan.’
Dan verbaast hij me door me een kus terug te geven.
‘Dat is wel meteen de laatste die je van me krijgt,’ grijnst hij.

De bar loopt langzaam leeg, Rogier en ik zitten buiten. Frank en Thomas zijn nog steeds niet terug. Maak ik me zorgen? Waarom zou ik? Voor hetzelfde geld liggen ze zoenend op het strand. Vlak voor de bar gaat sluiten komen ze aangelopen. Ze kijken vrolijk. Zouden ze…? Ik kan niet wachten tot we terug naar de tent gaan. Ik wil alles weten. Ze laten niets merken maar ze zijn vrolijk. Rogier ziet het ook en knipoogt naar me. Samen lopen we terug naar de tent. Rogier legt even zijn hand tegen mijn rug en slaat af naar zijn caravan. Thomas, Frank en ik lopen verder. Vlak bij onze tent legt Thomas zijn hand tegen de rug van Frank en wenst hem welterusten.
‘Tot morgen,’ zegt hij tegen mij.
Dat ziet er allemaal goed uit.
‘Moet ik op tijd weg zijn, of ga jij zo richting Thomas?’ vraag ik spottend als we in de tent liggen.
‘Nee hoor,’ zegt hij serieus.
Ik kijk hem vragend aan.
‘Hij is niet zo,’ zucht hij dan zachtjes.
Ik ben verbaasd. Ik zou toch zweren dat er iets aan de hand was tussen die twee. Ik kijk weer naar hem, Frank draait zich op zijn buik en duwt zijn hoofd in zijn kussen. Ik draai me naar hem toe en leg een arm om hem heen.
‘Heb je het hem verteld?’
‘Ja, en hij is niet zo,’ klinkt het gedempt vanuit zijn kussen.
‘Jezus, Frank.’
‘Hij reageerde heel goed, Mike, echt te gek.’
Ik kus hem op zijn kruin.
‘Ga nou maar naar Rogier,’ zegt hij.
‘Als je wilt praten blijf ik,’ zeg ik.
Hij tilt zijn hoofd op en kijkt me aan.
‘Nee, ga maar,’ zegt hij, ‘ik red me wel. Het is goed zo.’
‘Zeker weten?’
Hij knikt. ‘Ik ben blij dat het er uit is. En hij reageerde echt relaxed.’
Ik aai hem een keer over zijn hoofd wat bij hem een glimlach losmaakt. Ik sluip uit de tent en wandel over de donkere camping naar Rogier. Dit moet ik hem vertellen.

Het doet zeer. Ik wil eigenlijk gewoon mij ogen dicht doen en slapen. Niet meer nadenken. Het raakt me. Maar wat raakt me? Dat ik het hem heb verteld terwijl hij niet zo is of omdat hij gewoon geen homo is en het dus nooit wat kan worden tussen ons? Ik draai me op mijn rug en zucht. Er loopt een klein spinnetje over het tentdoek. Ik sla het geërgerd weg en sluit mijn ogen. Moet ik morgen Thomas echt nog onder ogen komen? Ik schaam me kapot. Meteen ben ik er weer gerust op. Hij reageerde heel begripvol. Zal wel door die neef komen, helemaal raar vindt hij het niet. Langzaam val ik in slaap. Met Thomas.

‘Wat?’ reageert Rogier verbaasd als ik bij hem in de tent sluip, ‘niet?’
‘Nee,’ zeg ik half verontschuldigend.
‘Maar hij heeft het hem dus wel verteld?’
‘Yep. Maar Thomas voelt dus niets voor hem. Voor geen enkele jongen dus.’
‘Hoe is het nu met Frank?’
‘Gaat wel, hij baalt. Maar Thomas heeft er goed op gereageerd. Geen problemen verder.’
‘Dat is dan weer iets positiefs.’
‘Ik vraag me af hoe het morgen verder gaat,’ zeg ik en kus hem.
‘Zien we wel,’ fluistert hij en kust me terug.
We zoenen, kruipen dicht tegen elkaar aan. Hij kreunt zachtjes tevreden in mijn oor. Laat maken we het niet. Als ik terug in mijn tent ben slaapt Frank al. Ik kijk naar hem als ik mijn kleren uittrek. Ik heb medelijden met hem. Ik blijf op mijn zij naar hem kijken tot ik in slaap val.

Ik hoor ze praten als ik wakker word.
‘Laat eens zien,’ hoor ik Mike zeggen.
‘Ziet er lekker uit, dat been van je,’ zegt Rogier.
‘Valt wel mee,’ zegt Thomas.
Damn, hij zit bij onze tent! Heb ik daar zin in?
‘Ik blijf het ondingen vinden, die mountainbikes,’ zegt mijn moeder.
Nee! Mijn ouders zitten er ook nog bij. Ik draai me nog een keer om.
‘Frank heeft een uitslaapochtend geloof ik,’ hoor ik mijn moeder weer zeggen.
Thomas en Rogier lachen.
‘Ik zal wat voor hem laten staan,’ gaat ze verder, ‘wij gaan even de laatste boodschappen doen.’
Ik hoor een hoop gedoe en de auto starten. Ze rijden weg en ik draai me weer op mijn andere zij.
‘Moeten we hem nou wakker maken?’ vraagt Rogier.
Alsjeblieft, laat me liggen.
‘Zal ik?’ Dat was Thomas.
Even blijft het stil, dan hoor ik opeens de tent open gaan. Ik hou mijn ogen dicht. Buiten hoor ik Rogier en Mike zachtjes praten. Zo te horen is het niet echt denderend weer, ze bespreken wat we gaan doen vandaag, te koud voor het strand. Het moet dus toch Thomas zijn die mijn tent in komt. Stil blijven liggen. Hij kruipt zachtjes naast me. Ik hoor hem vlak bij me, hij kijkt of ik echt nog slaap. Kan ik dit volhouden? Ik voel zijn hand zachtjes op mijn schouder.
‘He, word eens wakker,’ fluistert hij, zorgzaam.
Langzaam draai ik me om en kijk hem aan. Hij glimlacht. Ik kan niet anders dan teruglachen.
‘Goeiemorgen,’ zucht ik en rek me uit.
‘Beetje goed geslapen?’ vraagt hij.
‘Jawel.’
‘Gelukkig,’ zegt hij.
Hij zit naast me, knieën opgetrokken, zijn armen er omheen. Hij heeft een spijkerbroek aan en een sweater.
‘Is het zo koud buiten?’ vraag ik.
‘Het is kutweer, bewolkt. Maar het is droog. Nog wel.’
Ik draai me diep in mijn slaapzak. Geen zin om er uit te komen. Nadat ik me besef wat voor kleren Thomas aan heeft en wat voor weer het is heb ik het ineens koud. Mijn slaapzak is warm.
‘Kom, opstaan, watje,’ lacht hij.
Hij legt zijn hand achter op mijn hoofd. Ik krijg het er warm van. Dan glijdt zijn koude hand ineens tussen mijn schouderbladen. Ik schrik, hij schiet in de lach. Ik draai me van hem weg wat me niet echt lukt. We lachen allebei.
‘Kom je bed uit dan,’ lacht hij, ‘slaapkop.’
Oké, oké,’ mopper ik gespeeld en rits mijn slaapzak open. De koude lucht grijpt mijn benen. Ik zoek in mijn tas naar een lange broek. Thomas blijft er bij zitten. Als ik aanstalten maak om een andere boxershort aan te trekken gaat hij.
‘Ik zie je zo wel,’ zegt hij.
Buiten zitten Mike en Rogier me onderzoekend aan te kijken. Ik glimlach een keer en zeg opgewekt goedemorgen. Het heeft me een goed gevoel gegeven toen Thomas me wakker kwam maken. Hij is lief, bezorgd. Ik prop wat ontbijt naar binnen en zeg niet veel. De rest blijft vrolijk doorpraten, ik luister. Ik zie dat Thomas af en toe naar me kijkt.

‘Wat gaan we doen vandaag?’ vraagt Rogier.
Iedereen haalt zijn schouders op. Zo blijven we een tijdje zitten. Frank is klaar met zijn ontbijt en ruimt alles op. Ik kijk een keer naar hem en een keer naar Thomas. Aparte jongen, hoe hij omgaat met Frank. Moet ik hem zeker nog zeggen voor we naar huis gaan. Echt te gek hoe hij dat doet. Rogier tikt onze voetbal tussen zijn voeten heen en weer. Hij trapt hem zachtjes richting Thomas die hem rustig terug tikt. Zonder verder te overleggen zijn we opgestaan en naar het veldje gelopen achter op de camping. Balletje trappen. Rogier en Thomas tegen Frank en mij. De wolken worden steeds donkerder.

Balletje trappen. Even de gedachten er af. De bal rolt een eindje weg en Thomas loopt er achteraan. Ik haal hem in en zet mijn schouder stevig tegen die van hem. Hij duwt terug terwijl we doorlopen. Bij de bal vechten onze voeten er om. Ik ga nog wat meer tegen hem aan hangen en geef een zetje mee. Hij verliest zijn evenwicht en valt. Ik trap de bal terug naar Mike en steek mijn hand uit om Thomas omhoog te helpen.
‘Watje,’ grijns ik.
‘Homo.’
We lachen. Hij slaat een keer zachtjes tegen mijn rug en we lopen terug. Rogier heeft de bal en trapt hem naar ons toe. Weer hangen we tegen elkaar, schouder aan schouder. Thomas grijpt mijn trui en probeert me van hem af te houden. Hij lacht. Voor ik het weet lig ik op de grond. Hij kijkt een keer grijnzend naar me en loopt terug naar de andere twee. Dit voelt goed zo.

Het wordt nu wel erg donker. Rogier ziet me kijken en kijkt ook een keer omhoog. Hij haalt zijn schouders op. Thomas en Frank gaan lekker los met elkaar om. Mooi zo. Ik heb moeite om van Rogier af te blijven. Niet met Thomas er bij. Hoewel, waarom ook niet? Hij reageerde bij Frank toch ook goed? Maar wat weet hij? Rogier haakt met zijn voet achter die van mij en laat me vallen. Ik kijk hem strijdlustig aan en pak zijn hand die hij uitstrekt voor mij. Ik knijp in zijn hand en trek hem dan ineens naar beneden. Hij valt op me en ik begin met hem te stoeien. Dan laten we elkaar weer los en willen opstaan.
‘Jullie mogen wel zoenen hoor.’
Ik kijk verschrikt omhoog en kijk in het lachende gezicht van Thomas.

Er waait ineens een koude wind en twee tellen later breek de hemel open. Met bakken komt het naar beneden. We rennen weg, terug naar de tent. Rogier en Mike lopen voorop, Thomas en ik volgen. Bij het toiletgebouw trekt hij me aan mijn arm mee.
‘Hier schuilen, anders zijn we helemaal doorweekt,’ zegt hij snel als we er naar toe rennen.
We gaan onder een afdakje op de grond zitten, rug tegen de muur.
‘Wat een kutweer,’ zeg ik kort.
Thomas lacht en kijk een keer opzij.
‘Zie je wel, we hadden toch naar Zuid Frankrijk moeten gaan.’
‘Ga jij effe lekker tussen die bosbranden zitten,’ zeg ik.
‘Dat is ook weer zo,’ zegt hij lachend.
We zitten dicht tegen elkaar, we hebben het koud.
‘Ik heb nog veel aan je liggen denken vannacht,’ zegt hij.
‘Ik ook aan jou.’
‘En? Was het lekker?’ vraagt hij uitdagend.
Ik grinnik.
‘Weet je wat ik me nou afvroeg? Hoe zat het nou met die Irma?’
‘Gewoon,’ zeg ik.
‘Gewoon? En daarna ben je ineens homo?’
‘Weet ik veel,’ zeg ik.
‘Is toch raar?’
‘Kan dat niet dan?’
‘Jawel, maar ik vroeg het me zo af. Hoe ben je er achter gekomen?’
‘Mike had ineens iets met Rogier, en dat zet je aan het denken.’
‘Dus zo lang weet je het nog niet?’
‘Nee. Nooit iets van gemerkt.’
‘Zeg, niet kwaad worden hoor, maar ben jij wel zo?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Omdat Mike het is, wil nog niet zeggen dat jij het bent.’
‘Ik denk van wel.’
Hij kijkt me weer aan. ‘Je “denkt” van wel?’
Hij brengt me weer aan het twijfelen. Hij zegt hetzelfde als Mike en Rogier. Hebben ze dan toch gelijk?
‘Hoe komt het dan dat ik verliefd op je werd?’
‘Dat weet ik ook niet,’ zegt hij met een kleur op zijn gezicht. Het maakt hem breekbaar, dat verlegen gezicht. Ik wil hem kussen. God, wat is hij lief.
‘Typisch,’ zegt hij na een tijdje, ‘dat tweelingen in alles hetzelfde zijn.’
Ik glimlach alleen maar.
‘Als het zo is,’ vervolgt hij.
‘Geloof me.’
‘Hoe weet je het zo zeker? Als je daarvoor niets gemerkt hebt.’
‘Hoe weet jij zo zeker dat je het niet bent,’ kaats ik terug.
‘Omdat ik nog nooit iets voor een jongen gevoeld heb, niet op die manier tenminste.’
Daar heeft hij me klem. Niets tegen in te brengen. Snijdt het nou weer om te horen dat hij echt niet zo is? Ik wou dat het ophield met regenen.

We zijn de tent van Rogier ingevlucht. Mijn trui is nat. Rogier trekt die van hem uit en pakt een andere. Maar niet voor ik mijn hand onder zijn T-shirt heb laten verdwijnen. Hij lacht en rilt een beetje van de kou. Ik trek mijn trui ook uit wat me op twee koude handen op mijn blote buik komt te staan. Hij trek nog een trui uit zijn tas en geeft die aan mij.
‘Hier, trek zo lang maar even aan.’
Ik voel me behaaglijk in zijn trui. Warm worden door een trui van Rogier.
‘Waar zijn Thomas en Frank eigenlijk gebleven?’ vraagt hij dan.
‘Die zijn onderweg onder het afdak bij de toiletten gaan schuilen.’
‘Hadden wij beter ook kunnen doen.’
‘Nee,’ zeg ik en duw hem achterover.
Hij trekt me met zich mee en drukt zijn mond op die van mij. Mijn tong zoekt en vind die van hem snel. We zoenen, de regen klettert op het tentdoek. Steeds zachter. We strelen elkaar.
‘Het is weer droog,’ zegt hij.

‘Het is weer droog,’ zegt Thomas en kijkt schuin naar boven.
‘Gelukkig wel.’
‘Verder lopen of blijven we nog even zitten?’
Ik sta zonder iets te zeggen op. Hij glimlacht en loopt met me mee naar onze tent. Mike en Rogier zijn er niet. Ik rits onze tent open en samen kruipen we er in. Ik pak een droog trainingsjack en trek het aan. In de verte hoor ik Rogier lachen. Even later komt Mike de tent in gekropen en zoekt een andere trui.
‘We gaan poolen,’ zegt hij, ‘gaan jullie mee?’
We knikken en lopen achter hen aan naar de bar.

Laatste avond. Laatste avond met Rogier, laatste avond poolen, laatste avond op het strand. Ik baal, al weet ik dat we elkaar regelmatig zullen zien. Hoe houden we dit verborgen voor onze ouders? Niet waarschijnlijk. Maakt me dat wat uit? Helemaal niet zelfs, ze vonden Rogier toch al een aardige jongen. Kan het net zo goed hun schoonzoon worden. Ik lach in mezelf om die gedachte. We hebben in het restaurant in het dorp gegeten. Gelukkig niet al te uitgebreid. Rogier heeft in de bar net de laatste bal gepot. Frank is stil. Ik zie hem voor zich uit staren terwijl Thomas in zijn buurt blijft en tegen hem praat. Die is uitgelaten. Begrijpelijk, zijn vakantie begint net. Anke zie ik nergens. Mooi zo, als ze maar van hem af blijft. Daar hoeven we ook niet bang voor te zijn, hij heeft gisteren al duidelijk genoeg laten weten wat hij van haar dacht. Ze staan op en gaan met zijn tweeën weg. Ik kan wel raden waar naar toe. Rogier stoot me aan en knikt naar ze. Hij grijnst.
‘Wij ook nog even?’
‘Graag,’ zeg ik.
Buiten de camping pakt hij mijn hand en lopen we samen het strand op. Ik zie Frank zitten, met Thomas. Ze herkennen ons en steken hun hand op.
‘Zoenen!’ hoor ik Thomas lachend roepen.
Naast me schiet Rogier in de lach. We lopen naar ze toe en ploffen bij ze in het zand.
‘Frank heeft jou wel veel verteld,’ grijns ik.
‘Nee, hoor, helemaal zelf bedacht,’ lacht Thomas.
Rogier grinnikt. ‘Helemaal zelf?’ vraagt hij terwijl hij naar Frank kijkt.
‘Hij zou het me niet verteld hebben. Maar toen ik het van hem hoorde begon er ineens een lampje te branden.’
Frank staat op en loopt naar de struiken. ‘Pissen,’ zegt hij droog.
‘Mag ik zeggen dat je er gaaf op hebt gereageerd?’ zeg ik tegen Thomas.
‘Begin jij nou ook al? Frank heeft het ook al tig keer gezegd.’
We lachen.
‘Serieus,’ zeg ik, ‘was echt super.’
‘Ja, laat maar, het is al goed.’
Frank komt terug en we laten het onderwerp rusten.

Ik heb het gezien in de bar en wil nog even het strand op. Gelukkig is het droog, sinds halverwege de middag al. Fris is het nog wel, maar het regent tenminste niet meer. Zwijgend lopen Thomas en ik naast elkaar het zand op.
‘Je bent stil,’ zegt hij als we zijn gaan zitten.
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik wil naar huis.’
‘Daar meen jij helemaal niks van,’ zegt hij uitdagend.
Ik glimlach.
‘Heb ik je aan het denken gezet onder dat afdakje in de regen?’
‘Een beetje.’
‘Dacht ik al.’
‘Ik weet het niet meer, Thomas,’ zeg ik, ‘ik snap er allemaal niets meer van. Waarom zegt iedereen dat ik het in mijn hoofd haal dat ik homo ben, dat ik het niet ben?’
‘Laat het nou maar gewoon rusten. Omdat je het van Mike ontdekt hebt ben je aan alles gaan twijfelen. Moet je niet teveel doen. Hoe heb je het van hem eigenlijk ontdekt? Betrapt ergens?’
‘Ik hoorde ze naast me bezig in de douche, ze dachten dat ze daar alleen waren.’
Thomas lacht en ik lach mee.
‘Nee, echt, Frank, ga naar Irma als je thuis bent.’
‘Moet zij ook willen,’ zeg ik dwars.
Thomas lacht weer een keer. ‘Hou me in ieder geval op de hoogte. Ik wil weten hoe dat afloopt.’
Ik glimlach bevestigend. We zien Mike en Rogier het strand op komen lopen, ik steek mijn hand op.
‘Zoenen!’ roept Thomas.
Ik hoor Rogier lachen. Ze komen er bij zitten. Het is ze wel duidelijk dat Thomas het weet. Het maakt allemaal niet meer uit. Ik kijk nog een keer over het donkere water en zucht. Ik moet pissen. Even later lopen we terug. Morgen vroeg op. De hele zooi moet nog afgebroken worden en we hebben nog een flink stuk te rijden. Mike en Rogier lopen samen in de richting van zijn caravan, Thomas loopt verder met mij mee. Vlak bij mijn tent staan we stil, uit het zicht van mijn ouders.
‘Ik weet niet of ik je morgen nog zie,’ zeg ik.
‘Ik kom morgen wel even langs lopen.’
Ik glimlach.
‘En anders alvast een goede reis,’ lacht hij.
Ik glimlach weer en denk na. Dan pak ik hem ineens vast en sla mijn armen om hem heen. Hij lacht.
‘Wat doe je?’
‘Dank je wel, Thomas.’ Ga ik nou janken?
Hij zegt niets, lacht alleen maar en wrijft over mijn rug. Zo blijven we even staan. Mijn hoofd rust zwaar op zijn schouder. Langzaam laten we elkaar los.
‘Welterusten,’ zegt hij, ‘ik zie je morgen nog wel even.’
Ik knik. Hij strijkt een keer over mijn arm. Ik buig me naar hem toe en geef hem een kus op zijn wang. Dan draai ik om en loop weg.

‘Ik maak het niet te laat,’ zeg ik tegen Rogier in zijn tent, ‘morgen weer vroeg op.’
‘Ik slaap morgen in de auto wel.’
We grinniken en kruipen dicht tegen elkaar aan. Naakt. Zijn handen glijden over mijn rug. We zoenen. Laatste keer, flitst door me heen.

Met gemengde gevoelens zit ik achter in de auto. Naar huis! Thomas is nog even komen kijken en heeft even meegeholpen met de tent af te breken. Gelukkig was het droog. Rogier hebben we maar even gezien, die had het druk genoeg met zijn eigen tent. Thomas heeft mij geholpen, Mike heeft de tent van Rogier mee afgebroken. Onze ouders vonden het allang best. Ik sluit mijn ogen. Wat een vakantie. Zo stormend heb ik het nog nooit meegemaakt. Er is veel veranderd. Met Mike, met mij, tussen ons. Waar ik al een tijdje over na heb zitten denken is dan nu toch echt gebeurd. We doen andere dingen. Geen tweeling als vriendin. Ik ga deze week Irma nog bellen. Morgen al.

Ik ben moe. Weinig slaap. Frank heeft me al een keer spottend aan zitten kijken vanmorgen. Hij snapt wel hoe het komt. Vanavond voor de verandering eens op tijd naar bed. Om te slapen bedoel ik. Dat is echt lang geleden. Vanmorgen heeft Thomas Frank meegeholpen met de tent. Ideaal, kon ik mooi Rogier meehelpen. Daarna zijn we nog even naar het toilet geweest en hebben een tijdje staan zoenen achter het gebouw. Hij is terug gegaan om met de caravan te helpen, ik terug om te helpen met de grote tent van ons. Ik heb gezwaaid toen Rogier wegreed, een uur vroeger dan wij. Die rijden niet zo snel met dat ding achter de auto. Ik heb Thomas een stevige hand gegeven met een knipoog er bij. Dat zei genoeg.
Ik sluit mijn ogen en zucht. Gemengde gevoelens. Ik was graag gebleven, maar aan de andere kant wil ik naar huis. Volgende hoofdstuk, kijken hoe dat gaat werken. Maandag zie ik Rogier weer. Langzaam doezel ik weg. Ik moet in slaap gevallen zijn want ik schrik als Frank mij aanstoot.
‘Rogier,’ zegt hij kort en wijst naar voren.
Schuin voor ons zie ik de achterkant van de caravan van Rogier.
‘Toeteren, pa,’ lach ik.
Mijn vader lacht en drukt op de claxon als we ze bijna inhalen. We zwaaien als we ze voorbij rijden. Rogier zit breed grijnzend achterin terug te zwaaien. Met dikke ogen van de slaap.

Mike ziet er een stuk frisser uit na twee nachten fatsoenlijke slaap. Hij is vrolijk. Ik sta naast hem op het station. Over een paar minuten komt Rogier aan met zijn trein. Ik kan hem nog net even zien voor ik zelf met de trein weg moet naar Irma. Ik heb haar gisteren gebeld, en ze was enthousiast dat ik naar haar toen wilde komen. Ze had me gemist!
‘Daar staan we dan,’ grinnikt Mike. ‘Had Irma niet beter hier naar toe kunnen komen?’
‘Alsof jullie ons er de hele dag er bij willen hebben.’
Hij lacht, we horen op het perron een trein stoppen. We blijven beneden in de hal staan en zien Rogier de trap af komen. Hij loopt grijnzend op ons af en slaat zijn armen om Mike heen.
‘Dag schat,’ zegt hij en laat hem dan los. Hij slaat zijn armen om mij heen en zegt het weer. ‘Dag schat.’
Mike schiet in de lach.
‘Ja, even kijken wie wie is hoor,’ grijnst hij en knipoogt naar Mike.
‘Blij dat je er bent,’ zegt hij.
‘Ik ook,’ zegt Rogier serieus. Dan lacht hij weer. ‘Maar het was goed dat ik je twee dagen niet gezien heb. Man, wat heb ik geslapen, nog een week daar en ik was dood geweest.’
‘Anders ik wel,’ zegt Mike.
‘Wat dacht je,’ zegt Rogier tegen mij, ‘ik ga de vriend van mijn lieve broertje mee ophalen?’
‘Ik pak zo de trein,’ zeg ik grijnzend.
Hij glundert. ‘Irma?’
Ik knik. Hij slaat een keer tegen mijn schouder.
‘Goed zo.’
Ze zwaaien me uit en ik loop de trappen op. Als ik op het perron ben komt de trein net binnen lopen.

Hij is weer bij me. Eindelijk. Ik kan het niet laten de hele tijd naar hem te kijken. We lopen de binnenstad in en zoeken een terrasje. Niet naar huis, nee. Mijn ouders weten niet dat hij hier is. Hij zit grijnzend naast me. Stoelen met de rug tegen de gevel van de kroeg, tafeltje voor ons. Mensen lopen en fietsen voorbij. Zijn voet tegen die van mij. Twee glazen op tafel. We halen herinneringen op van de vakantie. Twee dagen geleden afgelopen, maar al zo ver weg.
‘We hebben hier geen strand of tentje,’ zegt Rogier, ‘maar je hebt er hopelijk wel over nagedacht waar we fatsoenlijk afscheid kunnen nemen als ik weer naar huis ga?’
Ik grijns. Dat heb ik zeker. Dat komt helemaal in orde.

Ik zit in de trein de minuten vooruit te kijken. Straks zie ik haar weer. Alles komt goed. Even denk ik nog aan Thomas en moet glimlachen. Ik ben hem nog steeds dankbaar dat hij zo reageerde, maar nu, een paar dagen later, kan ik me niet voorstellen dat ik verliefd op hem ben geweest. Nou ja, dacht dat ik verliefd op hem was. De trein mindert vaart en ik loop alvast naar de deur. Als ze sissend openspringen loop ik snel het perron op en zoek de uitgang. Daar staat ze. Ze zwaait en lacht. Ik loop snel op haar af en sla meteen mijn armen om haar heen. Ze kust me en we drijven weg in een lange zoen. Dat we vlak bij de trap iedereen in de weg staan interesseert ons geen bal. We houden elkaar vast en kijken nog een keer naar elkaar. Ze is anders. Geen losse kleding zoals op de camping, ze is opgemaakt. Vind ik dat jammer? Op een afstandje staan twee meisjes giechelend te kijken. Ik word voorgesteld aan haar vriendinnen. Heb ik daar zin in? Ik had gehoopt een middag met haar alleen te zijn. Niet dus. Met zijn vieren lopen we het station uit en de binnenstad in. Ik hoop op een terrasje maar bij de eerste de beste kleding winkel lopen we naar binnen.

Rogier is nog helemaal dezelfde. Zijn ogen, zijn lach. Zijn alles. Zijn vingers raken af en toe zachtjes mijn been aan. Af en toe kijken we glunderend naar elkaar. Na twee glazen vertrekken we. We lopen de binnenstad in. Aan de rand is een klein parkje. We kijken elkaar aan en lopen naar het midden. Dicht tegen elkaar zitten we op een bankje en kijken naar de fontein in de vijver. Hij hangt tegen me aan en kust mijn wang. Ik kus terug.
‘Dit heb ik gemist,’ zucht hij.
‘Ik ook,’ kreun ik zachtjes terwijl ik hem weer kus.
‘Morgen is er bij mij niemand thuis.’
Ik kijk hem lachend aan. ‘Dat is mooi.’
‘Hoe laat ben je morgen bij mij?’ grinnikt hij.
‘Zo vroeg mogelijk,’ kus ik.
Na een uur lopen we weer verder. We balen allebei dat we niet meer privacy hebben. Het is druk in de stad. We lopen van CD winkel naar sportzaak. Op onbewaakte ogenblikken raken onze handen elkaar. Steelse blikken heen en weer. Maar verder niets. Het maakt me onrustig. Morgen, morgen halen we alles in wat we nu missen. Ik voel dezelfde onrust bij Rogier. We blijven elkaar aan kijken zonder iets te zeggen. We struinen de hele binnenstad af om even later weer op het terras te gaan zitten. We bestellen er wat te eten bij. We zitten onderuit gezellig te praten, maar de spanning loopt steeds verder op. Ik wil hem vasthouden, dicht tegen me aan. Nu.

Af en toe lijkt het of ik er maar half bij hang. De meiden hebben een vol programma vandaag en ik mag mee. Na kledingzaak nummer zes heb ik het ver gehad. Irma heeft mijn hand vast en ik knijp er een keer in. Ze kijkt glimlachend naar me en geeft me een kus.
‘Ik ben blij dat je er weer bent,’ zegt ze, ‘ik heb je echt gemist.’
‘Ik jou ook,’ zeg ik.
Ze kust me weer en samen lopen we door.
‘Ik lust zo wel wat te eten,’ zeg ik.
‘Zoeken we zo een terrasje,’ zegt ze en geeft me weer een kus. ‘Maar eerst nog even deze winkel in.’
We volgen haar vriendinnen die de zoveelste kledingwinkel in gelopen zijn. Met zijn drieën trekken ze van alles uit de rekken, Irma vraagt mij af en toe wat ik van een broek of een shirt vind. Ze houdt er twee voor zich en kijkt me vragend aan.
‘Welke vind jij leuker?’
‘De linker,’ lach ik gespeeld.
‘Vind ik ook,’ zegt ze glunderend.
Gekocht wordt er niets.
Een half uur laten zitten we op een terras en leef ik me uit op de twee worstenbroodjes die ik besteld heb. Haar vriendinnen kakelen de hele tijd door. Eén van de twee heeft een vriendje maar die vindt dat winkelen maar niets. Van binnen lach ik, hij heeft groot gelijk. De ander is net weer vrijgezel en baalt daar van. Als ze er achter komen dat ik nog een tweelingbroer heb zijn ze niet meer te houden. Ik móet hem de volgende keer meenemen. Irma kijkt me een keer grijnzend aan.
‘Kan ik wel doen,’ zeg ik droog, ‘maar hij is homo.’
Stilte. Dan schieten ze in de lach. Maken er grapjes om. Dat snijdt van binnen. Alsof ze mij uit zitten te lachen. Irma kijkt me verbaasd aan met een blik die verraadt dat ze het niet leuk vindt dat ik dat vertel. Dat is voor mij de druppel. Over een uur gaat mijn trein. Enkele reis.

We slenteren naar het station. Het is voor hem tijd om te gaan. Ik loop met hem het perron op. We zijn vroeg, zijn trein komt pas over twintig minuten. Helmaal mijn plan. Ik neem hem mee naar het eind van het perron en duw hem met zijn rug tegen een pilaar waar de overkapping op rust. Niemand die ons nu ziet, het is rustig. Ik leun tegen hem aan en kus hem. Zijn tong vindt die van mij en we zoenen, heftig. Ik druk mijn kruis tegen die van hem. Hard, net als die van mij. Ik knijp in zijn billen, hij lacht en duwt zijn kruis nog strakker tegen die van mij. Met korte bewegingen wrijven ze tegen elkaar. Door de spanning begint alles te tintelen. In de verte horen we de trein aan komen. We gaan gewoon door. Net voor hij me loslaat kom ik klaar. Hij kreunt zachtjes met me mee. Kwam hij nou ook? Een laatste kus, dan lopen we naar de deur van de trein. Hij blijft in de opening staan.
‘Ik zie je morgen, 10 uur. Ik kom je wel halen van het station.’
De deuren gaan dicht.
‘Is goed,’ zeg ik nog snel.
Als de trein in beweging komt kus ik de lucht naar hem. Hij zwaait en kus terug. Dan is hij weg. Als op luchtkussentjes loop ik de trap af en naar de uitgang. Ik zoek mijn fiets en rij vrolijk naar huis. Alles gaat gewoon verder hier.

Haar vriendinnen lopen mee naar het station. Kunnen ze ons niet even alleen laten? Ze blijven gelukkig voor het station staan wachten terwijl Irma en ik naar binnen lopen. Op het perron zoenen we. Lang. Mijn hoofd zit vol schuldgevoel. Ik heb hier helemaal geen zin in.
‘Wanneer kom je weer?’ vraagt ze.
‘Weet ik niet,’ zeg ik eerlijk. ‘Of kom je een keer naar mij?’
‘Ook leuk. Kan ik een keer kijken wat voor leuke winkels ze bij jullie hebben.’
‘Precies,’ zeg ik.
‘Waarom vertelde je net dat Mike homo is?’
‘Omdat hij dat ook is misschien?’ Ik zeg het spottend.
‘Je overviel ze er wel mee geloof ik. Daar krijg ik straks nog een hoop vragen over.’
‘Nou en? Kun je toch wel uitleggen?’
‘Jawel….’
‘En op vakantie was je er zo relaxed over. Wat is nu dan het probleem?’
‘Niks,’ zegt ze ontwijkend.
‘Dat bedoel ik maar,’ zeg ik pissig.
‘Ik bel je deze week om af te spreken wanneer ik naar je toe kom,’ zegt ze dan.
‘Zeg maar wanneer, zo lang ik nog vakantie heb kan ik alle dagen.’
‘Ik moet nog even kijken,’ zegt ze, ‘morgen ga ik met mijn vriendinnen de hele dag op stap en overmorgen moet ik nog even over nadenken.’
‘Zie maar.’
‘Ik moet even met hen overleggen of ze dan ook tijd hebben. Ze kunnen toch wel meekomen?’
Ik kijk haar een beetje verschrikt aan. Dat moet voor haar duidelijk zijn.
‘Of ik kom alleen,’ zegt ze er snel achteraan.
‘Lijkt me leuker,’ zeg ik.
Mijn trein komt er aan. We zoenen weer, haar handen op mijn heupen. Ik streel door haar haren en kus haar weer. Ik krijg een hekel aan mezelf. Geen ballen om er nu meteen een punt achter te zetten. Hoewel…
Alles gaat nu heel snel. Ik geef haar nog een kus en kijk haar aan.
‘Denk jij dat dit goed blijft gaan?’ vraag ik ineens.
‘Weet ik niet,’ zegt ze. ‘Je vond er niet veel aan he, aan vandaag?’
‘Niet echt,’ zeg ik.
‘Volgens mij moeten we heel eerlijk zijn tegen elkaar. Ik denk ook dat ik je te weinig kan zien.’
Ik sta al in de deur van de trein. ‘We bellen wel.’
Snel geeft ze me nog een kus. ‘In ieder geval contact houden,’ zegt ze.
Dan klikt het bij mij. Ze heeft er net zoals ik geen zin in. Dat had ze al niet toen ik kwam. Dat had ze al toen ze in Normandië weg ging. Ze snapte al lang dat ik niet pas in haar wereldje van vriendinnen en winkelen. De deuren gaan dicht en we steken een hand op naar elkaar. Dan rij ik weg, zij niet meer dan een kleiner wordend stipje op het perron. Dat is waarschijnlijk de laatste keer dat ik haar zie. Ik loop de coupe binnen en plof op de bank neer. Ik staar naar buiten en zucht. Toch doet het zeer. Maar aan de andere kant ben ik ook wel opgelucht. Hier zou ik anders helemaal gek van worden. Hoe snel kan het gaan. Mijn eerste echt vriendin. De trein rijdt me steeds verder bij haar vandaan. Over. Weg.

Frank is er nog niet als ik thuis kom. Ik ben benieuwd hoe het gegaan is vandaag met hem. Bovendien wil ik mijn verhaal kwijt. Het voelt alsof ik de hele wereld aan kan. Samen met Rogier. Ik kijk nu al uit naar morgen, ik wil hem de hele dag tegen me aan hebben, samen met hem in huis. Hoe lang kunnen we dit verborgen houden voor onze ouders? Het maakt me niet uit. Al komen ze er vandaag nog achter. Het voelt goed, compleet. Ik ben waar ik wil zijn. Ik loop naar mijn kamer en ga op bed liggen. Met mijn handen achter mijn hoofd staar ik naar het plafond en zie Rogier. Ik hoor beneden een deur open en dicht gaan. Zijn voetstappen lopen de trap op en gaan naar zijn kamer. Meteen sluit zijn deur. Ik ga zitten en luister. Ik hoor niets. Er bekruipt me een raar gevoel. Dan gaat zijn deur open en hoor ik hem naar mijn kamer komen. Ik ga snel weer op mijn rug liggen. Meteen daarna gaat mijn deur open.
‘Hey,’ zegt hij kort.
‘Hey,’ zeg ik vrolijk terug.
‘Hoe was jouw dag?’
‘Gaaf. Op het terras gezeten, wat rondgelopen, morgen ga ik naar hem toe, zijn ouders zijn niet thuis morgen.’
Hij glimlacht. ‘Ik wil niet weten wat jullie gaan doen.’
‘En? Hoe ging het bij jou vandaag?’
Hij laat zich in mijn stoel vallen en zucht.
‘Nou?’ vraag ik terwijl ik al weet dat het niet veel goeds is.
‘Ik kan geen kledingwinkel meer zien,’ grijnst hij.
Ik schiet in de lach. ‘Zo erg?’
‘Man, hou op. Ze kwam me afhalen van het station met twee vriendinnen en daarmee heb ik de hele middag kledingwinkel in en uit gelopen. Ik werd er gek van.’
‘Geen moment voor jullie alleen?’
‘Nauwelijks. Toen ik naar huis ging bleven die andere twee voor het station staan. Dus dat waren toch zeker 10 minuten alleen met haar.’
Ik kijk hem lachend aan.
‘Volgens mij zie ik die nooit meer. Ik stelde nog voor dat ze een keer deze kant op zou komen maar dat moest ze eerst met haar vriendinnen overleggen, of ze ook wel konden die dag. Ongelooflijk.’
‘Da’s wel heel erg.’
‘En ze had zich opgemaakt, wil je niet weten.’
‘Irma? Leek me nou niet het type voor.’
‘Op vakantie niet nee, maar zo dus wel blijkbaar. Het viel me flink tegen,’ zegt hij en staart naar het plafond. ‘Shoppen, shoppen, shoppen,’ lacht hij terwijl hij nog steeds naar het plafond blijft kijken en zijn hoofd schudt. ‘Mij niet gezien.’
‘Daar heb ik met jongens gelukkig geen last van,’ lach ik.
‘Je zult de goede wel getroffen hebben,’ grijnst hij.
Hij staat weer op en loopt mijn kamer uit. Bij de deur draait hij zich nog een keer om.
‘Doe hem zeker de groeten van mij als je hem morgen weer ziet.’

Leuk voor hem. Echt waar. Op zich heeft hij wel gelijk, met een jongen loop je wat minder winkelrisico. Zou ik dan toch beter met een jongen..? Ik heb hem maar niet verteld van de vragen die mijn opmerking over hem als homo opriepen. Daar maak ik me nog steeds het kwaadste om. Schijnheilig gedoe. Ik voel me persoonlijk aangevallen. Ze zakken er maar in. Al heb ik na vandaag absoluut geen idee wat ik nou moet doen. Baal ik er eigenlijk wel van dat ik Irma nooit meer ga zien? Tuurlijk wel. Alleen heb ik er zo geen zin in. Omdat ze zo blijkt te zijn als vandaag of omdat het een meisje is? Ik wou dat Thomas hier was.
© 2005 Oliver Kjelsson